4-15

4-15

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 31 JANUARI 2008 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Nahima Lanjri aan de minister van Werk over «vrijwilligerswerk door buitenlanders» (nr. 4-55)

De voorzitter. - De heer Paul Magnette, minister van Klimaat en Energie, antwoordt.

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V-N-VA). - Over de problematiek van vrijwilligerswerk voor buitenlanders heb ik de voorganger van de minister al meermaals ondervraagd. Graag wil ik meteen de aandacht op dit dossier vestigen, omdat het een belangrijke lacune in de wetgeving laat zien.

Artikel 9 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van de vrijwilligers bepaalt dat een koninklijk besluit de voorwaarden kan bepalen waarin de wet en de uitvoeringsbesluiten betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers niet van toepassing zijn op vrijwilligers. Tot op heden is er nog geen koninklijk besluit in die zin verschenen.

Door het ontbreken van die wettelijke regeling zijn de bepalingen inzake de tewerkstelling van buitenlandse werknemers nog wel van toepassing op buitenlandse vrijwilligers en dat heeft ongewenste effecten op het terrein. Enkel vreemdelingen die vrijgesteld zijn van een arbeidskaart, kunnen namelijk nog als vrijwilliger actief zijn. Niet-Belgen met een arbeidskaart A, B of C en asielzoekers mogen wettelijk gezien dus niet meer als vrijwilliger werken, ook al verblijven ze hier legaal.

Heel wat organisaties kunnen dus sinds de goedkeuring van de vrijwilligerswet geen beroep meer doen op de buitenlandse legaal verblijvende vrijwilligers, die hierdoor in een illegale grijze zone terechtkomen.

Hier moet dringend verandering in worden gebracht, niet alleen omdat dat vrijwilligerswerk op zich zeer belangrijk is, maar ook omdat het essentieel is om de contacten te bevorderen tussen allochtonen en autochtonen, om mensen een zinvolle bezigheid te kunnen geven en om nuttige ervaringen op te doen die eventueel van pas komen bij het zoeken of uitoefenen van een job.

De voorganger van de minister was er ook voorstander van om buitenlandse vrijwilligers de mogelijkheid te bieden vrijwilligerswerk te kunnen uitoefenen, maar wilde misbruik tegengaan. Hij wachtte daarom op suggesties en adviezen van een aantal betrokken organisaties en instellingen hieromtrent. Die heeft hij gekregen van het Vlaams Minderhedencentrum. Het Vlaams Minderhedencentrum deed volgende voorstellen: vrijstelling voor bepaalde organisaties die een aanvraag doen, meldingsplicht voor de organisaties wanneer ze met vreemdelingen werken, bepalen van categorieën vreemdelingen die vrijwilligerswerk kunnen doen.

Werden er nog andere adviezen ontvangen, zoals van de Arbeidsinspectie en de Hoge Raad voor Vrijwilligers? Indien ja, hoe luiden die? Wat vindt de minister van de suggesties van het Minderhedencentrum? Hoe zal de minister dit dossier aanpakken? Wanneer zal het koninklijk besluit verschijnen dat de leemte in de wet opvangt?

De heer Paul Magnette, minister van Klimaat en Energie. - Ik lees het antwoord van de minister.

Het probleem in deze wetgeving is dat het in feite gaat om twee, bijna tegenstrijdige zaken. Enerzijds gaat het om een `vrijwilliger', iemand die vrijwillig iets doet, en anderzijds om een `tewerkstelling', iemand die werkt onder het gezag van een ander persoon.

De wet betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers is in de eerste plaats enkel van toepassing op de buitenlandse werknemers. Met werknemers worden gelijkgesteld de buitenlandse onderdanen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon.

De meeste paragrafen inzake arbeidsrecht werden uit het ontwerp van wet gehaald. Er werd gevreesd dat sommige malafide personen buitenlandse werknemers zouden misbruiken onder dit vrijwilligersstatuut. Onder meer daarom is deze bepaling in de wet blijven staan.

Niet alle buitenlanders zijn in België uitgesloten van het `echte' vrijwilligerswerk.

De arbeidsinspectie heeft altijd verklaard dat ze geen heksenjacht op de vrijwilligers wil openen. Het is de bedoeling dat de regels soepel worden toegepast. De suggesties van het Minderhedencentrum zijn lovenswaardig, maar hebben dan weer het nadeel van de rigiditeit en de bureaucratie.

De inspectie moet toch in de mogelijkheid blijven om controles uit te voeren en om ernstige mistoestanden aan te pakken, maar dit betekent niet dat ze in de toekomst alle verenigingen zal controleren. Bovendien is er ook nog de gerechtelijke overheid die eventuele processen-verbaal met gezond verstand zal beoordelen.

Ten slotte, en eerlijkheidshalve, moet ook nog vermeld worden dat er nog geen ambtenaren zijn aangewezen om deze bepalingen in de wet te controleren.

Mevrouw Nahima Lanjri (CD&V-N-VA). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Ik ben blij dat er geen heksenjacht zal worden geopend. Maar toch denk ik dat het probleem hiermee niet van de baan is. De wet voorziet in artikel 9 duidelijk dat er voor de afwijkingen op de reglementering eigenlijk een koninklijk besluit moet komen. Zolang dit koninklijk besluit er niet is, blijft er een grijze zone. Volgens de minister zijn er nog geen ambtenaren aangewezen om die bepalingen te controleren. Maar ik dring er toch op aan dat er een sluitende oplossing wordt uitgewerkt. Dit kan bijvoorbeeld via een eenvoudige meldingsplicht.

Het is heel belangrijk dat we tegen zwartwerk optreden en dat we misbruiken aanpakken. Er moeten controles gebeuren, want vandaag worden mensen soms ook uitgebuit. Het is alleszins een illusie te denken dat misbruik verdwijnt als we alles bij het oude laten. Ik twijfel geenszins aan de goede bedoelingen van de minister. Ook hij wil dat mensen in goede omstandigheden vrijwilligerswerk kunnen doen.