4-355/3 | 4-355/3 |
25 APRIL 2008
De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 20 februari 2008 door de Voorzitter van de Senaat verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen verlengd van een maand (1) , van advies te dienen over een voorstel van wet « tot wijziging van artikel 727 van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot de onwaardigheid om te erven » (St. Parl., Senaat, zitting 2007-2008, nr. 4-355/1), heeft het volgende advies gegeven :
Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Artikel 2 van het voorstel en amendement nr. 1
In verband met punt 2 wordt verwezen naar de opmerkingen 2 en 3, gemaakt onder artikel 7 in advies 44.162/2, heden verstrekt door de afdeling wetgeving van de Raad van State.
Amendement nr. 2
Er behoort te worden verwezen naar artikel 727, 3º, niet naar artikel 727, 1º.
Amendement nr. 3
Er wordt verwezen naar algemene opmerking nr. 2 in advies 44.162/2, heden verstrekt door de afdeling wetgeving van de Raad van State.
De kamer was samengesteld uit
De heer Y. Kreins, kamervoorzitter,
De heer P. Vandernoot en mevrouw M. Baguet, staatsraden,
De heren H. Bosly en G. de Leval, assessoren van de afdeling wetgeving,
Mevrouw B. Vigneron, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer A. Lefebvre, auditeur.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Vandernoot.
De griffier, | De voorzitter, |
B. VIGNERON. | Y. KREINS. |
(1) Bij brief van Voorzitter.