4-15 | 4-15 |
De voorzitter. - Tijdens zijn vergadering van deze middag heeft het Bureau besloten een actualiteitendebat te houden over `De aanpak van de terroristische dreiging in België'.
Mme Christine Defraigne (MR). - Durant les vacances de Noël, notre pays a vécu à l'heure du danger et du terrorisme. Certains ont critiqué l'émergence d'une situation confuse qui aurait mérité un discours plus clair. Améliorer la communication, notamment celle du Centre de crise, n'est évidemment pas faire injure aux services qui ont la lourde tâche d'assurer notre sécurité.
Que peut-on dire aujourd'hui des projets d'évasion de M. Trabelsi ? Quel est le bilan des arrestations et des perquisitions menées par les enquêteurs ? Quelle est votre évaluation des mesures de sécurité entourant la détention de l'intéressé ? Ces mesures devraient-elles être revues ? Des efforts ont-ils été déployés pour surveiller ses connaissances qui sont en liberté ? Y a-t-il eu d'autres prolongements ? Les quartiers de haute sécurité de Bruges et de Lantin seront-ils ouverts comme prévu en juin prochain ?
Il serait utile que le gouvernement évalue l'ensemble des mesures afin que l'on puisse en vérifier toute la pertinence. Certains ont mis en doute la nécessité de mettre en oeuvre le niveau d'alerte maximal. Vous avez donné votre point de vue en commission de suivi du comité R et des services de renseignement.
Cette commission travaille en huis clos avec un nombre limité de sénateurs. J'ai siégé dans cette commission pendant trois ans et je connais son fonctionnement. Je peux donc comprendre que le reste du Sénat ait l'impression de ne pas être totalement au courant des données et de ne pas pouvoir en débattre sérieusement.
En fonction de ce qui a déjà été dit, il serait intéressant que vous nous communiquiez tous les éléments qui peuvent être livrés publiquement.
Qu'en est-il des mesures législatives supplémentaires qui devraient être prises ? Qu'en est-il des mesures à prendre pour renforcer les moyens d'investigation des services compétents et ce, étant donné le risque de piratage des sites internet sécurisés ? La Sûreté de l'État attend l'amélioration des méthodes de recueil des données. Le travail législatif en cours durant la législature précédente a été arrêté parce que les textes proposés ne respectaient pas certains équilibres, notamment au regard des droits fondamentaux. On sait que c'est le point d'équilibre subtil entre les techniques de Jack Bauer dans 24 heures Chrono et les Droits de l'homme, mais il faut évidemment trouver le point d'ancrage.
Quelles sont les perspectives d'avancement des textes ? Que pouvons-nous attendre de l'actuel gouvernement à cet égard en termes de débat parlementaire ?
De heer Hugo Coveliers (VB). - Voor mijn bijdrage aan dit minidebat beschik ik maar over bijzonder weinig informatie. België is namelijk een van de weinige landen waar de parlementaire commissie die de inlichtingendienst controleert, uitsluitend is samengesteld uit leden van de meerderheid. Toen een tijd terug bleek dat de oppositie in Oezbekistan en Kazachstan geen toegang kreeg tot gelijksoortige commissies, veroordeelden wij dit als ondemocratisch en onaanvaardbaar. Dat is nochtans ook de toestand in ons land. Als ik mij vandaag hier of daar vergis, is daar dus een verklaring voor.
In tegenstelling tot wat sommigen op het moment van het terreuralarm zeiden, denk ik dat de regering terecht fase 4 heeft afgekondigd. Ik vermoed dat ik op basis van de informatie waarover de bevoegde ministers beschikten, hetzelfde zou hebben gedaan. Je kan van alles zeggen over de verwarring die de regeringsvorming meebracht, maar de afkondiging van het terreuralarm kan je moeilijk afkeuren. Alleen al doordat de informatie in grote mate van een buitenlandse dienst kwam, kon België geen risico nemen. Indien er wel iets was gebeurd, zou iedereen van de daken geschreeuwd hebben dat die informatie niet was gebruikt. Dat alleen is voor mij voldoende om de beslissing goed te keuren.
Hierbij aansluitend stel ik wel voor dat men eens duidelijk uitlegt wat de verschillende fasen van het terreuralarm betekenen. De burger zou moeten weten wat het betekent als fase 4 wordt afgekondigd, zodat hij niet panikeert, maar begrijpt wat die maatregel inhoudt. Men zou ook eens kunnen nagaan hoe de vijf fasen van het burgeralarm en de vier fasen van het terreuralarm beter op elkaar kunnen worden afgestemd.
Ik steun dus volmondig de afkondiging van fase 4, maar ruim een maand later is het mijns inziens wel tijd om ons af te vragen of de feiten zelf en de analyse die daarvan is gemaakt, niet tot consequenties moeten leiden. Een van de oude spoken is weer opgedaagd. Er was opnieuw een gebrekkige samenwerking tussen sommige diensten. De staatsveiligheid was bijvoorbeeld niet op de hoogte gebracht, omdat de informatie via de federale politie werd verstrekt en die is onmiddellijk via OCAD en het Crisiscentrum gaan werken.
Er is ook de kwestie van de onderbemanning van OCAD. De dienst vraagt, mijns inziens terecht, dertig personeelsleden bij. Hij vroeg dat twee jaar geleden al, op een congres van de inlichtingendiensten. Tenzij ik mij vergis in de cijfers van de begroting van de nieuwe regering, moet OCAD het nochtans met 1,1 miljoen euro stellen. Gelet op de opdracht van de dienst lijkt me dat bijzonder weinig.
De belangrijkste vraag ten slotte is hoe we zullen omgaan met de permanente terreurdreiging waarmee we blijkbaar te maken gaan krijgen. Doordat we in Brussel gebouwen hebben waar de Europese Unie en de NAVO gevestigd zijn, lijkt het me namelijk bijna evident dat we geconfronteerd worden met een vorm van permanente dreiging. Dat is een bijzonder hoge kostprijs en een zware last voor zowel de federale als de lokale politie.
Nog een belangrijke vraag is die over de hiërarchie in de besluitvorming. Hoe liggen de relaties tussen het Crisiscentrum, OCAD, de federale politie? Wat is de plaats van de contacten van die diensten - uiteraard vooral van de federale politie - met derde diensten?
Ik neem aan dat de minister van Binnenlandse Zaken samen met zijn collega van Justitie binnenkort het Nationaal Veiligheidsplan afkondigt. Ik hoop dat dit plan een antwoord zal geven op de vragen en opmerkingen die we hier vandaag formuleren.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA). - Bij de bespreking van de OCAD-wet in de Senaat tijdens de vorige legislatuur werd onderstreept - de Raad van State had trouwens een opmerking gemaakt over de formulering in de wet - dat het duidelijk moest zijn dat de bepaling van de verschillende stadia van terreuralarm een politiek besluit was, dat onder politieke verantwoordelijkheid valt. Is, in de praktijk, niet het omgekeerde bewezen? Als volgens OCAD fase 3 of fase 4 van het terreuralarm moet gelden, is het dan redelijk dat de minister dat voorstel niet volgt? Wordt op die manier dan niet de politieke verantwoordelijkheid bij het orgaan gelegd, zodat het probleem van de controle rijst? De vorige regering antwoordde op mijn opmerking dat de bepaling van de verschillende stadia van terreuralarm een politieke verantwoordelijkheid was, een autonome beslissing van de minister. Kan de beslissing over alarmfase geen spanningsveld tussen OCAD en de minister zijn?
Een tweede opmerking betreft het verslag. De wet bepaalde dat OCAD zesmaandelijks een verslag aan het parlement moest bezorgen. We hebben nog geen verslag gekregen.
Een derde punt is een probleem betreffende de verantwoording van het terreuralarm. Doordat een terreuralarm werd afgekondigd op hetzelfde ogenblik dat er een juridische actie op touw werd gezet, waarbij veertien personen werden opgepakt ten aanzien van wie het aanhoudingsbevel niet werd verleend, bestond er voor de publieke opinie een oorzakelijk verband tussen het juridische onderzoek en het terreuralarm. Er was dus op zijn minst bij de voorstelling van de argumentatie een probleem. Uit de evaluatie zou moeten blijken dat er andere elementen waren, van andere diensten, die tot de globale evaluatie aanleiding hebben gegeven. Door de onduidelijkheid is er wel een probleem van verantwoording of van objectivering van het terreuralarm ontstaan.
M. Philippe Mahoux (PS). - Loin de moi l'idée de mettre en question une décision prise par le gouvernement en vue de protéger au maximum nos concitoyens d'une menace. Je suis d'ailleurs quelque peu surpris que des renseignements, en principe confidentiels, qui doivent être transmis au gouvernement par des mécanismes que nous avons prévus dans la loi, aient été communiqués à certains parlementaires, ceux-ci s'imaginant qu'ils peuvent mettre en question les décisions prises par l'autorité concernant la protection de nos concitoyens.
Pour ma part, je pense que si des indices suffisants existent pour mettre en branle des mesures visant à protéger nos concitoyens de menaces immédiates de terrorisme, ces mesures doivent être prises.
Si un attentat devait avoir lieu, d'aucuns ne manqueraient pas de mettre en cause ceux qui n'auraient pas fait ce qu'il fallait.
Je souhaiterais que le gouvernement nous rappelle les critères qu'il prend en considération, en dehors du cas évoqué, pour fonder ce genre de décision, et je suis d'accord avec M. Vandenberghe à cet égard, il s'agit d'une décision politique.
Nous maintenons notre position, à savoir qu'il faut un équilibre entre les mesures visant à protéger le citoyen d'une menace terrorisme et la protection des droits et libertés individuelles.
De heer Paul Wille (Open Vld). - De jongste jaren is duidelijk gebleken dat de burger, via de media, zich betrokken voelt bij de problematiek die we vandaag bespreken.
Het doet me overigens genoegen dat we vandaag niet meer discussiëren over de gebeurtenissen van einde 2007. De keuze van de regering om haar aanpak voor de begeleidingscommissies P en I te verdedigen, was dus waarschijnlijk de juiste, want hierdoor kan een inhoudelijk debat erover nu worden vermeden. Collega's die in die comités geen zitting hebben, blijven natuurlijk met vragen zitten en het is uiteraard moeilijk om de geheimhouding te bewaren als de nieuwsgierigheid groot is, maar de vrijwaring van de democratie door geheimhouding heeft consequenties.
Mijn vraag aan de minister loopt eigenlijk gelijk met die van collega Coveliers.
Aangezien niveau 3 maatschappelijk wordt aanvaard en geleidelijk aan een bijna duurzaam karakter krijgt, zou ik graag vernemen of we over de mogelijkheid beschikken om dat niveau op lange termijn aan te houden. Mochten die uitzonderlijke veiligheidsniveaus de regel worden, dient het concept ervan dan niet te worden aangepast?
M. Josy Dubié (Ecolo). - Ce débat porte en fait sur l'équilibre délicat qu'il convient de maintenir entre, d'une part, la protection de nos populations contre un terrorisme éventuel et, d'autre part, le souci de ne pas créer de craintes exagérées et de ne pas affoler la population.
La menace terroriste de niveau 4 - le plus élevé - décrétée avant Noël soulève quand même certaines questions. Je vous rappelle que dans la foulée de cette décision du premier ministre s'est produite l'arrestation d'une quinzaine de personnes soupçonnées, le jour même, d'avoir organisé la tentative d'évasion d'un prisonnier condamné pour avoir voulu faire sauter la base aérienne de Kleine Brogel. Une série de perquisitions ont eu lieu, sans résultat. Le but était de trouver les explosifs destinés à faire sauter la prison ; rien n'a été trouvé. La prison d'Arlon a été passée au peigne fin, sans résultat.
N'aurait-il pas mieux valu prendre ces mesures dans la discrétion et ne rien annoncer du tout en cas d'échec ? Il me semble qu'en agissant comme on l'a fait, on a affolé inutilement la population.
Je souhaiterais par ailleurs interroger le ministre sur l'origine de la menace, qui serait américaine, selon la presse. J'ai appris qu'en novembre, le général Dell Dailey était présent en Belgique. Cet ancien responsable de la force Delta a participé à la réunion des militaires qui ont décidé d'envahir l'Irak. D'où viennent les informations ? Avons-nous été informés par les Américains ?
Par ailleurs, dans la mesure où l'OCAM n'était pas encore totalement à même de pouvoir juger de la menace, puisque si j'ai bien compris, les personnes chargées de réaliser cette évaluation n'ont toujours pas été engagées, n'était-il pas précipité de décréter la menace du plus haut niveau, avec toutes les conséquences qui s'en sont suivies ?
Pourriez-vous également évaluer le coût des mesures prises dans le cadre de la mobilisation des forces de police et de sécurité ?
De heer Patrick Dewael, minister van Binnenlandse Zaken. - Om te beginnen wijs ik erop dat ik niet als enige bevoegd ben voor de problematiek. Hopelijk komt minister van Justitie Vandeurzen straks nog langs en kan hij mijn antwoord verder aanvullen, onder andere waar het de Staatsveiligheid betreft, een dienst waarvoor ik niet bevoegd ben. Bovendien zou de Senaat zich eens grondig moeten bezinnen over de zin en de onzin van een dergelijk debat.
Twee krijtlijnen kan en mag ik geenszins overschrijden.
Een eerste krijtlijn is die van het gerechtelijk onderzoek. Mijn collega van Justitie deelt ter zake overigens mijn bekommernis. Er loopt momenteel nog altijd een gerechtelijk onderzoek, dat geheim is. Ik weet niet of de senatoren zich daarvan voldoende rekenschap geven, maar in de vragen die ze vandaag stellen, dringen ze er eigenlijk op aan de geheimhouding te doorbreken om details vrij te geven waaruit blijkt hoe ernstig de dreiging wel is. Die vraag is hier niet direct gesteld, maar ze houdt uiteraard wel de publieke opinie bezig. De publieke opinie kan natuurlijk alleen overtuigd worden met precieze en gedetailleerde informatie. Maar daarmee zouden we het gerechtelijk onderzoek torpederen en bovendien een aantal beginselen van de rechtsstaat met voeten treden. Vanuit wettelijk oogpunt kan en mag ik op die vragen niet ingaan.
Ten tweede, liggen een aantal beginselen van de analyse van de dreiging wettelijk vast. OCAD is bevoegd voor de dreigingsanalyse. Ofwel heeft men vertrouwen in dat orgaan, tot het tegendeel wordt bewezen, ofwel heeft men er geen vertrouwen in.
Het dreigingsniveau vaststellen is geen politieke beslissing. Dat is geen agendapunt waarover de ministerraad dient te beslissen en waarbij de enen niveau 2 voorstellen en de anderen niveau 3. Het dreigingsniveau is het resultaat van een analyse door OCAD.
OCAD is de opvolger in rechte van de vroegere Antiterroristische Gemengde Groep, waarvan de samenstelling veel beperkter was. Het principe is dat de informatie moet circuleren, ongeacht wie ze heeft ingewonnen - de Staatsveiligheid, de Federale Politie, de militaire inlichtingendienst of de douane. Wie relevante informatie inwint, moet ze op straffe van wettelijk bepaalde sancties doorgeven aan OCAD.
OCAD is geen superdienst, maar wel een kruispunt van informatie. De Amerikanen drukken het als volgt uit: The problem is not to have information, but to share it.
Als OCAD de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken daarvan op de hoogte brengt, moeten gepaste maatregelen volgen. Het nieuwe systeem heeft het voordeel dat bij een terroristische dreiging eerst overleg wordt gepleegd met de hoofden en leidende ambtenaren van de betrokken diensten en dat op basis van de analyse van de dreiging een alarmniveau wordt bepaald. Ik meen dan ook dat elke minister niet anders kan dan beslissen om dat te volgen. Anders kunnen we beter de hele wetgeving overboord gooien en een ander systeem invoeren.
Ik heb op het einde van het jaar in dat verband onvoorstelbare zaken gehoord. Voor de televisie legden personen, ook politici en academici, verklaringen af waarin ze de ernst waarmee de beslissingen genomen waren, in twijfel trokken. Sommigen hadden het zelfs over een kerstshow van de regering of over een vaudeville. Een universiteitsprofessor vond het ondenkbaar dat in de kerstperiode in Brussel een terroristische aanslag kon plaatshebben, omdat alle Europese ambtenaren met vakantie waren en er bijgevolg geen risico meer was. Ik heb dan ook in de media enkele keren gezegd - om me ervan af te maken, dat geef ik toe - dat, mocht er toch een terroristische aanslag gepleegd zijn, dezelfde mensen als eersten mijn onmiddellijke ontslag zouden hebben geëist.
Ik ken de heer Coveliers al lang. Ik ben het niet eens met sommige demarches die hij in zijn politieke carrière heeft gedaan, maar ik ben ook niet te beroerd om te zeggen dat ik het waardeer dat hij, op basis van de informatie waarover hij beschikt, mijn beslissing kan volgen. Uiteraard heeft de regering samen met de bevoegde diensten op verschillende tijdstippen een analyse gemaakt.
Ik kan de heer Coveliers wel zeggen dat OCAD geen operationele maatregelen neemt, omdat dat een bevoegdheid is van het crisiscentrum van de regering. Als het crisiscentrum van de regering op de hoogte wordt gebracht van de dreigingsanalyse en van het niveau van de dreiging, dan worden op basis daarvan operationele maatregelen genomen en neemt de heer Raes, mijn directeur-generaal, in overleg met de politiechefs de maatregelen die voor dat dreigingsniveau noodzakelijk zijn.
De vier niveaus - laag, gemiddeld, ernstig en zeer ernstig - worden toegelicht in het koninklijk besluit van 28 november 2006. Op dit ogenblik geldt nog altijd niveau 3.
We mogen die analyses natuurlijk niet klakkeloos overnemen, maar daarvoor dienen de parlementaire begeleidingscomités. De heer Delepière en de heer Raes hebben op de vragen van de leden van de comités geantwoord. Die comités werken in de grootst mogelijke discretie. Wat daar wordt gezegd, lekt zelden of nooit uit. De leden ervan zijn zich wel degelijk bewust van de verantwoordelijkheid die ze dragen.
De comités hebben beslist zelf te evalueren op welke wijze OCAD tot de opeenvolgende dreigingsanalyses is gekomen. Ik vind dat een goede zaak, want het vertrouwen in een parlementaire democratie mag niet blind zijn. We moeten alert blijven en ons telkens afvragen of we niet meespelen in een spel. De regering kijkt dan ook samen met het parlement met belangstelling uit naar de resultaten van het rapport van de begeleidingscomités.
Het is belangrijk dat inzake terreurbestrijding ook proactief wordt gewerkt onder leiding van het federale parket. In het Nationaal Veiligheidsplan, dat thans is afgerond en alleen nog door de minister van Justitie en mezelf in het Parlement moet worden toegelicht, blijft terrorismebestrijding een prioriteit. Ik stel voor dat we daar verder op ingaan tijdens de parlementaire bespreking van het plan.
Het cijfer van 1,1 miljoen euro dat werd aangehaald, is misleidend, want het gebouw dat OCAD betrekt, wordt gefinancierd door de Regie der gebouwen, en het personeel van OCAD blijft op de loonlijst staan van de verschillende diensten die dat personeel detacheren. Met die 1,1 miljoen moet dus niet alles worden gefinancierd.
De regering heeft de personeelssterkte van het orgaan op 50 eenheden vastgelegd. Op dit ogenblijk zijn er al 36 in dienst, maar Selor heeft de laatste selectieproeven afgerond. Er is uiteraard altijd discussie over de ideale bezetting van een dergelijke dienst, maar volgens de regering zijn 50 personeelsleden in een eerste fase voldoende om punctuele analyses te maken.
Ik denk niet dat het nodig zal zijn permanent niveau 3 aan te houden. Ik volg uiteraard de resultaten op de voet. Op het ogenblik handhaven we niveau 3 en de operationele maatregelen van de politie, worden daarop afgestemd. We bevinden ons nu ook in een andere periode. In de eindejaarsperiode proberen alle lidstaten van de Europese Unie een verhoogd risico op te vangen, in Frankrijk zelfs met inzetting van het leger. Als de terrorismedreiging echter te zwaar op de politiediensten gaat wegen, dan zal de regering uiteraard maatregelen treffen. Wanneer niveau 3 permanent gehandhaafd blijft, kunnen de federale en de lokale politie immers niet met dezelfde intensiteit blijven opereren, ook al heeft de verhoogde waakzaamheid van de politiediensten ook op een ander vlak zijn nut gehad, want op het einde van de jaar zou de criminaliteit in Brussel met 20% zijn gedaald. Als niveau 3 nog weken of maanden wordt gehandhaafd, zijn beleidsmaatregelen nodig en zal ik samen met de regering nagaan hoe we een gepast antwoord kunnen geven.
Deze antwoorden zijn misschien onvolledig. Ik heb ze ook al gegeven in de Kamer en in de bevoegde senaatscommissie, maar ik ben bereid om er met deze assemblee verder over te debatteren, uiteraard met inachtneming van de vereiste geheimhouding.
M. le président. - Je vous remercie, monsieur le ministre. Vos explications répondent parfaitement, me semble-t-il, aux souhaits des sénateurs. Le système de contrôle et d'accompagnement des services de renseignements a été mis au point d'une certaine façon, selon une certaine procédure. Les deux commissions R et P ont écouté les ministres et leurs collaborateurs sur le sujet. Je crois que les membres ont tous été intéressés ; aucun d'entre eux n'a exprimé la volonté de contester l'un ou l'autre point. C'est ainsi que le contrôle démocratique s'est exercé.
Dans pareille matière - et de surcroît en cas de lien avec une instruction judiciaire en cours qui implique forcément le secret de l'instruction -, je pense que nous avons exercé le plus grand contrôle démocratique possible. Les groupes politiques sont représentés à travers le Comité R et le Comité P dans les consultations et les informations qui ont été données. C'est la règle démocratique que l'on s'est fixée. Si un désaccord ou une insuffisance notoire devait apparaître, les membres s'exprimeraient d'une autre manière.
De heer Patrick Dewael, minister van Binnenlandse Zaken. - Ik heb nog geen antwoord gegeven op de vraag van mevrouw Defraigne over het ontwerp op de inlichtingenmethodes. Dit ontwerp werd op het einde van de vorige legislatuur bij de Senaat ingediend, maar niet behandeld. Het valt niet onder mijn bevoegdheid, maar mijns inziens zou de minister van Justitie het ontwerp best zo snel mogelijk opnieuw bij het Parlement indienen.
Ik zou trouwens nog een stap verder willen gaan. Ik ben vragende partij om ook voor de politiediensten over die methodes te kunnen beschikken. Er moet echter altijd een fundamenteel evenwicht worden nagestreefd. De methodes mogen dus niet blind worden ingevoerd en volgens mij is controle door een magistraat noodzakelijk. Wanneer proactief wordt opgetreden en methodes worden aangewend die ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van de mensen, moet de rechterlijke macht controleren.
Het zou het Parlement sieren de komende dagen en weken die discussie te voeren. Het komt immers in eerste instantie het Parlement toe daarin een keuze te maken.
M. le président. - Je signale que le Comité R tiendra prochainement un colloque à ce sujet.
M. Philippe Mahoux (PS). - Nous vivons un événement exceptionnel car c'est la première fois qu'un membre du gouvernement demande au Sénat de faire pression sur le gouvernement pour qu'un point soit fixé à l'ordre du jour. Je tenais à le souligner.
De heer Hugo Coveliers (VB). - De minister bedoelt toch wel de Bijzondere Administratieve Politie, zoals bedoeld in de BAM-wet, want voor de Gerechtelijke politie is er de BOM-wet.
De heer Patrick Dewael, minister van Binnenlandse Zaken. - Ja, maar die wet moet niet gerepareerd worden.
De heer Hugo Coveliers (VB). - Dan ben ik het met u eens dat het beter is een wet te hebben dan bepaalde praktijken toe te passen zonder wet.
Ik wil ook benadrukken dat OCAD enkel de dreigingsanalyse maakt en geen hiërarchie heeft van zodra men in de operationele fase komt.
Ik deel uw mening niet over de permanente terreurdreiging. Ik lees dat de heer Moniquet stelt dat er in België minstens tien personen bekend zijn die in staat zijn tot individuele terreur via zelfmoordacties met explosieven. Als een terrorisme-expert dat zegt, lijkt me dat een belangrijke aanwijzing. Indien die permanente dreiging toch aanwezig mocht zijn, wat gaat er dan gebeuren? Kunnen we dat niveau aanhouden of moet er in dat geval naar andere oplossingen worden gezocht?
Ten slotte wil ik nog opmerken dat als men een vergelijking zou maken van de commissies die in de 27 Europese lidstaten de inlichtingendiensten controleren, men er weinig zal vinden waarin de oppositie niet vertegenwoordigd is.
De heer Tony Van Parys (CD&V-N-VA). - We zouden onze werkzaamheden zo moeten organiseren dat de minister van Justitie ook aan dit debat kan deelnemen, omdat hij als verantwoordelijke voor de Staatsveiligheid een belangrijke bijdrage kan leveren tot deze discussie.
Met betrekking tot de terreurdreiging moeten we goed beseffen wat de rol is van de verschillende actoren. De Staatsveiligheid is de inlichtingendienst en voor militaire aangelegenheden is dat de militaire inlichtingendienst. OCAD doet de analyse en de politiediensten doen het politiële werk. Ik heb soms de indruk dat, zeker in feite en ook in sommige wetgevende initiatieven, dat die rollen door elkaar gehaald worden. Het heeft natuurlijk ook te maken met de goede werking van een dienst. Als een dienst niet goed functioneert en als de Staatsveiligheid zeer laat optreedt, zoals in dit geval is gebeurd, ontstaat er bij OCAD de neiging om het inlichtingenwerk over te nemen, in plaats van enkel de analyse te doen. Hetzelfde geldt voor de methodes waarover deze diensten beschikken om informatie te vergaren of opsporingen te doen. Ik ben het ermee eens dat de Staatsveiligheid dringend moet kunnen beschikken over die bijzondere inlichtingenmethodes, weliswaar binnen de evenwichten die we kennen, en we moeten in de Senaatscommissie voor de Justitie de gesprekken daarover opstarten, desnoods op basis van een parlementair initiatief. We moeten evenwel beseffen dat indien tegelijk bijkomende mogelijkheden gegeven worden aan de politiediensten, we ervoor moeten waken dat de politiediensten niet op het terrein van de inlichtingendiensten komen. Die beide diensten hebben een verschillende opdracht. In sommige redeneringen ontstaat de neiging om bij gebrek aan een goed werkende Staatsveiligheid de politiediensten het terrein van de inlichtingendiensten te laten betreden.
Ten slotte wil ik in verband met OCAD nog vermelden dat de directeur ontslagnemend is. Die dienst is zo belangrijk dat daar dringend een directeur moet worden aangesteld die de volle verantwoordelijkheid draagt. Bovendien hebben noch de directeur, noch de adjunct-directeur van OCAD momenteel een secretariaat. Daar moet dringend iets aan gedaan worden.
M. le président. - Il est évident que tant que les services de renseignement ne disposeront pas du droit d'utiliser les méthodes que la police est autorisée à employer, il y aura un déséquilibre entre les différents services de sécurité.