4-16 | 4-16 |
De heer Tony Van Parys (CD&V-N-VA), rapporteur. - Het voorstel kadert in de strijd tegen de corruptie en heeft tot doel alle vormen ervan te bestrijden. Hierbij wordt ook artikel 12 van het (Europees) Verdrag van Europa van 27 januari 1999 inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie in Belgische wetgeving omgezet.
Het voorstel strekt ertoe in het Strafwetboek een nieuw artikel 317 in te voeren dat het ongeoorloofd gebruik van invloed door een privépersoon om een beslissing of het stilzitten van de overheid te bekomen, bestraft. Dit is dus een aanvulling op de bepalingen van artikel 246 van het Strafwetboek, dat alleen betrekking heeft op personen die een openbaar ambt uitoefenen.
Tijdens de bespreking in de commissie heeft de regering een amendement ingediend dat later nog werd verfijnd door een amendement van collega Delpérée.
Het oorspronkelijk voorstel van senator Delpérée was aanvankelijk slechts op de passieve ongeoorloofde beïnvloeding gericht, maar nu komt ook de actieve ongeoorloofde beïnvloeding in aanmerking voor een straf. Voor alle duidelijkheid: de passieve ongeoorloofde beïnvloeding slaat op de persoon die de invloed uitoefent, en de actieve ongeoorloofde beïnvloeding slaat op de persoon die iemand voorstelt zijn invloed uit te oefenen. Dat onderscheid wordt ook gemaakt in artikel 246 van het Strafwetboek ten aanzien van de ambtenaren die zich laten omkopen of worden omgekocht.
Om ongeoorloofd te zijn moet een aanbod, een belofte of een onverschuldigd voordeel worden voorgesteld of aangenomen. Het is niet noodzakelijk dat het resultaat dat men wil bereiken op zich ongeoorloofd of onwettig is, het slaat op de manier waarop de invloed wordt aangewend.
Na een interessante bespreking in de commissie voor de Justitie werd het amendement van de regering, verfijnd door het amendement van collega Delpérée, aangenomen met 8 stemmen voor bij 1 onthouding. Het voorstel in zijn geheel werd aangenomen met 8 stemmen voor bij 1 onthouding.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). - Tijdens de stemming in de commissie heb ik mij onthouden. Ik wil nu verduidelijken waarom ik mij toen onthouden heb en waarom onze fractie het wetsvoorstel nu toch zal steunen.
Het is evident dat we moeten pogen om corruptieve invloeden zoveel mogelijk te bestrijden. Omkoping en corruptie kunnen in onze maatschappij niet geduld worden en het opzet van dit wetsvoorstel draagt mijn goedkeuring weg.
Ik vroeg mij evenwel af of dit via de strafwet moet gebeuren. De woorden `ongeoorloofde beïnvloeding' vind ik ook niet voldoende duidelijk. Wat is juist ongeoorloofd? In de commissie werd geoordeeld dat een doos pralines wel geoorloofd kan zijn en een stembelofte ook nog, maar wat zijn dan de andere zaken die niet door de beugel kunnen? Als het over strafbepalingen gaat, vind ik het toch zeer belangrijk dat duidelijk is wat al dan niet strafbaar is. Het voorstel laat dat over aan de hoven en de rechtbanken, maar ik denk dat de wetgever zelf duidelijke criteria moet bepalen, die ik echter niet terugvind in het wetsvoorstel. We mogen niet vergeten dat het over een beperking van de vrijheid van individuele personen gaat.
Bovendien gaat het hier niet om het strafbaar stellen van beïnvloeding. Vele personen en groepen, waaronder journalisten, politici en vakbonden, pogen anderen te beïnvloeden. Het gaat hier om ongeoorloofde beïnvloeding die in een context van omkoping is gesteld.
Het is ook mogelijk via ongeoorloofde beïnvloeding een geoorloofd doel wordt nagestreefd. Ik begrijp niet waarom het nastreven van een geoorloofd doel strafbaar zou moeten zijn. Ik denk dat ook op dit punt specifiekere definities moeten worden gehanteerd in dit wetsvoorstel.
Collega Coveliers heeft in de commissie erop gewezen dat het in het strafrecht vooral gaat om het misdadig opzet. Daarover is zeer weinig terug te vinden in het wetsvoorstel. Om misdadig opzet te kunnen bewijzen moet er een definitie zijn van de onrechtmatige handeling, en die ontbreekt. Wil men dat overlaten aan de strafrechter? Daar heb ik toch grote vragen bij. Een individuele persoon heeft zich niet te houden aan enige deontologische code. Iedere persoon is vrij en enkel de strafwet kan een vrijheidsbeperking van personen inhouden. Daarom is het belangrijk om het begrip `ongeoorloofde beïnvloeding' te preciseren.
Dat is de voornaamste reden waarom ik niet erg gelukkig ben met dit soort van wetgeving. Het nagestreefde doel is goed, maar de wetgeving is slecht. In de commissie heb ik de minister bovendien horen bevestigen dat hij `zich ervan bewust is dat men zich ergens op glad ijs begeeft, zeker wat betreft de toepasbaarheid van de voorgestelde regeling'. Daar heb ik toch wel vragen bij.
Na rijp beraad heeft onze fractie uiteindelijk beslist om het wetsvoorstel toch te steunen, ondanks de discussie die daaraan vooraf is gegaan.
-De algemene bespreking is gesloten.