4-20 | 4-20 |
Mevrouw Els Schelfhout (CD&V-N-VA). - Sinds 1998 kostte het conflict tussen verschillende gewapende groepen in de Democratische Republiek Congo (DRC) aan miljoenen mensen het leven. Het dagelijks leven werd voor heel veel Congolezen onhoudbaar: mensen zijn op de vlucht, leven in wanhoop en onzekerheid. Ondanks een overeenkomst tussen de strijdende partijen in 2003, de oprichting van een overgangsregering en de inauguratie van Joseph Kabila anno 2006, blijft het geweld voortduren. Vooral het oosten en het noordoosten van Congo heeft het hard te verduren. President Kabila slaagde er de voorbije jaren niet in de stabiliteit in die gebieden te herstellen. Tijdens de vredesconferentie in Goma van januari 2008, moest hij slikken dat de VN-troepenmacht MONUC de bufferzones overnam in Noord-Kivu, waar de rebellen moeten worden ontwapend.
Moorden, verkrachtingen en andere vormen van geweldpleging zijn vandaag nog steeds schering en inslag. Vooral vrouwen zijn slachtoffer. Seksueel geweld werd een oorlogswapen.
Mensenrechten zijn universeel en ondeelbaar. Mensenrechten zijn altijd, overal en voor iedereen geldig.
Maar in sommige delen van Congo heerst een situatie van totale straffeloosheid. De schaal waarop en de wreedheid waarmee verkrachtingen en seksuele geweldplegingen in Oost-Congo gebeuren, zijn ongezien. Zowel milities, gewapende groeperingen, het regeringsleger als de politie maken zich permanent schuldig aan wreedheden. De reactie van de internationale gemeenschap blijft beperkt en is weinig doeltreffend, ondanks de aanwezigheid van de MONUC-troepen.
Het voorstel van resolutie betreffende verkrachtingen en seksuele geweldplegingen tegen vrouwen in het oosten van de Democratische Republiek Congo van de senatoren Smet en de Bethune waarover vandaag in de plenaire vergadering wordt gestemd, is een stap in de goede richting. Nu moeten ook concrete daden volgen.
Ondertussen blijft de Dienst Vreemdelingenzaken Congolezen uitwijzen. Momenteel bevinden zich naar schatting 3.000 à 7.000 vluchtelingen en asielzoekers uit de DRC op het Belgische grondgebied.
Vorig jaar waren er volgens onze bronnen 716 asielaanvragen uit de DRC. Dat is bij benadering 6,4% van het totale aantal aanvragen van vorig kalenderjaar.
In 2007 werden 70 asielzoekers uit de DRC gerepatrieerd, 107 werden erkend.
In januari 2008 werden een twintigtal beslissingen van vrijheidsberoving van Congolese asielzoekers genomen. Momenteel zouden er in de gesloten asielcentra een veertigtal Congolese asielzoekers wachten op een verdict.
Het merendeel van de asielzoekers uit de DRC beweegt zich illegaal op Belgische bodem. Die mensen hebben geen werk, geen inkomen, geen steun. Hun leven speelt zich af in de illegaliteit en de anonimiteit.
Kan de minister bovengenoemde gegevens bevestigen?
Kan hij ons ook iets zeggen over de toestand in de regio van de Congolezen die worden uitgewezen?
Is de minister bereid een moratorium in te stellen op de uitwijzing van vluchtelingen en asielzoekers uit probleemgebieden in de DRC en tevens werk te maken van de regularisatie van mensen zonder papieren die afkomstig zijn uit de probleemgebieden in de DRC, gelet op de uitzichtloze situatie die al jaren aansleept?
De heer Patrick Dewael, minister van Binnenlandse Zaken. - De aangehaalde cijfers zijn correct. De situatie in het oosten van de Democratische Republiek Congo is hartverscheurend. De mensonterende toestanden verdienen onze volledige en toegewijde aandacht.
In België zijn er echter heel weinig asielzoekers uit die streek. Het overgrote deel van de Congolezen die in België asiel aanvragen, behoren tot etnische groepen afkomstig uit het westen en uit Kinshasa. Zij worden meestal gedreven door economische motieven. In dat deel van Congo is de situatie overigens stabiel.
Een moratorium op de verwijderingen instellen is geen optie. Dat brengt niet alleen de rechtszekerheid in het gedrang, maar zou ook onrechtvaardig zijn ten aanzien van diegenen die wel de verwijderingsbeslissingen hebben nageleefd. Bovendien hebben mijn diensten enorme inspanningen geleverd met betrekking tot de Congolese migratie. Er werd niet alleen preventief gewerkt, bijvoorbeeld in bewustmakingscampagnes ter plaatse, maar ook organisatorisch, bijvoorbeeld in de opleiding van de Congolese grenspolitie. De Dienst Vreemdelingenzaken heeft bijgevolg goede contacten met de Congolese immigratiediensten opgebouwd. Een immigratieambtenaar is geregeld ter plaatse om de situatie te evalueren.
Regularisatieaanvragen worden steeds geval per geval behandeld. De enkele vluchtelingen die uit het oosten van de DR Congo afkomstig zijn, worden meestal erkend als vluchteling of voldoen aan de regularisatiecriteria.
Mevrouw Els Schelfhout (CD&V-N-VA). - Ik stel de inspanningen van de diensten van de minister bijzonder op prijs.
Ik wil er wel op wijzen dat de situatie verschrikkelijk is in vooral het oosten en het noordoosten van Congo maar dat er grote problemen zijn in heel Congo. De vier tot vijf miljoen vluchtelingen zitten niet alleen in het oosten en het noordoosten van het land.
Dat asielzoekers vooral gedreven worden door economische motieven, strookt niet met mijn ervaringen. Ik heb de jongste maanden met veel Congolezen gesproken die asiel aanvragen om politieke en humanitaire redenen en niet zozeer om economische motieven.
De heer Patrick Dewael, minister van Binnenlandse Zaken. - Iemand die asiel aanvraagt en zich aldus beroept op de conventie van Genève, roept uiteraard geen economische motieven in. Uit het onderzoek blijkt evenwel dat het wel degelijk om economische redenen gaat. Maar ik herhaal dat het aantal aanvragen uit het oosten van Congo al bij al heel beperkt blijft.