4-560/1 | 4-560/1 |
13 FEBRUARI 2008
Dit voorstel wil de procedures die betrekking hebben op « familiezaken » ontoegankelijk maken voor het publiek.
Door de niet-openbaarheid van de debatten over geschillen met betrekking tot het hoederecht over de kinderen, het onderhoudsgeld, ... kan men de persoonlijke levenssfeer van de betrokken kinderen en de partijen beschermen. Zo kunnen ouders en getuigen zich tevens openlijk uitspreken over zeer persoonlijke aangelegenheden zonder te moeten vrezen voor nieuwsgierigheid of commentaar van het publiek.
De wetgever heeft dit goed begrepen aangezien de procedure voor de toepassing van de artikelen 221 en 223 van het Burgerlijk Wetboek — de voorlopige scheiding van echtgenoten — voor de vrederechter in raadkamer verloopt (art. 1253quater van het Gerechtelijk Wetboek).
Ook vinden sinds de nieuwe wet van 27 april 2007 tot hervorming van de echtscheiding de zittingen ter zake in raadkamer plaats (artikel 1255 van het Gerechtelijk Wetboek).
Via deze recente wijziging wou de wetgever garanderen dat de persoonlijke levenssfeer van de partijen werd geëerbiedigd en dat ze zich vrij konden uitspreken over hun geschillen van persoonlijke aard.
Bijgevolg lijkt het essentieel om te streven naar uniformisering en alle procedures die betrekking hebben op het persoonlijke leven, te weten die welke handelen over familiebetrekkingen in de ruime zin, niet toegankelijk te maken voor derden. Om deze uniformisering leesbaar te maken, moet er één artikel in het Gerechtelijk Wetboek worden opgenomen.
De bedoelde aangelegenheden zijn :
— adoptie (hoofdstuk VIIIbis van boek IV van het Gerechtelijk Wetboek);
— voogdij over minderjarigen (hoofdstuk IX van boek IV van het Gerechtelijk Wetboek);
— onbekwaamverklaring (hoofdstuk X van boek IV van het Gerechtelijk Wetboek);
— vorderingen van echtgenoten betreffende hun wederzijdse rechten en verplichtingen en hun huwelijksvermogensstelsel (hoofdstuk Xbis van boek IV van het Gerechtelijk Wetboek);
— echtscheiding, scheiding van tafel en bed en scheiding van goederen (hoofdstuk XI van boek IV van het Gerechtelijk Wetboek);
— veranderlijkheid van huwelijksvoorwaarden (hoofdstuk XIbis van boek IV van het Gerechtelijk Wetboek);
— uitkeringen tot levensonderhoud (hoofdstuk XII van boek IV van het Gerechtelijk Wetboek);
— verzoeken betreffende de bescherming van het grensoverschrijdend hoederecht en bezoekrecht (hoofdstuk XIIbis van boek IV van het Gerechtelijk Wetboek).
Het onderhavige voorstel moet tevens betrekking hebben op de burgerlijke zittingen voor de jeugdrechtbank inzake het hoederecht over kinderen van ongehuwde koppels.
Gelet op artikel 6, § 1, van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens, waarin wordt bepaald dat eenieder recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, dient de magistraat bovendien over de mogelijkheid te beschikken om de debatten in openbare zitting te houden. De openbare zitting vormt in deze aangelegenheden de uitzondering.
Via deze uitzondering kan men de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens naleven, dat in de zaak B. en P. vs. het Verenigd Koninkrijk van oordeel was dat het principe om familiezaken te onderzoeken in niet-openbare zittingen in overeenstemming was met artikel 6, § 1, van het Verdrag, gelet op het feit dat de Engelse rechtbanken over de discretionaire bevoegdheid beschikken om procedures die vallen onder de wet betreffende de kinderen in het openbaar te voeren wanneer zij van mening zijn dat de zaak door de bijzonderheden ervan een dergelijke openbaarheid vergt, en op het feit dat de rechter, wanneer hij hierom wordt verzocht, verplicht is te onderzoeken of hij zijn bevoegdheid ter zake dient uit te oefenen.
Artikel 2
De huidige tekst van het artikel 757 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : « Behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen, zijn de pleidooien, de verslagen en de vonnissen openbaar. ».
Hoewel het beginsel van zittingen in raadkamer is opgenomen in de artikelen van het Gerechtelijk Wetboek inzake voorlopige scheiding tussen echtgenoten (artikel 1253quater) en echtscheiding (artikel 1255), moet de wetgeving via één artikel in het Gerechtelijk Wetboek worden gelijkgeschakeld.
De hoofdstukken VIIIbis, IX, X, XI, XIbis, XII en XIIbis van het Gerechtelijk Wetboek hebben respectievelijk betrekking op de verschillende procedures inzake adoptie, voogdij over minderjarigen, onbekwaamverklaring, echtscheiding, veranderlijkheid van huwelijksvoorwaarden, uitkeringen tot levensonderhoud en verzoeken betreffende de bescherming van het grensoverschrijdend hoederecht en bezoekrecht.
De procedures bedoeld in hoofdstuk II van titel II van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming moeten daaraan worden toegevoegd.
De openbare zitting zou hierbij de uitzondering vormen.
Philippe MAHOUX. Christophe COLLIGNON. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In het vierde deel, boek II, titel II, hoofdstuk II, afdeling 6, van het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 757bis ingevoegd, luidende :
« Art. 757bis. — In afwijking van artikel 757 verlopen de procedures bedoeld in de hoofdstukken VIIIbis, IX, X, Xbis, XI, XIbis, XII en XIIbis van boek IV van het vierde deel van dit Wetboek alsook de procedures bedoeld in hoofdstuk II van titel II van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, in raadkamer.
De rechter kan evenwel ambtshalve of op verzoek van een partij bij een bijzonder gemotiveerde beslissing bevelen dat de debatten in openbare zitting worden gevoerd.
De vonnissen worden in elk geval in openbare zitting uitgesproken. »
Art. 3
Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
24 januari 2008.
Philippe MAHOUX. Christophe COLLIGNON. |