4-561/1 | 4-561/1 |
13 FEBRUARI 2008
Sinds de presidentsverkiezingen van 27 december 2007 en vooral na de aankondiging van de verkiezingsuitslag (op 30 december 2007), is de Republiek Kenia terechtgekomen in een spiraal van etnisch geweld. Volgens humanitaire bronnen zijn er 700 doden gevallen en zouden er 250 000 personen ontheemd zijn sedert het begin van deze crisis.
Volgens internationale waarnemers verliepen de presidentsverkiezingen van december 2007 niet helemaal volgens de regels. Ook is er druk uitgeoefend op de Keniaanse verkiezingscommissie, om de overwinning van de aftredende president Mwai Kibaki (Parti de l'unité nationale — PNU) voorbarig aan te kondigen.
Als reactie op die resultaten, die de nederlaag bevestigden van Raila Odinga, leider van de oppositie en van de Mouvement démocratique orange (ODM), braken er in heel Kenia volksopstanden uit die de etnische afkomst van de twee politieke tegenstrevers benadrukten. Er is geweld gemeld, zowel door de nationale als door de internationale media en er wordt gevreesd dat dit de weg vrijmaakt voor de langdurige en nog wreedaardiger gewelddaden van een mogelijke burgeroorlog.
De nieuwe machtsverhouding die momenteel ontstaat tussen de verschillende politieke actoren lijkt de etnisch-sociale situatie niet te kunnen kalmeren. De samengevoegde uitslagen van de parlementsverkiezingen straffen overigens de vorige leiders af en geven de tegenstrijdige gevoelens aan van een werkloze bevolking (ongeveer 60 % van de beroepsbevolking) die geen vooruitzichten heeft en geconfronteerd wordt met een leidende elite zonder realiteitsbesef die moreel corrupt is.
Het hele verkiezingsgebeuren heeft dus een etnische breuklijn blootgelegd waarvan de Kenianen al lang wisten dat die ernstig was. Sedert een aantal maanden werden er oproepen gelanceerd om met de 47 minderheidsetnieën (waaronder de Luos, de bevolkingsgroep waartoe de kandidaat van de oppositie behoort), een alliantie te vormen tegen de Kikuyu-groep (die 22 % van de bevolking uitmaakt en waartoe de aftredende president behoort). Deze laatste groep is het mikpunt van de meest uiteenlopende verwijten, omdat hij zowel het politieke als het zakenleven domineert. Het Keniaanse probleem terugvoeren tot een zuiver etnische kwestie zou evenwel een grote vergissing zijn en zou erop neerkomen dat men vergeet dat de crisis vooral voortkomt uit een gevoel van onbehagen dat door de lofzangers van de « stabiliteit » was onderschat : de echte oorzaak van het geweld, dat al jarenlang dreigde los te barsten, is de frustratie van een bevolking die, ongeacht haar etnische afkomst, een steeds grotere afgrond zag ontstaan tussen de politieke elite en het gewone volk dat gebukt ging onder de ellende en geen toegang kreeg tot de vruchten van de economische groei (6 tot 7 % sedert 2002).
De economische gevolgen van de huidige politieke impasse dreigen vooral de armste bevolkingsgroepen te treffen. De kleinhandel, die een cruciale plaats inneemt in de bestaande ontwikkelingsprojecten, is sterk onder druk komen te staan. Werknemers blijven thuis vanwege het geweld, dagloners trachten zonder inkomen te overleven en fabrieken zijn niet in staat producten te leveren. De toeristische sector zou de winst die de voorbije jaren geboekt werd, wel eens teloor kunnen zien gaan. Kenia zal steeds meer als een risicoland worden beschouwd terwijl een ernstig gebrek aan aardolie de nationale economie kan stilleggen, als er geen einde wordt gemaakt aan de huidige crisis. Ook mogen er regionale economische problemen worden verwacht als men bedenkt dat Oeganda, Zuid-Soedan en de Grote-Meren-regio van Kenia afhankelijk zijn, zowel voor hun oliebevoorrading als voor het vervoer van andere goederen en prioritaire hulpbronnen over land en over zee.
Nu we geconfronteerd worden met het schrikbeeld van een democratie in verval, dringt de internationale bemiddeling van Kofi Annan zich op als uiterst noodzakelijk, teneinde de strijdende partijen ertoe te bewegen opnieuw een dialoog aan te gaan en een oplossing te vinden voor de huidige politieke crisis in het land. De internationale gemeenschap moet alles in het werk stellen om zo snel mogelijk een uitweg uit de crisis te vinden. Als dit niet lukt, wordt heel oostelijk Afrika een onstabiel gebied.
Philippe MAHOUX. Olga ZRIHEN. Joëlle KAPOMPOLÉ. |
De Senaat,
A. Overwegende dat de waarnemingsmissie die in opdracht van de Europese Unie naar Kenia is gestuurd om er toezicht te houden op het goede verloop van de presidentsverkiezingen van 27 december 2007 heeft vastgesteld dat er onregelmatigheden waren bij het tellen van de stemmen en heeft gemeld dat er druk is uitgeoefend op de leden van de Keniaanse verkiezingscommissie;
B. Overwegende dat de aankondiging van de verkiezingsuitslag in Kenia een politieke, sociale, etnische en humanitaire crisis tot gevolg heeft gehad;
C. Overwegende dat etnische spanningen tot de dood van honderden personen hebben geleid, alsook tot de ontheemding in eigen land van honderdduizenden personen op basis van hun etnische afkomst;
D. Eraan herinnerend dat de ongelijke verdeling van de vruchten van de groei de traditionele kloof tussen stads- en plattelandsbevolking heeft verbreed en dat de hieruit voortvloeiende sociale spanningen zich op etnisch vlak hebben geuit;
E. Overwegende dat 11 landen die op 7 januari 2007 hebben deelgenomen aan de Internationale Conferentie voor het gebied van de Grote Meren in Afrika van mening waren dat bepaalde gewelddaden die volgden op de betwiste herverkiezing van de heer Kibaki beschouwd konden worden als « etnische zuivering en genocide »;
F. Overwegende dat de plaatselijke politieke actoren niet in staat bleken om de huidige crisis op te lossen door onderhandeling;
G. De nadruk leggend op het belang dat gehecht moet worden aan de internationale bemiddeling van Kofi Annan;
H. Eraan herinnerend dat België nog tot 31 december 2008 niet-permanent lid is van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;
I. Eraan herinnerend dat het « actieplan » van het strategisch partnerschap EU-Afrika dat werd vastgelegd op de eerste top met de Europese Unie en Afrika in Caïro, in april 2000, onder meer voorzag in de eerbiediging en de bescherming van de mensenrechten, de democratische principes en instellingen, de rechtsstaat en een goed openbaar bestuur, maar ook in het tot stand brengen van duurzame vrede, de preventie, het beheer en de regeling van conflicten in Afrika en ook nog in initiatieven op het vlak van de ontwikkeling ter bestrijding van de armoede;
J. Overwegende dat de aanbeveling van het Europees Parlement als zou de hulp aan Kenia onmiddellijk bevroren moeten worden (teneinde president Mwai Kibaki ertoe aan te zetten dringend alles in het werk te stellen om uit de postelectorale impasse te komen waarin het Oostafrikaanse land zich bevindt), de economische situatie van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen alleen nog kan verergeren;
K. Rekening houdend met de verklaringen van de verantwoordelijken van het Wereldvoedselprogramma, die zeggen dat de levering van voedsel en andere basisproducten sterk gehinderd wordt door de (vooral in het westen van Kenia) heersende onveiligheid;
L. Vrezend voor een mogelijke uitbreiding van de huidige crisis in oostelijk Afrika en in het gebied van de Grote Meren, meer bepaald omdat een aantal landen in deze gebieden afhankelijk zijn van de economie en de infrastructuur van Kenia;
Vraagt de regering :
1. alle noodzakelijke diplomatieke stappen te zetten op bilateraal of Europees niveau, of in het kader van de Verenigde Naties, zodat er voor de huidige situatie in Kenia een onderhandelde en een internationaalrechtelijk billijke oplossing wordt gevonden;
2. de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties te verzoeken om het Keniaanse probleem hoog op de actualiteitenagenda te plaatsen en er zo snel mogelijk een resolutie over aan te nemen, waardoor er internationale vredestroepen kunnen worden gestuurd met als duidelijk omschreven opdracht de slachtoffers en de burgerbevolking te beschermen tegen etnisch geweld;
3. een onafhankelijk internationaal onderzoek te starten naar de uitslag van de presidentsverkiezingen ten einde uit te maken of de internationale criteria voor de geloofwaardigheid van democratische verkiezingen wel in acht zijn genomen;
4. de diplomatieke inspanningen van de heer Kofi Annan bij het voeren van een dialoog tussen de verschillende partijen te steunen, ten einde een duurzame oplossing te vinden voor de huidige politiek crisis in het land;
5. binnen de Verenigde Naties de landen die grenzen aan of deel uitmaken van het gebied van de Grote Meren op te roepen tot strikte neutraliteit in de Keniaanse crisis;
6. de voornaamste politieke actoren in de huidige crisis te verzoeken om de etnische spanningen die worden aangewakkerd door subversieve elementen in eigen kring onder controle te houden en zowel de burgerbevolking als de vluchtelingen die de gebieden waar geweld heerst ontvluchten, rust en veiligheid te waarborgen;
7. de Keniaanse overheid te vragen ervoor te zorgen dat de levering van internationale humanitaire hulp aan de bevolkingsgroepen die het meest door het huidige geweld zijn getroffen, door het Keniaanse leger of de Keniaanse politie wordt beschermd;
8. de Keniaanse overheid te vragen om de eerbiediging van de fundamentele vrijheden te garanderen, geen overdreven macht te ontplooien en zich terughoudender op te stellen en tevens de oppositie de kans te bieden haar betogingsrecht op vreedzame wijze uit te oefenen en zo haar mening te uiten;
9. na te gaan of de Keniaanse strijdkrachten en politiediensten werkelijk onpartijdig zijn en enkel gedreven worden door de wil om de Keniaanse burgers die zich in zorgelijke of gevaarlijke omstandigheden bevinden te beschermen en dit ongeacht hun etnische afkomst;
10. binnen de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties opnieuw te bevestigen dat er geen straffeloosheid kan bestaan voor leiders van een regime dat zich schuldig maakt aan ernstige schendingen van de mensenrechten.
30 januari 2008.
Philippe MAHOUX. Olga ZRIHEN. Joëlle KAPOMPOLÉ. |