4-535/1 | 4-535/1 |
29 JANUARI 2008
Inleiding
Dit voorstel van bijzondere wet heeft tot doel een betere bescherming van de lokale autonomie te waarborgen. Het ligt in de lijn van het « Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 1 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, teneinde het hof bevoegd te maken voor de toetsing aan de artikelen 41 en 162 van de Grondwet inzake de gemeentelijke en provinciale autonomie », ingediend door mevrouw Sabine de Bethune c.s., achtereenvolgens op 22 februari 2005 (stuk 3-1054/1) en op 26 november 2007 (stuk 4-423/1). Beiden betroffen evenwel enkel de mogelijkheid tot annulatieberoep en behandelen niet het nochtans even belangrijke aspect van de prejudiciële vragen. Dit voorstel verhelpt hieraan door ook artikel 26 van de bijzondere wet op het Arbitragehof aan te passen.
Lokale autonomie
De Belgische Grondwet waarborgt fundamenteel de lokale autonomie :
— in artikel 41, eerste lid :
« De uitsluitend gemeentelijke of provinciale belangen worden door de gemeenteraden of de provincieraden geregeld volgens de beginselen bij de Grondwet vastgesteld. ».
— in artikel 162, tweede lid, 2º :
« De wet verzekert de toepassing van de volgende beginselen :
...
2º de bevoegdheid van de provincieraden en van de gemeenteraden voor alles wat van provinciaal en van gemeentelijk belang is, behoudens goedkeuring van hun handelingen in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald; ».
De Grondwet geeft echter geen definitie van het begrip « lokale autonomie ».
In zijn advies 42.186/AV met betrekking tot het wetsvoorstel 3-1054/1 wees ook de Raad van State hierop en maakt tegelijk een relevante verwijzing naar het begrip subsidiariteit, dat als volgt gedefinieerd wordt in artikel 4, lid 3, van het Europees Handvest inzake de lokale autonomie :
« Overheidsverantwoordelijkheden dienen in het algemeen bij voorkeur door die autoriteiten te worden uitgeoefend die het dichtst bij de burgers staan. Bij toekenning van verantwoordelijkheid aan een andere autoriteit dient rekening te worden gehouden met de omvang en de aard van de taak en de eisen van doelmatigheid en kostenbesparing. ».
Subsidiariteit en proportionaliteit
De graad van inspraak door de burgers in beslissingen van de overheid is een barometer voor democratische beleidsvoering. Respect voor lokale autonomie is een belangrijk aspect van een duurzame democratie.
In plaats van te pogen het begrip « lokale autonomie » te definiëren hebben de Europese autoriteiten van hun kant getracht om een toetsingmechanisme uit te werken om de verdeling tussen Europese, nationale en regionale regelgeving te bepalen.
Het proces heeft een lange weg afgelegd via de verdragen van Maastricht en Amsterdam en bestaan, kort samengevat, voor de niet-exclusieve EU-domeinen uit de verplichting tot nagaan van de subsidiariteit (transnationale aspecten, mogelijke conflictsituaties, duidelijk voordeel van « hogere » regelgeving) en de proportionaliteit (doelmatigheid, efficiëntie, graad van aanpassing).
De Europese Commissie en de Raad hechten trouwens meer en meer belang aan die aspecten, in die mate dat, sinds 2007, alle Europese regelgeving aan de nationale parlementen wordt doorgezonden voor advies in verband met subsidiariteit en proportionaliteit.
Dezelfde principes kunnen in de toekomst ook toegepast worden in de verhoudingen tussen lokale entiteiten (gemeenten, provincies) en de hogere overheid (gewest, gemeenschap, federaal).
Ondertussen stelt men echter een evolutie vast waarbij federale of gewestelijke overheden centraliserend optreden en daardoor de lokale autonomie beperken. Vaak is dit gerechtvaardigd om een te grote versnippering van regelgeving te vermijden, maar er dient over gewaakt dat dit niet ten koste kan gaan van gerechtvaardigde lokale gemeentelijke en provinciale belangen in de zin van het hogergenoemd subsidiariteits- en proportionaliteitsprincipe.
De groeiende rol van lokale autonomie
De groeiende rol van lokale autonomie werd recentelijk nog bevestigd op het Wereldcongres « United Cities and Local Governments » (Jeju, Koreaanse Republiek, oktober 2007) waar beklemtoond werd dat lokale democratie een actieve participatie van alle burgers impliceert, wat dus de noodzakelijkheid van lokale regelgeving en participatieve mechanismen inhoudt.
Belangrijke verschuivingen in maatschappelijke prioriteiten vonden plaats in recente decennia. Voor sommige is het duidelijk dat het lokale niveau beter aangewezen is om voor aanpassingen in te staan. Als voorbeelden kunnen de inburgeringspolitiek en de lokale aspecten van milieubeleid gelden.
Inburgering — We leven in een multi-etnische samenleving. Waar beter dan op lokaal niveau kunnen immigranten de grondslagen bijgebracht worden van onze cultuur en democratie, het respect voor onze instellingen, kennis van onze landstalen ? Hetzelfde geldt voor interculturele relaties, onderling respect en begrip en verzekering van een menswaardig bestaan.
Milieubeleid — Waar het gebrek aan respect voor onze omgeving, in de ruimste zin, in onze gemeenten en steden overlast creëert, moeten de lokale overheden regelgevend kunnen optreden en inbreuken bestraffen.
Lokale financiële middelen
Hiertegenover moeten natuurlijk financiële middelen staan. Tijdens het hogergenoemd congres wordt verwezen naar de onderfinanciering van de lokale overheden in grote delen van de wereld en de risico's van stedelijke degradatie die ermee gepaard gaan. Slechts 5 % van de totale overheidsuitgaven in Afrika en het Midden-Oosten, 10 tot 15 % in sommige delen van Zuid-Amerika en Azië gaan naar lokale overheden. De meeste Europese landen scoren veel beter, Nederland 35,5 %, Frankrijk 20,4 %, Zweden 44,2 %. België met slechts 13,9 % sluit jammer genoeg de Europese rangschikking. Natuurlijk staan hiertegenover in België financieringen door regionale overheden, maar het is duidelijk dat onze gemeenten en steden nu al ondergefinancierd zijn.
Besluit
Omwille van het groeiend belang van subsidiariteit en proportionaliteit, de verschuivingen in onze samenleving en de ongunstige evolutie van de lokale financiële middelen vergeleken met andere niveaus van de overheid, is het duidelijk dat de mogelijkheid van geschillen op het gebied van regelgeving tussen lokale en de hogere overheid (gewest, gemeenschap, federaal) in de toekomst zullen toenemen.
Vandaar dit voorstel van bijzondere wet.
Het Grondwettelijk Hof
Het Grondwettelijk Hof was al bevoegd om eventuele conflicten op het gebied van rechtsregels tussen federale, gewestelijke of gemeenschapsoverheden te beoordelen.
Om de soms tegenstrijdige aspecten van enerzijds de hogergenoemde centraliserende tendensen en anderzijds de lokale autonomie te beschermen en, onder meer, de subsidiariteit en proportionaliteit te beoordelen ingeval van mogelijk conflict, is het wenselijk de bevoegdheid van het Grondwettelijk Hof uit te breiden tot de toetsing aan de artikelen 41 en 162 van de Grondwet inzake de gemeentelijke en provinciale autonomie.
Om die bevoegdheid zo efficiënt mogelijk uit te oefenen stelt de indiener voor artikel 1 betreffende het annulatieberoep en artikel 26 (conform het advies 42.186/AV van de Raad van State) betreffende prejudiciële vraagstelling in de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof te wijzigen.
Filip ANTHUENIS. |
Artikel 1
Deze bijzondere wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 1, 2º, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, vervangen bij de bijzondere wet van 9 maart 2003, worden tussen de woorden « de artikelen » en de woorden « 170, 172 en 191 van de Grondwet » de woorden « 41, eerste lid, 162, tweede lid, 2º, » ingevoegd.
Art. 3
In artikel 26, § 1, 3º, van dezelfde bijzondere wet, vervangen bij de bijzondere wet van 9 maart 2003, worden tussen de woorden « de artikelen » en de woorden « 170, 172 en 191 van de Grondwet » de woorden « 41, eerste lid, 162, tweede lid, 2º, » ingevoegd.
17 januari 2008.
Filip ANTHUENIS. |