4-652/1 | 4-652/1 |
18 MAART 2008
De recente hervorming van het Gerechtelijk Wetboek, die is goedgekeurd teneinde de gerechtelijke achterstand weg te werken (1) , bevat bepalingen die bedoeld zijn om de behandeling van rechtszaken te vereenvoudigen en te versnellen.
In dat opzicht kan men bijvoorbeeld de bepaling aanstippen waarin wordt vermeld dat de rechters moeten verantwoorden waarom bepaalde beslissingen niet kunnen worden uitgesproken binnen de wettelijke termijn van een maand.
Hoewel de algemene opzet van de wet lovenswaardig is, moeten bepaalde tekortkomingen, die vaak door de praktijk aan het licht komen, worden gecorrigeerd.
De wet van 26 april 2007 strekte er immers onder andere toe de regels met betrekking tot de uitspraak van de vonnissen te versoepelen. Zo schrijft het door deze wet ingevoegde nieuwe artikel 782bis van het Ger. W. voor dat in geval van afwezigheid van de zittende magistraten en/of van het openbaar ministerie tijdens de uitspraak van het vonnis de beslissing kan worden uitgesproken door de voorzitter van de kamer die ze heeft gewezen.
Indien alle magistraten verhinderd zijn, kan de voorzitter van het gerecht een andere rechter aanwijzen om de kamervoorzitter op het ogenblik van de uitspraak te vervangen.
Het probleem is echter dat deze tekst strafzaken uit zijn werkingssfeer uitsluit, terwijl heel wat strafdossiers worden behandeld door collegiale kamers, ten minste in beroep.
Deze situatie is duidelijk contraproductief, aangezien beslissingen die opgesteld zijn en klaar zijn om te worden uitgesproken, niet kunnen worden gewezen door de afwezigheid van een van de magistraten die geldig heeft deelgenomen aan het beraad en de besluitvorming en die gewoon voor de uitspraak van de beslissing afwezig is. Dit kan aanzienlijke frustratie oproepen zowel bij de gedetineerden die onnodig worden overgebracht van de gevangenis naar het gerechtsgebouw als bij de slachtoffers die ongeduldig wachten op het einde van hun « lijdensweg ».
Wat bovendien de noodzakelijke aanwezigheid van het openbaar ministerie bij de uitspraak van de beslissingen betreft (2) , krachtens het beginsel van de ondeelbaarheid van het openbaar ministerie, lijkt er geen probleem te rijzen indien de parketmagistraat die geldig heeft deelgenomen aan het beraad, maar niet kan deelnemen aan de uitspraak, eveneens wordt vervangen in dit stadium.
Bovendien zorgt deze gang van zaken ongetwijfeld voor meer gerechtelijke achterstand, terwijl men deze tegenwoordig net met alle middelen tracht weg te werken. Dit voorstel wil deze situatie dan ook rechtzetten.
Het nieuwe artikel 782bis, ingevoerd bij de wet van 26 april 2007, maakt het mogelijk enerzijds dat vonnissen of arresten worden uitgesproken door de voorzitter van de kamer die ze heeft gewezen, zelfs indien de andere rechters afwezig zijn, en anderzijds dat in geval van afwezigheid van de voorzitter zelf de voorzitter van het gerecht een andere rechter aanwijst om de beslissing uit te spreken, behalve in straf- en tuchtzaken.
Op grond van de hierboven uiteengezette toelichting lijkt het noodzakelijk om strafzaken niet langer uit te sluiten.
Marie-Hélène CROMBÉ-BERTON. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 782bis, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 26 april 2007, worden de woorden « Behalve voor straf- en tuchtzaken » vervangen door de woorden « Behalve voor tuchtzaken ».
22 februari 2008.
Marie-Hélène CROMBÉ-BERTON. |
(1) Wet van 26 april 2007, Belgisch Staatsblad van 12 juni 2007.
(2) Advies over het voorontwerp van wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het bestrijden van de gerechtelijke achterstand, goedgekeurd door de algemene vergadering van de HRJ op 27 september 2006.