4-11 | 4-11 |
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Ik zie dat de regering vertegenwoordigd is door twee ministers, maar dat noch de eerste minister, noch de vice-eersteministers aanwezig zijn.
Het voordeel van een debat in de Senaat is dat het plaatsvindt na dat van de Kamer, met alle uiteenzettingen en verklaringen in de wandelgangen van dien. Wie het debat in de Kamer gevolgd heeft, en wie vooral ook de verklaringen in de wandelgangen gehoord heeft, weet dat het vertrouwen meer dan ooit zoek is. Guy Verhofstadt begon zijn regeringsverklaring nochtans met de melding dat we opnieuw vertrouwen moeten creëren in de samenleving, in de partijen, tussen de gemeenschappen en vooral ook tussen de verschillende personen. Tijdens het debat gisteren in de Kamer had ik de indruk dat er van dat vertrouwen, voor zover het er al was, niets overgebleven is. Dat bleek al tijdens de regeringsverklaring, zowel in de Kamer als in de Senaat. Het applaus van CD&V was ondermaats. Ik heb gisteren minister Dewael en minister De Gucht tijdens het kamerdebat in de wandelgangen horen verklaren dat ze geen cent zouden inzetten op de vraag of Yves Leterme op 23 maart 2008 al dan niet premier zal worden. Al de grote speeches over het vertrouwen herstellen behoren tot een virtuele wereld. Een interim-regering is iets nieuws. We hebben ooit een overgangsregering gehad, maar nog geen interim-regering. In het bedrijfsleven is een interim een uitzendkracht die tijdelijk wordt uitgezonden om eventueel definitief in dienst te worden genomen. Blijkbaar is het hier anders en wordt er een interim-premier uitgestuurd om op 23 maart 2008 plaats te maken voor iemand anders, hoewel we daaraan twijfelen nadat we de ministers Dewael en De Gucht hebben gehoord. Deze interim-regering is een virtuele wereld van staatslieden die blijkbaar het licht hebben gezien en die de goegemeente willen wijsmaken dat men bezig is met het belang van de mensen. Want daar gaat het toch altijd om in de verklaringen van de grote staatslieden. Het belang van de mensen komt echter neer op het regeerakkoord van Guy Verhofstadt, maar die blinkt uit in vaagheid en is nietszeggend. Wij weten op dit ogenblik niet hoe een begroting in evenwicht zal worden opgesteld, op welke manier de laagste uitkeringen zullen worden verhoogd en tegelijkertijd de belastingen op de laagste inkomens zullen worden verlaagd. Het beeld van de politieke klasse dat door deze interim-regering, met de steun van CD&V en N-VA, wordt gegeven, is niet fraai.
Deze interim-regering wordt immers ook de volgende regering. Er zal niemand afvallen, er zal hoogstens nog iemand bijkomen. Deze regering is de negatie van de verkiezingsuitslag van 10 juni. Wat was die uitslag? In Vlaanderen heeft men duidelijk gekozen voor oranje-blauw plus een grote staatshervorming, al was niet helemaal duidelijk hoe groot die moest zijn.
In de Franstalige verkiezingsuitslag kwam vooral het institutionele status-quo naar voren.
Na zes maanden hebben we een regering die geleid wordt door iemand die op 10 juni met pek en veren is weggestuurd, maar nu aan het hoofd staat van wat ik een vakbondsregering zou noemen.
Tot die vakbondsregering behoort ook de Parti socialiste. Die zal er nooit uit verdwijnen. Waar men in Franstalig België dacht dat de Parti socialiste was afgestraft, daar verschijnt die weer op het toneel. Het lijkt wel een stuk amateurtoneel waarin men aan de ene kant afgaat en door een deur aan de andere kant het podium weer opkomt.
In een reflectiekamer past het dat we even terugblikken op de voorbije zes maanden. Het Vlaams Belang stond langs de kant te kijken, omdat dat moest, en zag met verbijstering hoe het Belgische mechanisme werkt. Het werkt vandaag opnieuw zoals het in het verleden heeft gewerkt. We zagen hoe Yves Leterme, die in Vlaanderen de verkiezingen met meer dan 800.000 stemmen op spectaculaire wijze had gewonnen, op zes maanden tijd helemaal door het Belgische denkkader werd vermalen en zich heeft ontpopt tot een soort staatsman.
Staatsmanschap is in dit land een relatief begrip. In het buitenland betekent het dat men zich houdt aan zijn principes en dat men datgene waarmee men de verkiezingen gewonnen heeft, waarmaakt, of ten minste probeert waar te maken. In dit land is dit niet zo. We hebben dat de voorbije maanden ook gezien in de pers en vooral op de openbare omroep, waar men herhaaldelijk oude krokodillen als Claes, Eyskens en Martens opvoerde om te zeggen dat staatsmanschap nu net niet het houden van verkiezingsbeloften is, maar wel het tegenovergestelde. Na verkiezingen moeten de verkiezingsbeloften worden vergeten en moet worden gedacht aan het Belgische belang.
Degenen die de verkiezingen hebben gewonnen met een bijzonder duidelijk programma van op zijn minst meer Vlaamse autonomie, met name CD&V en N-VA, zijn verworden tot staatsmannen. Ze zijn gekomen tot datgene wat de Franstaligen uiteindelijk wilden: een regeerakkoord zonder staatshervorming en zonder oplossing voor Brussel-Halle-Vilvoorde.
Men heeft verschillende sporen bewandeld. De Conventie was de eerste poging om de staatshervorming en Brussel-Halle-Vilvoorde uit de regeringsvorming te lichten. De Conventie is nu vervangen door het Comité van Twaalf, maar het is mij volstrekt onduidelijk wat het verschil tussen beide is. Misschien kunnen de hier aanwezige ministers mij dat eens uitleggen. Uiteindelijk hebben de Franstaligen bereikt wat ze altijd al wilden: geen regeerakkoord met garanties voor een staatshervorming.
Vice-eersteminister Leterme heeft trouwens duidelijk gezegd dat er tegen 23 maart geen staatshervorming moet zijn, maar wel dat tegen die datum een proces in gang moet zijn gezet. Waar zijn we in godsnaam mee bezig? Het `non' van de Franstaligen tegen elke vorm van staatshervorming heeft het uiteindelijk gehaald.
Aan Vlaamse kant bestaat wel de perceptie dat men standhoudt. Welnu, men heeft absoluut niet standgehouden. Kunnen de Vlaamse meerderheidspartijen ontkennen dat de lat na zes maanden onderhandelen op de grond ligt? Het is net als in 1914; de Duitsers waren het land nog niet binnengevallen of de Vlamingen stonden al aan de IJzer met hun botten in de modder stand te houden. Niemand weet nog op welke punten de Vlaamse meerderheidspartijen stand hebben gehouden.
De lat ligt zeker niet op het niveau van de resoluties van het Vlaams Parlement. Die resoluties zijn een mythe geworden: ze zijn er, maar niemand weet eigenlijk nog wat er juist in staat. Ik breng dat nog even in herinnering, vooral ten behoeve van de heer Van den Brande, die hier gelukkig aanwezig is: de overheveling, met inbegrip van de financiering, van de gezondheidszorg en de kinderbijslagen, de regionalisering van de NMBS, met inbegrip van de spoorinfrastructuur, het wetenschapsbeleid, het telecommunicatiebeleid, de buitenlandse handel, de ontwikkelingssamenwerking, de sociaaleconomische hefbomen en de volledige overheveling van de personenbelasting.
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - U hebt destijds het halfrond vóór de stemming verlaten.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - De heer Van den Brande moet het toch met mij eens zijn dat die resoluties door een grote meerderheid in het Vlaams Parlement werden gedragen. De Vlaamse partijen - vooral dan het kartel CD&V-N-VA, Open Vld iets minder - zijn met die resoluties naar de verkiezingen gegaan.
Maar er is meer. Je zou kunnen opwerpen dat die resoluties, uit 1999, al bijna acht jaar oud zijn. Ze zijn echter ook opgenomen in het Vlaams regeerakkoord en er is toch wel een verschil tussen een verkiezingsprogramma en een regeerakkoord. Met een verkiezingsprogramma trek je naar de kiezer, vraag je zoveel mogelijk stemmen en beloof je je best te doen om datgene te realiseren waarvoor je die stemmen hebt gekregen. Een regeerakkoord is een contract tussen partijen. Daar gaat het niet meer om wat die partijen `wel zouden willen doen', maar wat ze zullen doen. En alvast dát onderdeel van het Vlaams regeerakkoord is na de verkiezingen al opgegeven. Wat is er na zes maanden geworden van de verkiezingsbeloftes, de verkiezingsuitslag en de resoluties van het Vlaams Parlement? Niets! We staan op nul. Men moet niet beweren dat de teller is stopgezet. Hij is opnieuw op nul gezet. Dat aan Vlaamse kant de lat niet laag werd gelegd, maar op de grond is gegooid, blijkt niet alleen uit de deelakkoorden, maar ook uit de eerste formateursnota. Ik geeft twee voorbeelden.
Het Vlaams Parlement vraagt dat de gezondheidszorg, ook de financiering ervan, wordt geregionaliseerd. In de eerste formateursnota, van de heer Leterme nota bene, lees ik dat de gemeenschappen een enveloppe zullen krijgen om hun eigen beleid inzake gezondheidszorg te ontwikkelen. Dat staat trouwens ook in de tweede, aangepaste, formateursnota. Als dat het `responsabiliseren van de gemeenschappen' is, dan weet ik het niet meer. Laten we er niet omheen draaien: als we de gemeenschappen een enveloppe geven, dan ontbrandt de discussie opnieuw, namelijk over de verdeelsleutel. Dan zitten we opnieuw in het consumptiefederalisme, zoals we dat al decennialang kennen, met een discussie over de verdeelsleutel en het bepalen van de parameters ervoor. Eigenlijk krijgen we dan een kopie van de financieringswet uit 1989.
Tweede voorbeeld: de NMBS. Een zitje in de raad van bestuur! Alsof het daarmee is opgelost. In de regeerverklaring lees ik dat met de NMBS opnieuw een beheersovereenkomst wordt gesloten. Collega's en ex-leden van het Vlaams Parlement, mijnheer de interim-voorzitter van de CD&V, mevrouw Vervotte, herinner u hoe wij en ook CD&V in het Vlaams Parlement hebben gefulmineerd tegen de 60/40-verdeelsleutel voor het investeringsplan van de NMBS. In de formateursnota lees ik dat we weliswaar graag een zitje in de raad van bestuur van de NMBS zouden hebben om met eigen middelen in de spoorweginfrastructuur te investeren, maar ook dat aan de 60/40-verdeelsleutel, waar zelfs de voorzitter van het Vlaams Parlement, de heer De Batselier, in een elfjulitoespraak zo tegen gekant was, niet wordt getornd.
Dat zijn maar twee voorbeelden die aantonen dat het zogezegde standhouden van de Vlaamse onderhandelaars in feite louter perceptie is. Hebben we een regering met garantie op een grote staatshervorming? Nee. De heren Vandeurzen en De Wever hebben op een persconferentie nog pathetisch verkondigd dat ze nooit in een regering zouden stappen zonder garanties op een staatshervorming. En toch stappen CD&V en ook de N-VA, ook al hebben ze geen minister, wel in een regering zonder die garantie.
Bovendien begint het al slecht. De regering zegt in haar regeerverklaring dat zij twee comités zal oprichten: een comité onder de hoede van de heer Reynders dat het sociaaleconomisch programma voor de toekomstige regering moet ontwikkelen en een Comité van Twaalf voor de institutionele kwesties onder de leiding van de gewezen minister-president van de Vlaamse regering.
Ik heb van de heer Leterme wat dat betreft nog niets gehoord. Van anderen heb ik wel iets vernomen. De heer Verhofstadt heeft verklaard dat hij een nota zal indienen die in het verlengde ligt van zijn jongste toespraak voor de gestelde lichamen. Als die nota de basis is van de gesprekken over een institutionele hervorming, weten wij op voorhand dat we gezien zijn. De inkt van het regeerakkoord was nog niet droog of vicepremier Reynders verklaarde eergisteren al in een interview met de krant De Standaard dat alles open ligt, dat over alles kan worden gesproken, dat er geen taboes zijn. Zo kan er volgens de heer Reynders ook worden gepraat over de herfederalisering van bevoegdheden, van de preventieve gezondheidszorg bijvoorbeeld. Aan Vlaamse kant wil men net het omgekeerde doen om tot coherente bevoegdheidspakketten te komen. Nochtans heeft de heer Reynders niets met de staatshervorming te maken, dat is de bevoegdheid van de heer Leterme.
De heer Reynders wil ook nadenken over een federale kieskring, om misschien zelfs tot unitaire partijen te komen. Ik hoor geen reactie van de heer Leterme.
Laten we de jeugdbescherming waarover zoveel meningsverschillen bestonden tussen mevrouw Vervotte en de vorige federale minister van Justitie Onkelinx, herfederaliseren, zegt de heer Reynders. Geen reactie van de heer Leterme.
Laten we in verband met Brussel-Halle-Vilvoorde het ook eens hebben over de grenzen van het Brussels Gewest, zegt de heer Reynders. Ik lees daarover trouwens niets in de regeerverklaring. Zal die kwestie door het comité van Twaalf worden behandeld?
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA). - Is het Vlaams Belang nu tegen de vrije meningsuiting van politieke partijen? Politieke partijen mogen toch hun standpunt naar voren brengen. Wat de heer Reynders zegt, moet u niet aan ons toeschrijven. Hij zit nog altijd niet op onze banken.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Ik zeg niet dat de heer Reynders zijn mening niet mag geven. Ik trek alleen een aantal politieke conclusies uit zijn uitspraken. Ik stel vast dat de heer Leterme zwijgt over zijn bevoegdheden en dat anderen blijkbaar namens hem spreken. Overigens is het goed voor de duidelijkheid dat de heer Reynders spreekt, dat de heer Verhofstadt zegt dat hij een nota zal indienen. Leve de vrije meningsuiting die ons in staat stelt een aantal politieke conclusies te trekken. Het is niet mijn bedoeling de vrije meningsuiting te beknotten. Ik stel alleen vast dat de ene spreekt en de andere zwijgt.
We houden ons hart vast als we horen wat de heer Reynders zegt over de staatshervorming.
Kortom na zes maanden onderhandelen staan we nergens. Ik ben blij dat de heer Van den Brande, die weet waarover ik spreek, hier aanwezig is. In 1999 kwamen na drie jaar overleg en veel werken de Vlaamse resoluties tot stand.
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - Ik ben bijna ontroerd als ik de heer Van Hauthem stelselmatig hoor verwijzen naar de resoluties van het Vlaams Parlement, onder meer gebaseerd op mijn Schrikkelnota van 1996, wetende dat zijn partij zich van de vijf resoluties heeft gedistantieerd. Toch blijven die vijf resoluties zijn groot referentiepunt. Zijn verhaal houdt dus geen steek.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Men moet een oude aap geen smoelen leren trekken. Waarom hebben we ons van die resoluties gedistantieerd? Omdat dé resolutie waarover moest worden gestemd, op het laatste ogenblik opgesplitst werd in vijf resoluties uit vrees dat sommigen anders niet zouden willen meestemmen. Mijn partij was wel van plan die ene resolutie goed te keuren. Hebben we trouwens niet meegewerkt in de commissie? Mijnheer de gewezen minister-president van de Vlaamse regering, waren de vijf resoluties bij de jongste verkiezingen niet het referentiepunt van uw partij? En ook van de VLD en van sp.a.? Mag ik als lid van de oppositie degenen die de meerderheid uitmaken misschien niet confronteren met hun referentiepunt en concluderen dat de Vlaamse onderhandelaars dat compleet hebben verlaten?
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - Uw verontwaardiging is omgekeerd evenredig met uw opvattingen.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Absoluut niet. Mag ik de meerderheid nog met haar eigen contradicties confronteren? Dat is overigens een vorm van vrije meningsuiting.
Mijnheer Van den Brande, vóór de stemming over de Vlaamse resoluties in 1999 zei u als minister-president in een interview in De Tijd, dat `als de resoluties gestemd worden, dat een democratisch feit is'. Nu zijn we bijna 2008, maar u zult met mij moeten vaststellen dat het democratisch feit in dit land eigenlijk niet bestaat.
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - CD&V heeft acht jaar in de federale oppositie gezeten.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Nu zit CD&V in de federale meerderheid, maar na zes maanden onderhandelen zie ik nog altijd niets van dit democratisch feit. Tijd winnen. Rond de kern van de zaak draaien. Daar gaat het om. De therapie voor het land lijkt vooral op therapeutische hardnekkigheid. Didier Reynders zegt in het interview in De Standaard dat de publieke opinie moet weten dat zes maanden lang niet over staatshervorming is gesproken. Zal het dan in de komende drie maanden gebeuren? We beleven momenteel geen politieke crisis, maar een `institutionele crisis' zoals Hugo Vandenberghe het vanochtend nog op de radio noemde. Een crisis waarbij ook de publieke opinie moet vaststellen dat men in dit land eigenlijk geen federale regering meer kan vormen die de weerspiegeling is van de verkiezingsresultaten in het noorden en het zuiden van het land.
De partijen van de interim-regering proberen België met touwtjes en plakband nog drie maanden bij elkaar te houden, maar het werkt niet langer. Als ze denken dat ze met deze regeerverklaring het vertrouwen kunnen herstellen, dan vergissen ze zich, want bij de publieke opinie is de geest uit de fles. Toen Karel Dillen lang geleden op dit spreekgestoelte over Vlaamse onafhankelijkheid sprak, werd hij weggelachen. Vandaag wordt met die optie niet meer gelachen, ook niet door degenen die helemaal geen voorstander zijn van een boedelscheiding. Het verschil is dat in de publieke opinie de geesten intussen gerijpt zijn. Men kan nu nog proberen de deuken uit de Belgische carrosserie te slaan, maar dat zal niet meer lukken. Onze eigen publieke opinie en overigens ook de buitenlandse pers lachen al met de manier waarop sommigen codewoorden als dialoog en solidariteit blijven gebruiken.
(Exclamations sur les bancs de Groen! et d'Ecolo)
De voorzitter. - Uw spreektijd is om, mijnheer Van Hauthem.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Dialoog betekent in de praktijk staatshervormingen waarin de Franstalige minderheid het altijd haalt. Federalisme kan niet werken, omdat die is ontaard tot een dictatuur van de minderheid.
Solidariteit, dat andere codewoord, staat voor het afzien van elke discussie over de transfers tussen Noord en Zuid.
Indien de Senaat de regering het vertrouwen zou moeten geven, dan zou de Vlaams Belang-fractie dat zeker niet doen. Aan CD&V en N-VA zeg ik dat ze een historische kans missen. Niet dat ze moeten wat wij willen. Wij hebben inderdaad een totaal ander idee over waar we met het land naartoe moet. Voor één keer zouden CD&V en N-VA beter niet de staatsman in de Belgische zin van het woord uithangen, maar optreden als Vlaamse staatslieden. Dat betekent doen wat ze hun kiezers hebben beloofd. Wie deze regering het vertrouwen geeft, doet net het omgekeerde, precies hetzelfde dus als dertig jaar geleden.
Mme Christine Defraigne (MR). - Durant les six mois qui se sont écoulés depuis les élections fédérales du 10 juin, notre pays a connu une crise sans précédent. Pendant cette trop longue période, la Belgique a été un pays en crise d'identité, en crise d'unité politique et en crise de cohésion nationale. Pendant ces longues semaines, la presse internationale n'a pas hésité à dépeindre notre pays comme étant au bord de la séparation. Le sens du dialogue entre les deux grandes communautés du pays, la modération dans les exigences réciproques et l'imagination constructive dans la recherche des solutions caractérisaient notre vie politique. Les pays voisins n'hésitaient pas à les citer comme modèle. Ces caractéristiques constituaient une marque de fabrique, une spécificité typiquement belge. Tout cela s'est évaporé pendant ces six longs mois de crise et d'incertitude politique.
En fait de dialogue, il n'y eut que les ukases proférés par les uns, que la surdité des autres les empêchait d'entendre. La modération n'a trouvé son compte ni dans les exigences démesurées des uns ni dans les refus obstinés des autres. L'imagination constructive s'est en fait limitée à recourir à l'étendue et à la richesse du vocabulaire français : informateur, formateur, explorateur, négociateur, pacificateur, réconciliateur, et j'en passe.
Il était temps que cela cesse. Magritte lui-même, ce prince du surréalisme artistique que le monde entier nous envie, n'en revient toujours pas d'avoir été lui-même victime de cette crise puisque ce surréalisme politique a eu pour effet inattendu de compromettre et de retarder l'ouverture du musée qui consacrera son génie universel.
Il y a cependant beaucoup plus grave. Pendant que le monde politique tergiverse, le coût de l'énergie ne cesse d'enchérir, le pouvoir d'achat s'effrite, les classes moyennes craignent pour leur fin de mois et les gens en situation de précarité voient grandir le spectre de la pauvreté. Les terroristes emprisonnés caressent l'espoir de leur évasion, ainsi que nous avons pu le craindre le jour même de la déclaration gouvernementale.
N'en déplaise à certains, les urgences et les priorités actuelles sont d'ordre socio-économique. En souhaitant que soit mis sur pied un gouvernement, dans des délais restreints, le chef de l'État a cherché un responsable politique d'expérience et d'envergure capable de mener à bien, dans les délais impartis, la tâche difficile à accomplir dans des conditions difficiles et ingrates.
Les uns et les autres porteront certainement des appréciations divergentes sur la formation du gouvernement, sur sa composition et sur ses intentions d'action. L'un des premiers effets de sa mise sur pied sera en tout cas de mettre un terme au déficit d'image dont notre pays a pu souffrir à l'étranger durant ces six derniers mois. La période de turbulences que nous avons traversée n'était certes pas une publicité positive pour les investisseurs potentiels ni une carte de visite conquérante pour nos entreprises à l'étranger. Désormais, nous allons tenter de convaincre à nouveau nos partenaires extérieurs de la solidité de nos institutions et de nos fondements économiques. Nous allons également leur rappeler que la Belgique est et entend rester un partenaire économique de premier choix, une terre accueillante pour les investisseurs étrangers.
Le programme est, par la force des choses, volontairement restreint. On ne peut évidemment exiger de réaliser en trois mois ce qu'il est parfois difficile de réaliser en quatre ans. Ce n'est d'ailleurs pas ce qui vous était demandé.
Cela dit, mon groupe retrouve dans votre déclaration et dans votre programme des orientations et des accents qui lui conviennent, auxquels il souscrit.
La première des priorités est budgétaire, il s'agit de confectionner un budget pour l'année 2008. C'est peut-être une vue de l'esprit, une illusion, mais je pense que l'expérience de Verhofstadt I et II a démontré que l'orthodoxie budgétaire était une priorité et que cet objectif serait à nouveau en ligne de mire.
Je note l'intention de poursuivre la réduction d'impôts. Nous devrons poursuivre l'effort déjà entamé et réduire à nouveau la charge fiscale. C'est une des conditions pour rendre le travail plus intéressant, plus attractif, et il est essentiel que les gens se tournent de préférence vers le travail plutôt que vers l'assistanat.
L'augmentation constante du prix du mazout de chauffage est un réel problème pour nos concitoyens. Aujourd'hui, l'aide accordée par le fonds mazout concerne 100.000 ménages. Cette aide sera bientôt octroyée à près de 800.000 ménages grâce à l'augmentation du plafond de revenus bruts pour bénéficier de cette aide. Il est urgent que, parallèlement, l'inflation du prix des matières fossiles ainsi que des produits de base soit maîtrisée en prenant des accords avec les secteurs visés afin d'alléger la facture des faibles et moyens revenus, car une partie de la classe moyenne souffre aussi de ces augmentations.
Les réformateurs se réjouissent également du fait que votre gouvernement poursuivra la politique menée par le précédent gouvernement concernant le statut social des indépendants et qu'une attention particulière sera consacrée aux PME, secteur particulièrement créateur d'emplois.
Nous soutenons l'accompagnement des chômeurs pour que cet accompagnement soit le plus efficace possible. Il convient également de viser à une plus grande responsabilisation des uns et des autres.
J'insiste sur la nécessité de creuser l'écart entre le salaire net et les allocations de remplacement, en réduisant les charges professionnelles sur les bas salaires et en diminuant encore la fiscalité sur les revenus du travail.
Comme le rappelle la déclaration gouvernementale, je pense qu'il est fondamental de miser sur l'activité économique pour assurer le maintien de l'équilibre de notre sécurité sociale. En effet, lorsque l'activité économique se développe, la base de financement s'élargit. Nous soutiendrons donc les mesures qui seront prises par ce gouvernement pour poursuivre la création d'emplois dans une optique de maintien de notre sécurité sociale.
Il est indispensable en matière de soins de santé, de replacer au centre du débat les relations entre les prestataires et les patients, avec une attention toute particulière pour les malades chroniques et ceux qui sont atteints d'affections graves et/ou de longue durée. La constitution prudente d'une réserve de 380 millions d'euros pour les besoins qui se manifesteront demain ne doivent pas vous empêcher pas de prendre en mains les dossiers urgents en affectant 340 millions d'euros à ceux-ci, notamment dans le cadre de l'exécution de l'accord Médicomut.
Je me réjouis également qu'un plan général de lutte contre le cancer soit mis sur pied. Ce n'est pas seulement le vieillissement de la population, mais le mode de vie et l'environnement qui font que de plus en plus de personnes seront touchées par le cancer. La recherche dans le domaine de l'oncologie est fondamentale et doit être encouragée.
Autre intention annoncée, et non des moindres : vous comptez faire des thématiques du climat et de l'énergie une priorité.
Je pense qu'une attention particulière doit être accordée à l'efficacité énergétique des bâtiments, domaine dans lequel la Belgique se positionne parmi les derniers de la classe au niveau de l'Union européenne. Nous disposons là d'un potentiel encore important de réduction de notre consommation énergétique.
Comme je l'ai dit, il faut diversifier l'offre d'énergie et développer les énergies renouvelables, en veillant toutefois, en termes de biocarburants, à ne pas induire des effets désastreux et dangereux pour un certain nombre de pays producteurs.
J'en viens aux émissions de CO2. Le groupe Arcelor-Mittal revendique ouvertement le droit d'augmenter ses émissions. Il s'agit d'un dossier extrêmement chaud en région de Liège. Sans solution à ce problème, il n'y aura pas de relance économique de la sidérurgie liégeoise. Au-delà des effets d'annonce, le fédéral devra faire sa part du chemin. En effet, si la Wallonie a accepté en 2003 une répartition avantageuse pour la Flandre qui souhaitait favoriser notamment son industrie pétrochimique, je pense que le fédéral devra, dans une solidarité bien comprise, revoir le dossier dans le sens d'une plus grande solidarité entre les régions, comme cela a d'ailleurs déjà été annoncé. Il y va de la relance de la phase à chaud et de la pérennité de la phase à froid de l'industrie sidérurgique liégeoise.
Sur le plan de la mobilité, nous devons, au travers du prochain contrat de gestion de la SNCB, rendre celle-ci toujours plus efficace. Pour ce faire, il conviendra de donner un cadre légal au service minimum à assurer en cas de grèves. Les usagers ne peuvent continuer à être constamment pris en otage. En tant que présidente d'une société de transports en commun de la région liégeoise, je puis dire que la grogne existe. Les pouvoirs publics devront prendre leurs responsabilités et éviter que le dossier ne soit chaque fois renvoyé aux sociétés de transports en commun. Les régions ont un rôle à jouer mais un signal fort doit venir d'en haut.
En matière de justice, je suis heureuse de voir que des efforts seront déployés pour résorber l'arriéré judiciaire. Il me paraît opportun de remettre sur la table certains dossiers qui ont été traités trop rapidement, de manière superficielle et en jetant de la poudre aux yeux sous la précédente législature. Je pense notamment au dossier des TAP qui suscite pleurs et grincements de dents et qui devra être réévalué.
Un certain nombre de difficultés que nous avions annoncées sous la législature précédente sont en train de se concrétiser. Je pense à la sécurité des tribunaux d'application des peines. Cela pose à nouveau de façon générale la sécurité dans nos prétoires.
Je pense aussi que le dossier de l'arriéré judiciaire ne doit pas être traité avec des slogans ou des mesures prises à l'emporte-pièce et qui ne règlent en rien le fond du problème. Il faudra faire preuve de courage, de lucidité et d'audace pour prendre à bras-le-corps toute cette problématique qui concerne des petits groupes corporatistes mais aussi les justiciables. Ce quotidien de la justice est important pour l'image d'un pays, sa solidité et sa capacité à assumer ses fonctions régaliennes.
Je suis heureuse de constater que la surpopulation carcérale sera une priorité de votre gouvernement. Il faudra avoir le courage d'aborder la question de la sanction, notamment, une sanction autonome pour le bracelet électronique.
En terme d'évasion, nous avions posé tout le débat sous la législature précédente trouvant qu'il était absurde de ne pas incriminer le délit d'évasion. À l'heure actuelle, alors que le gardien et le tiers qui apporterait sa complicité sont sanctionnés, celui qui commet le délit d'évasion ne l'est pas. Il s'agit d'avoir un système cohérent en la matière.
Il conviendrait également d'aller plus loin et d'incriminer le délit d'évasion ou, en tout cas, d'aggraver les peines applicables aux délits commis par des détenus évadés. À l'heure actuelle, l'évasion n'est pas considérée comme circonstance aggravante.
Nous accueillons favorablement le souhait exprimé dans cette déclaration gouvernementale de construire de nouveaux établissements pour les personnes internées. Il n'est pas normal que des personnes faisant l'objet d'une mesure d'internement soient contraintes de transiter dans des établissements pénitentiaires traditionnels.
De même, la création d'un nouveau centre pénitentiaire pour délinquants juvéniles permettra d'éviter le relâchement, faute de places, de jeunes condamnés, relâchement qui confère à ces derniers un sentiment d'impunité et crée un sentiment d'injustice dans le chef des victimes.
Nous prenons note des solutions alternatives à l'enfermement qui seront proposées aux familles en séjour illégal. Nous attendrons de voir quelles solutions concrètes sont envisagées. À titre personnel, je me réjouis de l'humanisation de ces situations.
Par contre, je regrette que la déclaration gouvernementale ne fasse aucune allusion aux délinquants sexuels. Mon groupe a beaucoup étudié ce problème sous la législature précédente. Le MR a toujours placé cette question parmi ses priorités et j'espère que des avancées concrètes pourront être enregistrées à bref délai dans ce dossier. Le premier ministre a signalé qu'il comptait sur l'appui du Parlement et nous aurons évidemment l'occasion de reparler de ce problème durant les quelques mois qui vont s'écouler.
Enfin, sur le plan international, une action rapide et déterminée devra être entreprise afin d'envoyer, par l'intermédiaire de nos ambassades, un message clair au monde qui nous entoure. La Belgique est certes un pays qui vient de traverser une crise politique, mais elle reste déterminée à jouer son rôle sur la scène internationale.
Durant cette année 2008, notre diplomatie va donc continuer à porter, sur tous les continents et sur tous les fronts, l'engagement de notre pays pour la paix, les droits de l'homme, la justice, la solidarité et l'égale dignité des hommes.
Depuis un an, nous participons aux travaux du Conseil de sécurité des Nations unies en tant que membre non permanent. Il nous reste encore douze mois pour imprimer notre marque, proposer nos solutions et défendre nos convictions dans les dossiers qui sont à l'agenda du Conseil. Nos soldats font un travail remarquable et reconnu durant les différentes missions qu'ils effectuent en RDC, au Kosovo, au Liban ou en Afghanistan.
L'agenda prévoit également la ratification du nouveau traité institutionnel et nous devons, car nous connaissons la lenteur de la procédure parlementaire, lancer le processus dans notre assemblée afin que ce traité entre en vigueur dès le début 2009.
Voilà les premiers commentaires que je souhaitais formuler au nom des réformateurs sur cette déclaration gouvernementale.
J'en viens à un aspect que je n'ai pas encore évoqué mais qui a son importance, à savoir qu'il s'agit d'un gouvernement « intérimaire », que d'aucuns appelleront « CDD ». Nous touchons ici à une des originalités de notre vie politique. En effet, à ma connaissance, c'est là le premier gouvernement qui s'installe et qui, d'emblée, se donne, une échéance, une date limite, une date de péremption, une deadline qui restreint son action dans le temps. Ce gouvernement a d'ailleurs déclaré sans ambages qu'il « s'effacera à l'issue de ce trimestre pour laisser la place à un autre gouvernement ».
M. Marcel Cheron (Ecolo). - C'est biodégradable.
Mme Christine Defraigne (MR). - Cette déclaration a le mérite d'être claire même si personne ne peut dire, à l'heure actuelle, quel sera ce prochain gouvernement. Vous avez vos comparaisons, monsieur Cheron mais, pour ma part, j'ai mes réflexes d'avocat et certaines décisions de justice prises « au provisoire », en référé, sur la base de l'urgence, des apparences de droit, peuvent parfois se révéler terriblement définitives. Certaines décisions peuvent également être prises, et je vois plusieurs avocats opiner du chef, « provisionnellement ». Du provisionnel, provisoire, ou transitoire, on peut imperceptiblement glisser vers le définitif. Bien malin qui peut dire quel sera le gouvernement dans trois mois : du 24 décembre au 23 mars, de Noël à Pâques, pour ceux qui y croient, c'est une éternité. Je ne suis pas Mme Soleil, ni Mme Irma, ni même Sainte Rita la patronne des causes désespérées, mais je crois pouvoir deviner que ce gouvernement n'est pas exactement celui que souhaitaient certaines formations politiques.
M. Philippe Mahoux (PS). - C'est une litote !
Mme Christine Defraigne (MR). - À force de vous fréquenter, monsieur Mahoux, j'en arrive à édulcorer mon propos, à parler par circonlocutions, à utiliser des doubles négations. Durant ces quatre années passées au Sénat, je ne pense pas m'être lénifiée, mais je parviens à être moins brutale qu'avant. Et en ce jour de Noël, je m'adoucis, je modère mon propos et je me dis que ce gouvernement ne représente pas ce que les uns et les autres espéraient dans leurs rêves les plus fous.
La nouveauté, c'est que l'on a fixé un cadre. Notre premier vice-premier et ministre des Finances s'activera à dégager un accord majoritaire sur les problèmes sociaux et économique tandis que le second vice-premier ministre et ministre des réformes institutionnelles, M. Leterme, partira, une fois de plus, à la recherche d'un accord institutionnel.
Sa recherche sera toutefois fortement encadrée puisque son groupe de travail est limité à douze personnes qui pourront « convier à leurs réunions les présidents de la Chambre et du Sénat ». En outre, les travaux seront organisés à partir d'une note reprenant la vision « des contours d'une réforme des institutions fédérales » qui ne sera dévoilée que lors de la première réunion du groupe de travail.
Je n'entends pas non plus jouer les Cassandre en rappelant que, depuis six mois, maintes méthodes de travail ont été expérimentées sans rencontrer un succès réel, franc et massif.
J'ose espérer que la méthode et l'approche seront cette fois les bonnes. À cet égard, le fait que le groupe de travail s'appellera « Octopus » est un élément qui alimente mon optimisme. Le choix de cette dénomination n'est certainement pas innocent.
Il y a un peu plus de dix ans, alors que notre pays vivait des heures noires, Octopus avait rassemblé tous les partis démocratiques afin de procéder à une réforme fondamentale permettant de surmonter une crise de confiance dont l'ampleur menaçait la stabilité de nos institutions. C'est ce même état d'esprit et ce même sens des responsabilités vis-à-vis du pays, de sa population et de ses institutions que l'on veut insuffler à ce nouvel Octopus.
Le gouvernement est certes intérimaire mais il est d'une importance essentielle pour l'avenir de notre pays. Ce qui est temporaire n'est pas nécessairement accessoire ou négligeable. Quand la mer est houleuse, quand les vagues sont enflées et que souffle la tempête, les gros paquebots doivent s'en remettre à l'habileté d'un petit remorqueur. La responsabilité du remorqueur est de courte durée. Elle cesse dès que le navire est arrivé à bon port, mais son intervention est nécessaire et essentielle.
Ce gouvernement est peut-être le remorqueur temporaire aux bons soins duquel l'accostage définitif est confié. C'est au remorqueur que le groupe MR accordera sa confiance.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V-N-VA). - De uitslag van de verkiezingen van 10 juni heeft de politieke realiteit van ons land fundamenteel herschikt. Het paarse beleid is door de Vlaamse kiezer op een heel scherpe en overduidelijke wijze afgestraft. Daarnaast heeft de Vlaamse kiezer met zijn stem aangegeven dat de institutionele context niet meer wordt gedragen door de meerderheid in dit land.
De voorbije zes maanden is voor Vlamingen en Franstaligen duidelijk geworden dat een nieuwe brede consensus moeten worden gezocht over hoe dit land moet worden opgebouwd.
Verder doen zoals we bezig waren, is geen optie. Zonder staatshervorming zou de radicalisering in beide gemeenschappen overigens alleen maar toenemen. Een krachtdadig beleid behoeft immers, in het belang van eenieder, gepaste instellingen die een optimaal beleid mogelijk maken en die ruim worden gedragen.
In een democratie hebben de regering en het parlement verschillende opdrachten. De regering bestuurt, het parlement controleert en stemt over wetten. Terwijl we samen, in dialoog, op zoek gaan naar een nieuw institutioneel evenwicht, moet het land worden geregeerd door een ploeg met volle bevoegdheden. Meer en meer werden de voorbije weken de grenzen van de regering in lopende zaken duidelijk. Dringende kwesties konden niet worden aangepakt.
Met de interim-regering komt daar nu een einde aan. De instellingen kunnen weer op een normale wijze functioneren. De dringende aangelegenheden kunnen door een ploeg met volle bevoegdheid én met volle verantwoordelijkheid worden aangepakt.
In het programma van de interim-regering komen duidelijke christendemocratische accenten terug: de opstelling van de begroting 2008 met een licht overschot; de strikte uitvoering van de budgettaire afspraken met betrekking tot de uitgaven in de ziekteverzekering; extra inspanningen om de industrie en kenniseconomie zuurstof te geven; een grotere concurrentie op de energiemarkt om de energieprijzen betaalbaar te houden; maatregelen om de koopkracht van de mensen te ondersteunen, zoals de verhoging van de laagste uitkeringen, bijkomende welvaartsaanpassingen aan de pensioenen, de versterking van het stookoliefonds en de verbetering van de tegemoetkoming aan chronisch zieken; het opzetten van een ambitieus en haalbaar post-Kyotoklimaatbeleid; het uitvoeren van de aanbevelingen van de Staten-Generaal voor de verkeersveiligheid; dringende maatregelen om de overbevolking in de gevangenissen tegen te gaan; het vastleggen van het nieuwe veiligheidsplan; de noodzakelijke maatregelen om de norm van 0,7% van het bbp voor ontwikkelingssamenwerking tegen 2010 te halen; de ratificatie van het verdrag van Lissabon.
Het is de opdracht van politici om vooruit te kijken en de mensen een perspectief te bieden. Verschillende leden van onze fractie zullen onze visie op deze interim-regering en op de toekomst toelichten. Wij willen de problemen van de mensen en van de samenleving oplossen en verantwoordelijkheid opnemen.
Het is de overtuiging van het kartel CD&V-N-VA dat deze interim-regering noodzakelijk is om de dringende problemen aan te pakken en om de noodzakelijke staatshervorming voor te bereiden. De eerste resultaten daarvan moeten duidelijk zijn tegen 23 maart.
Er is vandaag geen enkele reden tot euforie of triomfalisme. Er is vandaag niets gewonnen, maar op de steun van onze fractie kan deze regering rekenen. Ze zal de regering steunen op een constructieve, maar kritische wijze en erop toezien dat de regering consequent is met het gegeven woord.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - De regering die gisteren in de Kamer het vertrouwen kreeg, is niet de regering van nationale eenheid die sommigen in het vooruitzicht hadden gesteld. De exclusieven die sommige partijen ten aanzien van andere democratische partijen hebben gesteld, maakten dat immers onmogelijk.
De regering is door haar samenstelling en haar vorm evenmin een staatshervorming op zich, zoals onze liberale vrienden ons trachtten wijs te maken toen ze nog droomden van een oranje-blauwe regering zonder de Parti socialiste.
De interim-regering is eigenlijk een paarse regering die gedepanneerd wordt door Leterme, die gedacht heeft: If you can't beat them, join them!
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Het was omgekeerd, denk ik, mijnheer Martens.
De heer Bart Martens (sp.a-spirit). - De interim-regering die zich vandaag aandient, kunnen we nog het best als paars-paaps omschrijven. Ze is een product uit de snelverkoop waarvan, zoals van alle producten uit de snelverkoop, de houdbaarheidsdatum is bepaald. De teller telt niet meer op, hij telt af tot de vervaldatum van 23 maart. Na de houdbaarheidsdatum is een product niet noodzakelijk ongeschikt voor consumptie. Het blijft ten minste tot die datum houdbaar, maar wordt vaak ook nadien nog geconsumeerd. Na die datum is de producent evenwel niet langer aansprakelijk voor de eventuele negatieve gevolgen van consumptie.
Op 23 maart zal moeten blijken of de interim-regering gewoon voortgaat dan wel of ze vervelt tot een nieuwe regering met een echt programma dat de basis legt voor de sociaaleconomische en institutionele hervormingen waaraan onze maatschappij nood heeft om het hoofd te kunnen bieden aan de vergrijzing, de klimaatopwarming en de groeiende kloof tussen rijk en arm.
We hopen dat op 23 maart de interim-regering echt vervelt, maar we vrezen dat ze gewoon voortgaat en dat Verhofstadt na Pasen niet als een soort redder des vaderlands ten hemel zal stijgen om plaats te maken voor Leterme. Hij zal blijven zitten waar hij nu zit. J'y suis, j'y reste, zal hij denken en net als zijn hele ploeg zal hij verknocht zijn aan zijn zetel. Niemand zal opstaan.
Nochtans volstaan drie velletjes regeerakkoord niet om de problemen de baas te kunnen. De inhoud ervan noopt ons alleen maar tot het besluit dat de regering aan interne tegenstellingen ten onder moet gaan.
De regering plant een belastingverlaging voor de lage en de gemiddelde lonen, een verhoging van de uitkeringen, een aanpassing van de pensioenen aan de welvaart, een lastenverlaging op energie, het dichten van het gat in de begroting, en dat alles ondanks een sputterende economische motor. Waar denkt de regering de gigantische som geld te vinden om al die doelstellingen te verwezenlijken? Het lijkt wel de kwadratuur van de cirkel.
Het regeerakkoord stelt veel acties in het vooruitzicht zonder enige resultaatsverbintenis. Het is dus vrijblijvend.
Er zal een nieuwe beheersovereenkomst met de NMBS worden gesloten, maar met welke doelstellingen? Dat vinden we nergens terug.
Er zullen convenanten worden gesloten met de energie- en met de distributiesector. Laten we niet lachen, ook in de vorige zittingperiode hebben we twee vrijblijvende akkoorden met de energiesector gesloten. SUEZ is het merendeel van zijn beloftes in de Pax Electrica I en II niet nagekomen.
Ons land heeft geen gouden aandeel in SUEZ gekregen. De prijzen zouden luwen tot in 2009. We hebben echter het omgekeerde gezien, want Electrabel heeft enkele maanden geleden de prijzen eenzijdig verhoogd, voor gas zelfs met 20%.
Wij zijn van oordeel dat men monopolies niet moet doorbreken door vrijblijvende akkoorden te sluiten met een monopolist waarin gegeven en genomen wordt. Monopolies moeten worden doorbroken via de wetgevende weg, met regelgeving, en het parlement heeft hierin een rol te vervullen. De regelgeving moet immers democratisch controleerbaar en afdwingbaar zijn.
Wij betreuren dat deze regering kiest voor de vluchtweg van de convenanten in plaats van de wetgevende initiatieven te steunen die in de Senaat al op tafel lagen. Die initiatieven hadden veel sneller tot meer tastbare resultaten kunnen leiden dan de convenanten die de regering nu wil opmaken. Onze wetsvoorstellen inzake prijsregulering zouden ook veel sneller de opwaartse tendens in de stroom- en gasprijzen kunnen stoppen. Ze zouden veel sneller kunnen leiden tot een echte concurrentie op de energiemarkt. Ons wetsvoorstel voor het uitbreiden van het stookoliefonds had de mensen deze winter al uit de miserie geholpen. Het voornemen van de nieuwe interim-regering om het stookoliefonds uit te breiden, laat een grote groep mensen deze winter letterlijk nog in de kou staan.
België heeft nu een nieuwe regering die negentig dagen heeft voor het realiseren van tien punten. Dat betekent negen dagen per punt. In dat licht vinden wij het dan ook volkomen onverantwoord dat de wetgevende initiatieven die al op tafel lagen, genegeerd worden en omgeruild worden voor een soort vlucht vooruit.
Mij doen de huidige interim-ploeg en het huidige regeerakkoord denken aan een circusnummer waarbij de artiest de stokjes constant in beweging moet houden en de borden moet blijven ronddraaien zodat ze niet op de grond vallen en breken. De regering serveert ons allerlei ideeën over de verhoging van de koopkracht, het wegwerken van het begrotingstekort, het tegengaan van de opwarming van de aarde, het vergroten van de concurrentie op de energiemarkt, een staatshervorming, enzovoort. Ze zal al die bordjes echter draaiende moeten houden, zonder enige garantie op resultaat, zonder enige garantie dat die bordjes uiteindelijk op de tafel zullen kunnen worden voorgezet.
De regering kan van ons toch moeilijk verwachten dat wij het vertrouwen schenken aan een ploeg die elkaar niet eens vertrouwt. Onze klok tikt af tot 23 maart en wij hopen dat er dan een andere ploeg zal staan, met een echt programma dat een antwoord is op de echte uitdagingen van onze maatschappij.
M. José Daras (Ecolo). - Comme beaucoup d'entre nous et comme, je le pense, bien des citoyens, j'éprouve des sentiments mitigés.
D'une part, en effet, nous avons enfin un gouvernement ; il en fallait un pour ce pays et nous l'attendions tous. Nous sommes donc satisfaits que l'État puisse à nouveau fonctionner normalement, pour notre image à l'étranger, pour restaurer la confiance en l'avenir, notamment auprès de nos concitoyens, mais également pour le travail du Parlement : pouvoir contrôler, interpeller, voir des textes aboutir, face à un gouvernement qui réagit, est sans doute un élément positif.
D'autre part, on nous dit qu'il s'agit d'un gouvernement intérimaire. Or, un tel gouvernement n'existe pas. En tout cas, il n'en est nulle part fait mention dans la Constitution. Pourquoi cette qualification d'intérimaire ? Parce que M. Verhofstadt nous a promis de se retirer après trois mois. Parce que le CD&V-N-VA met la pression pour obtenir, d'ici là, un accord sur la réforme de l'État. Pour le reste, c'est un gouvernement qui dispose d'une majorité au Parlement et qui va gouverner.
Le gouvernement intérimaire s'apparente à une formule magique. Je m'explique. M. Leterme a disposé de six mois, au terme desquels il n'a pu dégager de réponse en matière institutionnelle. Il a fait diverses tentatives, tel Stanley cherchant les sources du Nil... Ensuite, M. Verhofstadt a eu une idée de génie - nous l'en remercions - et a adressé la demande suivante au Roi : « Sire, donnez-lui encore nonante jours ! ». Et il a ajouté : « En attendant, on va quand même gouverner, mais juste ce qu'il faut »...
Cela n'existe pas, un gouvernement intérimaire ! Le monde ne va pas s'arrêter de tourner pendant trois mois, le temps que la Belgique puisse, peut-être, définir son avenir. D'où le malaise.
Heureusement, le Parlement, lui, n'est pas intérimaire. Bien sûr, le Sénat ne doit pas émettre de vote de confiance. Vous me permettrez, madame la ministre, de rappeler que même si notre débat de ce jour est purement symbolique, le gouvernement aura autant besoin d'une majorité, voire des deux tiers, au Sénat qu'à la Chambre. Je ne peux donc qu'inviter le gouvernement à témoigner, vis-à-vis des travaux du Sénat, du même respect qu'à l'égard des travaux de la Chambre.
Vous nous promettez un budget 2008. Ce rôle n'incombe pas à un gouvernement intérimaire. Non seulement ce budget vaudra pour toute l'année et pas pour trois mois seulement mais, de plus, par ses paramètres, il influencera les années suivantes.
Selon la déclaration de M. Verhofstadt, « il faut se réengager sur la voie du pacte de stabilité ». J'ai la faiblesse de croire que chaque mot de la déclaration a été soigneusement pesé, vu les difficultés ayant accompagné la mise sur pied du gouvernement intérimaire. Se réengager signifie que l'on s'était éloigné de ce pacte de stabilité.
M. Philippe Mahoux (PS). - Au moins pendant six mois ! Six mois de négociations stériles !
M. José Daras (Ecolo). - On attendait que vous arriviez !
M. Philippe Mahoux (PS). - C'est vrai !
M. José Daras (Ecolo). - Pour résorber le déficit prévu en 2008 par le comité de monitoring, il faudra trouver 2,5 milliards. On peut espérer que le montant soit moins élevé, mais appliquons le principe de précaution et supposons qu'il faille trouver 2, 5 milliards d'euros.
En fait, le comité de monitoring prévoit un déficit de 3,9 milliards d'euros sur le budget fédéral mais, en tenant compte des surplus de la sécurité sociale et de ceux de l'entité 2, il est possible de ramener la note à 2,5 milliards, ce qui n'est pas rien. Pour rappel, le système des intérêts notionnels va coûter 2,7 milliards en 2008 et il faut trouver 2,5 milliards. Je ne fais qu'une comparaison, qui peut être intéressante.
Nous nous sommes éloignés du pacte de stabilité. En 2004, le Conseil supérieur des Finances préconisait, pour 2007, un excédent de 0,7% du budget. Nous enregistrerons un déficit de 0,2%. Nous manquerons donc de moyens pour faire face aux nécessités, au vieillissement de la population. Nous avons complètement dérapé mais la situation ne date pas des six derniers mois. Même si la crise n'a pas fait de bien, il est facile de dire qu'elle est responsable du dérapage. En réalité, celui-ci s'explique par la politique menée pendant toute la durée du gouvernement précédent. En effet, depuis 2003, le solde primaire s'est dégradé, passant de 5,4% du PIB à 3,7% en 2007. C'est donc depuis 2003 que l'on s'écarte des exigences du pacte de stabilité.
Les recettes n'évoluent pas au même rythme que les dépenses et, d'après le comité de monitoring, cette tendance va se confirmer au cours de 2008. La réforme fiscale, les intérêts notionnels coûtent de l'argent, mais le gouvernement a décidé d'aller résolument de l'avant en annonçant un effet de retour important. Le problème est que, jusqu'à présent, l'effet de retour est bien inférieur au coût de ces mesures.
Or, il existe de vraies urgences. Une part importante de la population vit difficilement, voire en dessous du seuil de pauvreté. Faut-il rappeler qu'une réforme fiscale n'intéresse pas ceux qui, aujourd'hui, ne paient pas d'impôts parce que leurs revenus sont insuffisants ? Faut-il redire que pour ceux qui ont un faible salaire, la formule d'indexation existante est nettement plus défavorable, vu la composition du panier des ménages ? Ceux qui perçoivent un salaire faible voient à nouveau leurs dépenses augmenter plus vite que l'indexation. Celle-ci va bien sûr se produire mais elle ne sera pas suffisante pour les personnes à faibles revenus.
Permettez-moi de citer un extrait de la déclaration gouvernementale. Au point 2, on peut lire : « Nous tenterons d'atteindre, dans le cadre de la marge budgétaire restreinte, une combinaison équilibrée d'augmentations des allocations les plus basses et d'adaptations au bien-être supplémentaires, en particulier pour les pensions, ainsi que des réductions d'impôts ciblées sur les bas et moyens revenus. » En réalité, le marge budgétaire est nulle mais les libéraux tiennent encore à la réforme fiscale qui leur est chère. Nous sommes loin de la liaison automatique des allocations sociales au bien-être qui se trouvait pourtant dans le programme électoral de certains partis.
À propos du gouvernement précédent, mes amis socialistes ont parlé d' « alliance contre nature ». Je ne sais pas quelle expression ils trouveront cette fois-ci pour expliquer que les résultats qui seront obtenus, seront fort éloignés du contenu de leur programme et de leurs attentes, que je pense sincères. Le moins que l'on puisse dire est que l'on ne voit pas la différence avec l' « Orange bleue ».
Je ne vous parlerai pas du problème du logement puisque le mot « logement » ne figure tout simplement pas dans la déclaration gouvernementale.
M. Philippe Mahoux (PS). - Le logement est une compétence régionale, monsieur Daras.
M. José Daras (Ecolo). - Les loyers ne sont pas une compétence régionale !
Un mot du dossier énergie et climat qui ne se satisfait évidemment pas d'un gouvernement intérimaire alors que des engagements doivent être pris pour 2020, pour 2050... Hiver après hiver, les plus démunis doivent se satisfaire de petites mesures reprises chaque année, comme s'il s'agissait de répandre du sel sur les routes. Ils attendent toujours les mesures structurelles que nous appelons depuis des années : rendre du pouvoir au régulateur pour maîtriser les tarifs - j'ai déposé il y a quelques jours un amendement qui n'a été soutenu par personne - regrouper les fonds pour apporter une aide à ceux qui en ont le plus besoin dans leurs investissements et, surtout, assurer la coordination avec les régions puisque les compétences en ce domaine sont partagées. De tout cela, pas un mot.
Les engagements en matière de climat sont d'une mollesse totale. Ils s'inscrivent plus ou moins dans le cadre européen, sans aucune volonté affirmée. S'engager pour quinze ans ou davantage, c'est plus difficile, j'en conviens, pour un gouvernement intérimaire que pour un gouvernement normal. Mais il n'y a pas de gouvernement intérimaire !
Je relève au passage la pratique nouvelle de l'oxymoron puisqu'on nous parle de politique ambitieuse et réaliste, deux termes qui me semblent en l'occurrence parfaitement contradictoires.
Je partage les inquiétudes de Mme Defraigne sur l'avenir de la sidérurgie à Liège. Cela fait un bon moment déjà que personne ne trouve de réponse et que l'on se renvoie la patate chaude de l'un à l'autre. Peut-être que quelqu'un se saisira-t-il enfin sérieusement de ce dossier ?
Mes collègues, aussi bien Écolo que Groen, aborderont d'autres points importants mais je m'en voudrais de ne pas souligner que l'on n'a même pas pu dire pour trois mois - pour beaucoup plus longtemps, à mon estime - que l'on n'expulsera plus de sans-papiers et que l'on ne mettra plus d'enfants en prison ! Je suis scandalisé de voir que les termes « détention d'enfants », « détention de familles avec enfants » figurent toujours dans le texte. Pourtant, si je me souviens bien, certains de nos débats préélectoraux, chers collègues, comportaient l'engagement « plus jamais d'enfants emprisonnés » ! Mme Piryns reviendra sur le sujet.
En conclusion, je ne criera pas Vive Verhofstadt III, d'autant qu'il ne constitue qu'un sas pour Leterme Ier qui est aujourd'hui une grande énigme. Nous ignorons la composition de ce gouvernement à venir même si a priori les partis qui sont actuellement en place y resteront. Mais surtout, nous ignorons à quel accord institutionnel il sera possible d'arriver.
Nous participerons au groupe des douze. Depuis toujours, depuis que nous sommes présents au parlement, les Verts du Nord et du Sud du pays travaillent ensemble, y compris sur les problèmes institutionnels, même si pour nous également il n'est pas toujours facile d'aboutir à un accord. Nous pensons que cette expérience est importante et nous participerons donc avec bonne volonté à ce groupe octopus et puis, nous verrons.
Aujourd'hui notre présence dans l'opposition est extrêmement utile. Nous sommes la seule opposition démocratique francophone sérieuse. Il est nécessaire que subsiste une opposition. Quand on fait l'union nationale, on la fait pour tout le pays et non dans une communauté et pas dans l'autre, cela n'a pas de sens. Nous resterons donc dans une opposition que nous voulons utile, suivant la formule employée à la Chambre, utile surtout pour nos concitoyens qui ont bien besoin de savoir aujourd'hui qu'ils sont entendus, que leurs préoccupations sont prises en compte. Notre travail, tout notre travail sera essentiellement axé sur l'amélioration de la situation de nos concitoyens. Nous regarderons vers l'avenir, l'avenir de la Belgique et l'avenir des grands défis environnementaux.
M. Philippe Mahoux (PS). - Gubernaculum, or en latin de cuisine habemus gouvernementum ! Il est tout à fait extraordinaire que le seul fait d'avoir un gouvernement, quel qu'il soit, constitue un événement majeur dans notre vie politique.
On sait combien le lyrisme à la tribune fait parfois fi des actes pour se référer aux paroles. Or, ce qui importe à nos yeux par rapport aux orientations réelles de l'ensemble des partis politiques composant cette assemblée, ce ne sont pas les déclarations d'intention, mais les actes qui les concrétiseront. Il ne faut pas juger autrui sur ses déclarations, mais sur les mesures concrètes qu'il prend à l'un ou à l'autre moment.
Nous ne reviendrons pas longuement sur les circonstances de la vie politique que nous venons de connaître. Six mois de négociations et, chacun en conviendra, six mois d'échecs !
Voici trois semaines environ, l'ensemble des partis démocratiques a manifesté la volonté de sortir de cette crise qui commençait à inquiéter sérieusement nos concitoyens et à créer, comme nous le rapportaient nos représentants à l'étranger, quelque inquiétude sur le plan international par rapport à l'avenir de la Belgique.
Cette volonté a eu pour conséquence que l'on a tout à coup fait appel à la famille socialiste, qui avait été à priori exclue de toute forme de discussion et de négociation. En raison des circonstances, nous avons répondu de manière positive, en considérant bien entendu que nous aurions une place entière au sein du gouvernement et qu'elle serait marquée sur deux plans : d'une part, l'empreinte sociale que nous voulons donner à ce gouvernement, intérimaire il est vrai, mais appelé à une longévité plus importante que les trois mois annoncés, et, d'autre part, la défense des francophones dans ce que sera la grande négociation qui devra déterminer le statut futur de la Belgique. Un statut définitif, affirment certains, mais évolutif prétendent d'autres, puisqu'une constitution et une articulation entre communautés et régions dans un pays sont des éléments éminemment évolutifs.
Je reviendrai sur la déclaration du premier ministre en soulignant quatre points.
Premièrement, augmentation du pouvoir d'achat de chacun, particulièrement pour les allocations et les pensions les plus basses.
Deuxièmement, adaptations au bien-être, donc la poursuite d'une politique prioritaire pour nous ;
Je voudrais quand même souligner que cette décision d'adaptation des pensions au bien-être a été prise à notre initiative, avec l'ensemble du gouvernement, lors de la législature précédente. Nous souhaitons évidemment voir poursuivre son application.
Troisièmement, le rattrapage des pensions les plus basses qui est, faut-il le rappeler, l'une de nos exigences ;
Quatrièmement, l'augmentation du salaire poche des personnes ayant des bas et moyens revenus.
Si j'insiste sur ces quatre points, c'est pour montrer que le problème du pouvoir d'achat de l'ensemble de la population nous paraît fondamental. Cette question a tout à coup surgi dans l'agenda comme s'il s'agissait d'un phénomène tout à fait récent. Reconnaissons que l'explosion du prix de l'énergie a mis en évidence ce problème, auquel il faut ajouter le renchérissement du prix de l'alimentation.
L'engagement est également pris de réduire la fiscalité sur les bas et les moyens salaires. Nous nous réjouissons de voir ce gouvernement s'engager à prendre des mesures allant dans le sens d'une plus grande justice sociale.
Nous estimons en effet qu'il est prioritaire d'augmenter le pouvoir d'achat de ceux qui travaillent, c'est à dire des bas et moyens salaires, les plus touchés par la réduction du pouvoir d'achat.
Nous privilégions, plus que toute autre piste, celle du crédit d'impôt social, c'est-à-dire une réduction d'impôt, octroyée à l'ensemble des travailleurs à bas et moyens revenus, intégrée dans le précompte, et remboursable pour ceux qui ne paient aucun impôt.
M. José Daras (Ecolo). - Je n'ai pas lu cela dans la déclaration gouvernementale !
M. Philippe Mahoux (PS). - Je ne suis pas le premier ministre et je ne risque pas de l'être, monsieur Daras ! Mes déclarations engagent le parti socialiste et l'action qu'il mènera à travers le gouvernement. C'est non seulement notre intention mais également notre volonté !
La technique du précompte est une réponse à ce que j'ai entendu encore ce matin : les techniques particulières de crédit d'impôt faisaient que ceux qui en étaient bénéficiaires prêtaient à l'État durant l'année que durait la rectification. C'est d'ailleurs ce que prône le rapport du Conseil supérieur des Finances.
Je ne reviendrai pas ici sur le débat relatif à l'élargissement du Fonds Mazout, qui s'est déroulé tant à la Chambre que dans cette assemblée.
Je veux simplement rappeler que c'est une proposition déposée par les socialistes à la Chambre qui a mis le problème en évidence.
(Protestations de Mme Isabelle Durant)
Cette proposition avait été déposée à l'époque de l'orange bleue. Grâce à la formation d'un gouvernement et à la volonté affichée du parti socialiste, on peut élargir le Fonds Mazout. Cette mesure va pouvoir être chiffrée et mise en oeuvre rapidement.
Dans un gouvernement intérimaire comme le nôtre, nous pèserons de toutes nos forces sur le gouvernement pour que cet élargissement devienne très vite une réalité. C'est d'ailleurs ce qui a justifié notre vote il y a trois jours. Avec le ministre Dupont qui a été l'initiateur de ce Fonds lors du précédent gouvernement, nous avons l'assurance de pouvoir le renforcer.
Nous continuerons à demander que le gouvernement vienne faire le point au Parlement sur les questions liées à l'emploi et notamment sur le plan d'accompagnement des chômeurs. Nous avons demandé un plan national. Nous considérons en effet que le combat pour l'emploi ne doit pas se limiter à la lutte contre les pièges à l'emploi et à l'augmentation du salaire net, même s'il s'agit d'éléments primordiaux. Il convient de souligner l'importance de la formation professionnelle et de la conciliation de la vie professionnelle et de la vie privée. Nous serons attentifs au dossier des prépensions. Par ailleurs, l'élément de pénibilité doit être pris en compte pour les travailleurs âgés. Nous devons en discuter à nouveau, surtout si l'on souhaite que la solidarité entre générations soit une réalité. (Interruptions de Mme Durant)
Certains collègues ont déjà souligné qu'une attention particulière doit être accordée aux maladies chroniques. Durant la précédente législature, nous avons obtenu un taux de croissance de 4,5% pour les soins de santé. Cette attention doit être principalement centrée sur un plan de lutte contre le cancer. Tout cela requiert des budgets de recherche importants et la prise en compte de l'accompagnement des malades. Nous soutenons donc la demande du secteur de la santé qui souhaite la mise en oeuvre d'un plan cancer de toute urgence, comme demandé dans le livre blanc relatif à la prise en charge du cancer en Belgique.
J'en viens à l'environnement.
M. Marcel Cheron (Ecolo). - Social !
M. Philippe Mahoux (PS). - Voilà que le groupe Ecolo adhère aux idées socialistes !
La Belgique adhère aux objectifs du second plan d'allocations de Kyoto ainsi qu'aux objectifs chiffrés pour les sources d'énergie renouvelables. Des mesures sont annoncées par le gouvernement en faveur du climat. Nous insistons sur une approche transversale d'une politique environnementale associant le pouvoir fédéral, les régions et les communautés. Un ministre socialiste est chargé de ces compétences. Nous jugerons son action sur ses actes, qui correspondront, j'en suis sûr, aux déclarations d'intention.
Il sera tenu compte de l'empreinte sociale mais aussi de l'approche sociale de la problématique environnementale. Dans ce cas aussi, la justice sociale doit s'appliquer. Cela vaut d'ailleurs également pour les mesures régionales.
Je voudrais souligner la satisfaction du groupe socialiste face à la continuation des actions entreprises par le précédent gouvernement dans le domaine de la justice : création des tribunaux d'exécution des peines, accélération de la sécurisation des établissements pénitentiaires, construction de deux nouveaux instituts pour les internés et d'un pour les mineurs dessaisis. Nous espérons également que le gouvernement s'attellera à poursuivre la mise en oeuvre des législations essentielles promulguées à ce sujet. Je pense à la loi sur le statut interne des détenus.
Ayant toujours vigoureusement condamné l'enfermement des enfants dans les centres fermés, nous ne pouvons que nous réjouir de la volonté du gouvernement de développer des solutions alternatives à la détention de familles avec enfants dans ces centres. Cela se trouve dans la déclaration du premier ministre. Nous resterons en outre particulièrement attentifs à ce que l'humanisation des centres fermés devienne une réalité.
M. Josy Dubié (Ecolo). - C'est à l'école que doivent se trouver ces enfants, pas en prison...
M. Philippe Mahoux (PS). - Monsieur Dubié, voici quinze jours, j'étais présent comme vous pour empêcher que des enfants soient enfermés. Il n'est peut-être pas totalement justifié que vous m'adressiez cette remarque.
Je dis et je répète que nous sommes partisans de l'interdiction de l'enfermement des enfants dans les centres fermés. Nous avions d'ailleurs déposé une proposition à ce sujet, déjà lors de la précédente législation. Nous l'avons redéposé dès l'installation du Sénat. (Applaudissements sur les bancs Ecolo).
Entendre dans une déclaration gouvernementale que le gouvernement s'attellera à trouver une alternative à l'enfermement des familles avec enfants, nous peut que nous réjouir. Il faut juger sur les actes et nous serons attentifs à ce que cette déclaration se concrétise tant durant les trois prochains mois que dans les suivants.
Rien n'est certain. Edgar Morin dit que la seule certitude qu'offre l'avenir est qu'il est incertain. On peut s'accorder avec lui.
Notre pays se doit de continuer à développer sa dimension européenne et internationale.
Je présume que le gouvernement va rapidement déposer les avant-projets de ratification du traité de Lisbonne. Notre position sur ce traité est connue. On peut le voir comme un verre à moitié plein ou comme un verre à moitié vide. Il contient des avancées certaines sur le fonctionnement européen et sur les institutions.
La Charte des droits sociaux a été adoptée malgré les perturbations au parlement européen. C'est une avancée incontestable, malgré l'exception de la Grande-Bretagne.
Nous savons que ce traité de Lisbonne comporte des lacunes. Ainsi, la conjonction entre les objectifs sociaux, économiques et environnementaux nous paraît insuffisante. Cependant, globalement, ce traité est une avancée qui permettra un meilleur fonctionnement de l'Union européenne. Nous pensons aussi que si l'on veut encore progresser, il faudra recourir aux méthodes de coopération renforcée prévues dans le traité de Lisbonne.
Membre du Conseil de sécurité des Nations unies, notre engagement pour la diplomatie préventive et la résolution des conflits devra davantage encore y trouver sa pleine expression. Notre attention se portera notamment sur la situation en Europe centrale, mais aussi sur les autres régions problématiques dans le monde où nos militaires sont parfois engagés dans des opérations très difficiles. Nous avons d'ailleurs discuté récemment de la situation du Kosovo. Nous considérons que le souci des Kosovars d'obtenir leur indépendance est parfaitement légitime mais il doit être examiné dans le contexte de la nécessaire sécurité de l'ensemble des pays européens.
Outre la dimension environnementale internationale, il nous revient de considérer les problèmes liés aux droits humains comme très importants. Je pense plus particulièrement à l'implication des enfants et des femmes dans les conflits armés.
Le premier ministre a parlé de la nécessité de mettre notre pays en valeur sur le plan international. J'espère que l'engagement de la Belgique pour l'interdiction définitive des bombes à sous-munitions nous en donnera l'occasion.
Notre pays aurait pu être l'initiateur d'une convention internationale à ce sujet. Les hésitations des Affaires étrangères à s'engager dans cette voie ont permis à la Norvège de lancer la convention d'Oslo. Nous soutenons maintenant résolument celle-ci, comme on l'a constaté lors de la dernière réunion organisée à Bruxelles par le ministre des Affaires étrangères. Nous ne pouvons que nous en réjouir pour l'image de la Belgique. Celle-ci est en effet le premier pays à avoir interdit les mines antipersonnel et les bombes à sous-munitions, et à en pénaliser le financement.
Grâce à notre engagement, plusieurs pays ont déjà adopté une interdiction nationale ou un moratoire dans ce domaine.
Enfin, la politique internationale de la Belgique ne pourra être complète sans la réalisation de ses objectifs pour le développement. À notre échelle, notre participation à l'aide publique au développement doit atteindre au plus vite les 0,7% de notre PIB. La loi nous y oblige. Cet objectif est indispensable pour rencontrer pleinement les défis du Millénaire.
Le groupe socialiste accordera donc sa confiance au gouvernement intérimaire. Il doit apporter en urgence des réponses concrètes aux problèmes de nos concitoyens et oeuvrer à la réalisation d'un pacte en faveur d'un État fédéral renouvelé.
Nous sommes toujours parvenus à résoudre nos conflits, presque toujours de manière non violente. Les socialistes sont prêts à prendre leurs responsabilités dans ce contexte difficile. Nous veillerons particulièrement à ce qu'il ne soit pas porté préjudice aux intérêts des francophones.
Pour nous, il ne pourrait être question de détricoter le système de solidarité ni de toucher aux solidarités interpersonnelles et donc à la sécurité sociale.
Nous rejoignons cependant le premier ministre lorsqu'il rappelle qu'il convient de privilégier « la voie du dialogue » pour, d'une part, servir et renforcer la prospérité et le bien-être de tous nos concitoyens, Wallons, Flamands et Bruxellois, et d'autre part, rendre à notre pays l'image de marque qu'il mérite sur la scène internationale.
Nous avons aujourd'hui un gouvernement intérimaire. Nous veillerons à lui donner une empreinte socialiste grâce à des mesures concrètes.
Nous venons d'échanger des arguments divers souvent en accord avec les écologistes et nous souhaitons qu'ils nous rejoignent. Je voudrais leur dire - le savent-ils ? - que le 22 mars est une date symbolique puisqu'elle annonce le mouvement du 22 mars, animé par Daniel Cohn-Bendit en France et qui a abouti à mai 68. Dans la discussion que nous mènerons à propos des réformes institutionnelles, la force et l'unité des francophones seront importantes. Nous privilégierons évidemment le dialogue mais, en même temps, nous devrons être suffisamment forts afin que notre pays en sorte stabilisé et que l'ensemble de nos concitoyens, y compris ceux que certains oublient, c'est-à-dire les plus faibles - les allocataires sociaux et tous ceux qui ont de faibles revenus - puissent bénéficier des mesures socio-économiques et institutionnelles que le gouvernement prendra.
Telle est la manière dont les socialistes, que l'on est venu chercher après tellement de temps, souhaitent s'engager dans ce gouvernement. Nous défendrons ceux que nous avons toujours défendus, à savoir les plus faibles de notre société.
De heer Paul Wille (Open Vld). - Men kan het debat over het interim-kabinet Verhofstadt III op verschillende manieren voeren.
Men kan het ten eerste overbodig vinden, omdat de Kamer gisteren al het vertrouwen aan de regering heeft geschonken, omdat de Senaat niet de bevoegdheid heeft de regering al dan niet zijn vertrouwen te geven en omdat de Senaat geen vat heeft op de begroting. Die regeling is ooit in dit huis ingevoerd zonder steun van Open Vld.
We vinden nochtans dat het debat niet overbodig is en de aanwezigheid van meerdere regeringsleden is iets nieuws.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA). - Dat is nu politieke vernieuwing.
De heer Paul Wille (Open Vld). - Ik ben het aan collega Vandenberghe verplicht, aangezien hij het mij maanden op voorhand had aangekondigd en hij er ook nog in geslaagd is om het te realiseren, hem en de aanwezige regeringsleden daarvoor geluk te wensen.
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - Er komen steeds meer ministers binnen, weet u.
De heer Paul Wille (Open Vld). - Zeker als een streekgenoot zich bij ons voegt, stellen we dat bijzonder op prijs.
Als de Senaat inhoudelijk sterk is, zal hij ook respect krijgen. De heer Daras zei daarnet terecht dat alle grote hervormingen, met inbegrip van de herziening van de Grondwet, niet gebeuren indien er hier geen draagvlak voor is. Dat is zo, tot spijt van wie het benijdt.
Een tweede mogelijkheid van debat zou zijn aandachtig het debat van gisteren te bekijken, er een nachtje over te slapen en nadien wat goede en slechte punten uit te delen aan wie gelogen of gezwegen heeft of aan wie al dan niet geapplaudisseerd heeft. Dat vind ik een slechte manier van doen, vooral wanneer men te veel naar de media kijkt en luistert en nadien zijn visie aanpast aan wat in de media is gezegd. Dat lijkt erg op populisme.
We zijn natuurlijk geen surrogaat van de Kamer van volksvertegenwoordigers. We willen dat niet zijn en zullen dat ook niet worden. Tot bewijs van het tegendeel zullen we al onze rechten en plichten in een tweekamerstelsel opeisen en uitoefenen.
De derde en volgens ons enige juiste weg is te vertrekken van het eigen profiel, van de eigenheid van onze assemblee. We moeten over de huidige institutionele crisis een debat voeren dat bij ons past. We zijn een reflectiekamer die andere accenten legt. We zullen veel meer langetermijndenken in ons oordeel opnemen: duurzame ontwikkeling, milieu, klimaat, ethische problemen. Dat men in dit huis de kwaliteitszorg, bijvoorbeeld inzake wetsevaluatie, vooropstelt, is ook iets wat we niet zomaar zullen afstaan.
Waarom hebben we de regering die we nu kennen? Dat is het gevolg van mathematische, maar ook van politieke opties die een aantal politieke partijen hebben genomen en die geleid hebben tot een coalitie die ongekend is voor ons land.
Ook nadat de regering de eed had afgelegd en de eerste minister de regeringsverklaring in de Kamer van volksvertegenwoordigers had voorgelezen, vond men het nodig uiting te geven aan wat we des états d'âme noemen.
Ik ben in elk geval blij dat Open Vld beginselvast kiest voor trouw aan de politieke meerderheid tot dewelke zij is toegetreden. Ik ben ook tevreden over de rol die de partijleiding heeft gespeeld vanaf de verkiezingsuitslag van juni tot nu. Wij beseffen dat we de verkiezingen hebben verloren door de strategie van het winnende kartel. Het was een goede strategie om de kiezer in Vlaanderen te radicaliseren en de verkiezingen te winnen, maar een wat moeilijke strategie om achteraf een meerderheid te vinden en een beleid uit te werken dat gedragen wordt in de beide landsgedeelten en in Brussel.
Ik kan me niet te lang bezig houden met de interne keuken van het kartel. Niettemin stel ik vast dat als we vandaag niet volop evolueren naar een oranje-blauwe regering, dat een gevolg is van keuzes die onder meer in christen-democratische hoek werden gemaakt.
De heer Wouter Beke (CD&V-N-VA). - Bart Somers en Open Vld hebben zich vanaf 10 juni communautair voortdurend op dezelfde lijn geplaatst als het kartel CD&V-N-VA. Ik begrijp dus niet wat de heer Wille bedoelt.
De heer Paul Wille (Open Vld). - We moeten misschien wat vaker samenzitten. Ik kan dan wat uitleg geven.
Het valt nog te bezien of de problemen die CD&V ertoe heeft gebracht af te zien van oranje-blauw en te kiezen voor een andere meerderheid, niet zullen leiden tot de vaststelling non possumus.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Over de gemoedsgesteldheid kan men natuurlijk redetwisten. U zegt echter dat het kartel een strategie heeft gevoerd om de publieke opinie te radicaliseren. Het is toch net het omgekeerde. Als men met een programma naar de kiezer is gestapt en daarvoor werd beloond, is dat dan omdat men de kiezer heeft opgejut of bestaat er in de publieke opinie een draagvlak om de vraag naar autonomie ook electoraal tot uiting te brengen? De publieke opinie was blijkbaar al geradicaliseerd. De kiezer heeft de winnende partijen beloond voor hun programma. U mag een partij nooit blameren omdat ze op basis van een programma de verkiezingen heeft gewonnen.
De heer Paul Wille (Open Vld). - De heer Van Hauthem moet beseffen dat onze beide partijen de verkiezingen hebben verloren, terwijl de discussie tussen de heren Daras en Mahoux ging tussen een winnaar en een verliezer van de verkiezingen.
Aan de heer Beke antwoord ik dat de aanwezigheid van de PS in de regering niet te wijten is aan het onbegrip van Open Vld over de gemaakte afspraken, maar wel aan de weigering van de N-VA om binnen een oranje-blauwe regering bepaalde zaken te doen.
De zes maanden onderhandelen hebben ook positieve kanten.
Ten eerste is iedereen er nu van overtuigd dat een substantiële staatshervorming nodig is om de toekomst van ons land te garanderen. Dat is iets wat het kartel en Open Vld samen hebben gerealiseerd. De woorden van de heer Mahoux zijn in deze niet relevant. De heer Leterme en premier Verhofstadt zullen beiden voor een staatshervorming moeten zorgen, zo niet dreigt het non possumus.
Ten tweede is er de vaststelling dat de liberale familie, die de verkiezingen niet heeft gewonnen, met Guy Verhofstadt beschikt over een staatsman die er in moeilijke omstandigheden in slaagt mensen samen te brengen en de dialoog op gang te brengen. Ook een groot deel van de publieke opinie heeft die vaststelling gemaakt.
Een ander positief punt zijn de gekozen formule en het vastgelegde tijdpad. Ook hieruit blijkt dat Open Vld haar plaats kent en de toekomstige leiding van het land overlaat aan diegene die daartoe door de kiezer is aangewezen.
Ten slotte moeten ook de akkoorden in de sleuteldossiers die na zes maanden van onderhandeling werden gesloten, in ruime mate worden gehonoreerd, met respect voor de partners die nu de meerderheid vormen.
Dat de interim-regering op een grotere Franstalige dan Nederlandstalige meerderheid kan rekenen moet erop wijzen dat de twee Vlaamse partners zich sterk genoeg voelen om de onderhandelingen te voeren. Ze mogen hierop worden beoordeeld.
Het is bovendien duidelijk dat de Vlaamse publieke opinie zich niet langer kon verzoenen met een zich voortslepende regering van lopende zaken, die niet of onvoldoende kon ingrijpen in de sociaaleconomische dossiers. De Vlaamse kiezers hebben bovendien aangegeven dat Open Vld en het kartel samen moeten regeren. Ze hebben de N-VA met andere woorden voor haar verantwoordelijkheid geplaatst.
Open Vld heeft zich tot vandaag waardig en sereen opgesteld, zoals men van een traditionele partij mag verwachten. Naarmate de tijd vorderde en het belang van de Belgische context terug duidelijk werd, is men steeds meer opgeschoven naar de dialooggedachte van Open Vld.
In verband met de regeerverklaring zelf beperk ik me tot de elementen die wij absoluut noodzakelijk vinden.
Een eerste is het bijsturen van de begroting 2008 en het opnieuw benaderen van het stabiliteitspact. Dat zal een eerste lakmoesproef zijn voor de partijen. Het gaat om veel geld. Wij gaan niet mee in het algemene gevoel dat in het verleden alles slecht was. Met de paarse regering, inclusief de sp.a, hebben we de staatsschuld tot 84,7 procent verminderd. We komen van ongelooflijk ver en moeten nog een hele weg afleggen. Gelet op de institutionele crisis waarin we ons bevonden en bevinden, moet deze opdracht natuurlijk onmiddellijk worden uitgevoerd.
Een tweede belangrijk punt is de koopkracht. Daarover werd de afgelopen dagen veel gesproken. Ecolo heeft zelfs al moeite met het principe van de evenwichtige combinatie, maar ik zeg in alle eerlijkheid dat we zullen moeten zoeken naar een evenwichtige combinatie van meer uitgaven en minder inkomsten. Hoe kan het anders? Het is heel belangrijk dat de lastenverlaging er effectief komt, want enkel door een lastenverlaging zal de koopkracht stijgen. Er moet ook een verlaging van de belasting op energieproducten komen, door convenanten met de sector, een rem op de prijsstijging, een uitbreiding van het stookoliefonds, een evaluatie van de sociale tarieven. Dat staat in de tekst. En hiervoor hebben we, in alle bescheidenheid, de sp.a niet nodig gehad.
Voor de arbeidsmarkt zal een gemeenschappelijke strategie nodig zijn met de deelstaten en met de sociale partners om de tewerkstellingsgraad overal op te trekken, de geografische, maar ook professionele mobiliteit te realiseren en ervoor te zorgen dat vraag en aanbod, zoals in bepaalde ons omringende landen, meer op elkaar zijn afgestemd. Laten we er dus voor zorgen dat de achterhaalde werknemersstatuten in goede dialoog en met respect worden gemoderniseerd en laten we, ook in samenwerking met de gemeenschappen, werklozen strenger begeleiden en ondersteunen naar een nieuw harmonisch geheel.
Dat in de gezondheidszorg 340 miljoen euro zal worden besteed aan dringende dossiers, zoals het Medicomutakkoord, de verbetering van de situatie van chronisch zieken, de uitbreiding van de maximumfactuur en een snel optreden in de kankerbestrijding, is evident. Het is veel geld, 340 miljoen, maar het is goed besteed.
Ik heb de indruk dat het klimaat en het milieu in deze interim-regering belangrijke aandachtspunten zullen zijn. We rekenen er ook op dat de regering werk zal maken van het tweede Kyotoallocatieplan en een duurzame oplossing zal zoeken voor de toekenning van CO2-quota voor 2008-2012. Dat het monopolie van Electrabel-SUEZ de facto moet worden doorbroken, vinden we redelijk. Velen hebben een klimaatminister beloofd, nu is er een. We zijn het aan alle komende generaties verplicht nu op te treden en onze verantwoordelijkheid te nemen. Immobilisme leidt tot achteruitgang.
De regering kan sinds gisteren aan de slag. De bevolking heeft daarop gewacht en ik hoop dat dit gebeurt met positieve energie.
Als meerderheidfractie zeggen we de regering steun en loyaliteit toe. We zullen een ernstige inspanning doen om via een goede communicatie `meerderheidsliefde' bij te brengen. We zullen tijdig meedelen wat we willen. Wanneer, bijvoorbeeld, geopperd wordt om de militaire aanwezigheid in Afghanistan uit te breiden, dan zal men goede motieven moeten hebben om de Open Vld-fractie daarvan te overtuigen.
We hopen dat de Senaat een stempel zal kunnen drukken op de werkzaamheden. Een tweederde meerderheid voor een grondige staatshervorming en een mogelijke omvorming van Kamer en Senaat tot een eenkamerstelsel blijven voor Open Vld bespreekbaar. De Senaat zal evenwel niet aanvaarden dat een groep van twaalf over zijn lot beslist zonder er zelf bij betrokken te zijn.
We hopen dat de interim-regering, geleid door een ervaren gids, voldoende cement zal hebben om door te groeien, te vervellen tot een volwaardige regering. Als tegen eind maart elkeen de sterkte en de zwakte van zijn strategieën goed zal hebben ingeschat, moet het mogelijk zijn om door te groeien tot een volwaardige, misschien gelijk samengestelde of uitgebreide regering.
M. Francis Delpérée (cdH). - Dans tout État digne de ce nom, la formation d'un gouvernement est un acte important de la vie politique. Celui-ci relève, pour l'essentiel, du pouvoir exécutif. Cependant, dans un régime parlementaire comme le nôtre, la formation d'un gouvernement ne concerne pas seulement l'exécutif : il convient que les assemblées soient impliquées, fût-ce a posteriori, dans l'opération de formation du gouvernement, et ce, selon les modalités que la Constitution détermine. Dans notre pays, chacun le sait, il ne revient pas aux Chambres de procurer au gouvernement une quelconque investiture : c'est le Roi qui investit les ministres de leur fonction en les nommant et en recueillant leur serment. Voilà qui est chose faite !
La démarche parlementaire est autre puisqu'il revient, d'une part, à la Chambre des représentants devant laquelle le gouvernement est désormais responsable, de débattre de ses intentions et d'apporter, en connaissance de cause, sa confiance à la nouvelle équipe ministérielle. D'autre part, il est heureux que la Haute assemblée ait pu entendre la déclaration du Premier ministre, ce qu'elle a fait vendredi, et qu'elle puisse ensuite discuter du programme, notamment législatif, que le gouvernement entend désormais poursuivre. Nous sommes réunis ce lundi pour accomplir cet exercice et je n'irai pas par quatre chemins pour exprimer le point du vue du groupe que j'ai l'honneur de représenter à cette tribune. Il peut se résumer en un tout petit mot : « Ouf ! ». L'onomatopée dit bien ce qu'elle veut dire. Elle exprime un sentiment de soulagement après une longue épreuve et après un travail difficile. Enfin, nous avons un gouvernement ! Enfin, nos assemblées ont un interlocuteur effectif ! Enfin, une équipe ministérielle est habilitée à prendre à bras-le-corps les problèmes économiques, sociaux et culturels auxquels notre pays est confronté de manière urgente. Je n'apprends rien à personne : depuis le 2 mai dernier, c'est-à-dire la dissolution des chambres, voilà près de huit mois, le gouvernement Verhofstadt n'était plus un gouvernement de plein exercice ; il était limité à l'expédition des affaires courantes. Nous avons dû constater, au fil du temps, que cette situation et ce cadre juridique étaient de plus en plus contraignants, sinon paralysants. Malgré les interprétations bienveillantes auxquelles nous nous sommes livrés, ici même, aux fins de conserver un minimum de contrôle politique sur l'action du gouvernement démissionnaire, nous avons dû constater que la gestion des affaires courantes dans ses dimensions nationale et internationale, se révélait chaque jour plus ardue. Nous avons même dû prendre notre bâton de pèlerin pour aller expliquer aux chancelleries d'Europe nos querelles intestines et pour plaider notre cause afin que la Belgique, pays qui accueille l'Europe, puisse signer, dans des conditions régulières, le traité de Lisbonne. Il était temps de mettre fin, et je pèse mes mots, par tous les moyens, à cette situation préjudiciable. La mise en place d'un gouvernement d'urgence, d'un gouvernement que j'ai qualifié un jour « de salut public », s'avérait indispensable. Ouf ! c'est chose faite, je ne peux que m'en réjouir ! Évidemment, le gouvernement Verhofstadt présente une particularité que les trois arrêtés royaux du 21 décembre ne permettent pas toujours de deviner. Le Premier ministre l'a souligné à plusieurs reprises, le gouvernement qu'il préside est un gouvernement intérimaire. Je prends acte de cette déclaration, mais très franchement dit, je ne suis pas sûr que l'appellation soit des plus pertinentes sur un plan technique. Qu'est-ce qu'un intérim ? C'est le remplacement provisoire d'une personne qui se trouve pour un temps empêchée de remplir sa fonction.
Lorsque le premier ministre M. Verhofstadt a été hospitalisé, M. Reynders, vice-premier ministre, a assuré l'intérim. Quelques jours plus tard, le premier ministre était rétabli et il a repris ses fonctions sans autre forme de procès. Lorsqu'une institutrice est en repos d'accouchement, une intérimaire est désignée. Pendant quelques mois, elle assume des fonctions éducatives mais la titulaire retrouve naturellement sa place au terme de son congé. Y a-t-il quelqu'un dans cette assemblée pour envisager le retour de Verhofstadt II après l'intermède de Verhofstadt III ? Le retour de Rocky, c'est pour les films d'Hollywood.
Il me semble qu'il aurait été plus indiqué de parler de gouvernement provisoire ou, si l'on n'aime pas les images de la révolution de 1830, de gouvernement transitoire ou encore de gouvernement pourvu d'un contrat à durée déterminée jusqu'au mois de mars, pour les tâches répertoriées dans l'allocution du premier ministre.
Mais ne nous méprenons pas sur la réalité institutionnelle du moment. Les ministres désignés par le Roi composent un gouvernement de plein exercice. Ils sont investis de la plénitude de leurs attributions. À supposer, par exemple - ce que je ne souhaite pas -, que la Belgique connaisse une grave crise durant le premier trimestre de l'année 2008, que ce soit sur le plan interne ou sur le plan international, le gouvernement, tout provisoire ou tout intérimaire qu'il soit, devra être en mesure de prendre les décisions nécessaires.
La question qui reste entourée d'un certain mystère, est de savoir ce qui se passera exactement le 23 mars et dans les jours qui suivront. J'ai écouté le premier ministre, j'ai lu sa déclaration, j'ai écouté les commentaires des uns et des autres. Il me semble que le scénario devrait être le suivant : le 23 mars, Guy Verhofstadt ira sans doute présenter sa démission au Roi et lui proposera de désigner Yves Leterme comme premier ministre, qui prendra ses fonctions à la tête du nouveau gouvernement. Quel sera ce gouvernement ? Qui peut répondre aujourd'hui à cette question ? Ce sera peut-être le même, hormis le chef ; ce sera peut-être un autre, construit sur les mêmes bases ; ce sera peut-être encore un autre, construit sur les mêmes bases mais élargi à une ou plusieurs formations politiques. Dans notre esprit - et c'est l'essentiel -, le passage de témoin doit se faire sans crise et sans nouvel entracte de six mois. Le meilleur service que nous puissions rendre au pays, c'est de consacrer le premier trimestre de 2008 à une opération d'accouchement sans douleurs, sans spasmes et sans contractions inutiles, en nous efforçant de mener à bien une opération qui permettra au gouvernement définitif de voir le jour.
Je voudrais à présent évoquer brièvement le programme et la méthode. Tout d'abord, le programme. Je ne dirai rien du budget puisque la question ne relève pas des attributions du Sénat, sinon pour dire que la volonté du gouvernement de réaliser un budget équilibré pour 2008 et de s'engager sur la voie du pacte européen de stabilité et de croissance répond parfaitement à nos préoccupations. Je ne parlerai pas non plus de la politique internationale et de la politique européenne, à propos desquelles M. Dallemagne s'exprimera, si ce n'est pour rappeler que le Sénat a, au voeu de la Constitution, la priorité dans l'examen des traités internationaux. Le traité de Lisbonne sera donc normalement au coeur de nos préoccupations immédiates. Je ne parlerai pas de la politique de l'emploi car je suis convaincu que le ministre Piette, the right man in the right place, sera capable de mettre en oeuvre dans le temps qu'il s'est imparti les mesures qui permettront de lutter contre les pièges à l'emploi et de mettre au travail les chômeurs que compte notre pays dans ses diverses régions.
Je sais qu'il sera particulièrement attentif au maintien du cadre fédéral du droit du travail - dans ses aspects individuels et collectifs - et de la sécurité sociale.
Trois mots seulement : la justice, la police et la capitale.
Concernant la justice, nous serons attentifs aux efforts qui seront déployés aux fins de résorber encore plus l'arriéré judiciaire. La modernisation et l'informatisation sont utiles, mais elles ne suffiront pas. La collaboration de tous - les juges, les officiers du ministère public, les avocats, les huissiers, les experts... - est requise si nous voulons que les efforts soient couronnés de succès. À quoi me sert-il d'avoir raison en justice si j'ai raison trop tard ? L'État de droit, ce n'est pas seulement l'État dans lequel la justice est rendue, c'est l'État dans lequel elle est rendue dans un délai raisonnable.
Quant à la police, je me dis qu'un des dossiers prioritaires du gouvernement transitoire concernera le refinancement des zones de police. Il y a des zones en manque d'effectifs. Il y a des zones sous-équipées parce que les normes déterminant le financement fédéral datent de près de neuf ans et ne tiennent pas compte des risques spécifiques des zones de police. Il y a des zones menacées par des départs massifs à la pension.
Je tire la sonnette d'alarme : il va falloir recruter si l'on veut disposer d'un effectif minimum qui puisse assurer le service minimum de base. Nous devons restaurer le sentiment de sécurité de nos concitoyens, notamment grâce à un programme politique de prévention volontariste qui s'attaque aux racines sociales, économiques et culturelles du problème. Nous le savons bien, la prévention permet un moindre recours aux mesures coercitives et protège notre société dans son droit à la sécurité.
En ce qui concerne Bruxelles, je constate que la capitale en tant que telle n'est pas gâtée dans la déclaration qui nous a été lue. Le premier ministre constate - et nous nous en réjouissons - que « Bruxelles est devenue la capitale incontestée de l'Europe ». J'aimerais bien qu'elle soit aussi la capitale incontestée de la Belgique et que chacun en tire toutes les conséquences.
L'allocution du 21 décembre contient néanmoins une précision importante, située sur le terrain de la mobilité. Le gouvernement fédéral entend consolider son action à Bruxelles dans le cadre de l'accord de coopération Beliris. Cet accord et le financement qui l'accompagne doivent permettre de rencontrer des besoins sans cesse croissants en termes de mobilité et de transport. Je pense notamment aux efforts qui doivent être accomplis pour renouveler le matériel roulant de la STIB ou pour assurer le développement des gares et des stations du RER dans la région bruxelloise.
De heer Hugo Coveliers (VB). - Mijnheer Delpérée, u vraagt meer middelen voor Brussel. Mogen we dan niet verwachten dat men in Brussel de tweetaligheid respecteert en dat de Vlamingen daar in het Nederlands worden geholpen? Daarover hoor ik nooit iets zeggen.
M. Francis Delpérée (cdH). - Je n'ai pas parlé d'un refinancement de la région bruxelloise, mais du financement de l'accord Beliris, dont vous devriez savoir qu'il a été conclu entre le pouvoir fédéral et la Région de Bruxelles-Capitale. À nous d'en déterminer les objets.
De heer Hugo Coveliers (VB). - U weet toch van waar dat geld zal komen, maar u wil daar niet op antwoorden ...
M. Francis Delpérée (cdH). - J'en viens à la méthode. Le gouvernement qui se présente devant nous comporte plusieurs particularités. Je voudrais en relever trois.
Première caractéristique : aussi paradoxal que cela puisse paraître, le gouvernement n'en est pas un. En réalité, c'est un conseil des ministres, puisqu'il ne compte pas de secrétaires d'État. Ces ministres sont au nombre de quatorze, soit un de moins que d'habitude : sept/sept, puisque le premier ministre est pris en compte dans l'établissement de cet équilibre communautaire.
Deuxième caractéristique : le gouvernement est flanqué de deux groupes de travail, dont le premier, sous la présidence de M. Leterme, est appelé Octopus, sans doute en raison de sa composition octogonale. Ce groupe réfléchira à « la réalisation d'un pacte en faveur d'un État fédéral renouvelé ». Cette précision est importante à nos yeux. Elle est même essentielle. Une réforme de l'État fédéral, pourquoi pas ? Un renouvellement de l'État fédéral, pourquoi pas ? Il faudra notamment réfléchir à la réforme de l'institution sénatoriale.
Nous avons toujours manifesté et nous manifestons encore une prudence de bon aloi à l'égard de telles réformes mais nous sommes ouverts à la discussion. Cela ne veut pas dire que nous sommes ouverts à n'importe quelle solution, surtout si elle devait être préjudiciable à nos droits et libertés. Une chose doit être claire aux yeux des partis de la majorité gouvernementale : comme l'indique l'allocution du premier ministre, les réformes envisagées doivent s'inscrire dans l'épure de l'État fédéral, pas en dehors, pas à son encontre ! Cela doit être clair ! Cela va de soi, mais cela va encore mieux en le disant !
Troisièmement, le gouvernement souhaite associer - je cite - « le Parlement au processus décisionnel ». Je suppose que derrière le mot « Parlement », il faut aussi voir la seconde assemblée. La précision n'est pas inutile puisque nous sommes la chambre de réflexion.
Monsieur le Président, chers collègues, voici les quelques remarques que m'inspire la déclaration du premier ministre. Vous devinez ma conclusion. Même si en tant que sénateurs, nous ne votons pas sur une motion de confiance, le groupe cdH, apportera son soutien à l'action du gouvernement et de ses ministres pour le temps et le programme limités qu'il s'est donnés. Nous collaborerons de toutes nos forces et avec toute notre énergie à la prompte réalisation de ce programme.
Et permettez-moi d'y ajouter un voeu - c'est de saison : je souhaite que le 23 mars prochain, nous puissions saluer la mise en place du gouvernement définitif. À ce moment-là, nous pourrons à nouveau dire « ouf », deux fois « ouf », nous pourrons dire « Mission accomplie ! ». Mais attention, le 23 mars, nous y serons bientôt. Il n'est pas question d'entrer en hibernation. Je n'ai qu'un mot à ajouter : « Au travail ! ».
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Toen ik lid werd van de Senaat, had ik vanzelfsprekend een aantal verwachtingen. Sommigen daarvan zijn bewaarheid, maar wat ik nooit had kunnen vermoeden is dat mijn nieuwe job zoveel gelijkenissen zou vertonen met mijn vorige job. Ik had totaal niet verwacht dat de schooljuffrouw in mij opnieuw wakker zou worden. Ik heb als onderwijzeres bijna acht jaar gewerkt in een basisschool in Antwerpen-Noord, hier in Brussel beter bekend als de Antwerpse Seefhoek.
Ik heb daar geleerd dat kinderen de eigenschap hebben vaak nukkig te zijn. Kinderen kunnen het vaak niet verdragen wanneer anderen wel slagen in wat hen zelf niet is gelukt. Ze gaan dan in een hoekje zitten mokken en weigeren bijvoorbeeld te applaudisseren als iemand een spreekbeurt geeft of iets dergelijks. Kinderen zijn ook vaak alleen met zichzelf bezig, met hun eigen leefwereld of hooguit met de groep waartoe ze zichzelf rekenen. Ze hebben vaak last van faalangst, ze willen perfectie. Als die, zoals in het leven vaak gebeurt, niet haalbaar is, worden ze opstandig, of erger, het lijkt alsof ze niets meer kunnen of durven. Kinderen zijn ook echte flapuiten. Ze zijn zich niet altijd bewust van de consequentie van hun uitspraken.
De heer Wouter Beke (CD&V-N-VA). - Zoals Mieke Vogels!
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Jammer genoeg ben ik de laatste maanden niet de enige die de politiek met een kleuterklas vergelijkt. Niet journalisten, maar ook gewone burgers gebruiken die beeldspraak. De geloofwaardigheid van de politici heeft het voorbije half jaar een flinke deuk gekregen.
Het wordt dan ook hoog tijd om te stoppen met de politieke spelletjes en met de navelstaarderij. Het is hoog tijd om aan het werk te gaan. Ons land, onze kinderen en de burgers verdienen niets minder. Ik heb gisteren, ik denk als enige van alle senatoren, de debatten in de Kamer van begin tot eind gevolgd.
(Exclamations sur les bancs du groupe CD&V-N-VA)
Stefaan Van Hecke en Jean-Marc Nollet hebben daar uitgebreid het standpunt van de groene fractie verwoord. Ik sluit me uiteraard volkomen bij hen aan.
(Exclamations sur les bancs du groupe CD&V-N-VA)
Collega's van CD&V-N-VA, het feit dat u opnieuw niet kunt verdragen dat de oppositie haar rol speelt, illustreert alleen maar wat ik daarnet heb willen zeggen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA). - Mevrouw Piryns, u moet eens ophouden iedereen de les te lezen, zeker als nieuwkomer die nog alles moet bewijzen. Het siert u bepaald niet dat u hier iedereen de mantel komt uitvegen, uitgerekend de dag voor Kerstmis, maar dat is voor u waarschijnlijk alleen kermis.
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - The duty of the opposition is to oppose. Dat u zich daaraan ergert, spreekt boekdelen.
Toch wil ik in deze reflectiekamer de regeerverklaring vanuit een andere invalshoek dan mijn collega's in de Kamer bekijken.
Ik wil de verklaring belichten vanuit de invalshoek van de kinderen waarvoor ik jaren heb gewerkt. Kinderen hebben er recht op dat we de zaken door hun bril bekijken. Bovendien is een land waar het goed is voor kinderen bijna automatisch goed voor volwassenen. Ik zal me in mijn beperkte spreektijd concentreren op twee thema's die mezelf en mijn partij na aan het hart liggen.
Een eerste punt betreft de vraag of kinderen mogen worden opgesloten in gevangenissen. Of het nu gaat om de kinderen van vluchtelingen in de gesloten centra of jeugddelinquenten, de opsluiting van kinderen in gevangenissen druist in tegen het Internationaal verdrag van de rechten van het kind. Op de vraag of kinderen in een gevangenis mogen worden opgesloten is mijn antwoord dus absoluut neen.
Mag ik vandaag uw aandacht vragen voor één van die vluchtelingenkinderen, Roman Karimov. Roman is dertien jaar en heeft zeven jaar in Izegem gewoond. Zijn wieg stond in Kazachstan, maar hij vertelde me dat hij dat land absoluut niet kent. Hij spreekt vijf talen: Frans, Engels, Russisch, maar ook perfect Nederlands en West-Vlaams. Ik heb Roman tweemaal bezocht in het gesloten centrum 127bis, waar hij samen met zijn moeder meer dan twee maanden zat opgesloten. Deze week werden ze uitgewezen. Het gezin voldeed volledig aan de nieuwe criteria die in het oranje-blauwe preakkoord waren ingeschreven. Meer dan eender wie in dit land wachtten Roman en zijn moeder de voorbije maanden op een nieuwe regering. Het feit dat de regering van lopende zaken mensen is blijven uitwijzen, het feit dat de regularisatiecriteria geen deel uitmaken van de dringende zaken, is wraakroepend. Toen ik met Roman sprak vroeg hij me telkens of ik hem kon zeggen wanneer hij terug naar school mocht. Hij wou zijn examens niet missen, om geen jaar te moeten overzitten. Roman heeft twee maanden achter de tralies van het centrum van Steenokkerzeel kunnen `genieten' van enkele van de zogenaamde alternatieven voor de gesloten centra. Een aantal alternatieven werden dit schooljaar ingevoerd. Zo is er een klaslokaal, en zijn er opvoeders en leerkrachten in de gesloten centra. Ze doen hun uiterste best om de gezinnen die daar verblijven zo menselijk mogelijk te behandelen. Echter, die pleisters kunnen de wonden die bij de kinderen worden geslagen, niet verzachten. Het opsluiten van kinderen is inhumaan en traumatiserend. Er bestaan geen alternatieven voor. Er kunnen dan ook geen compromissen worden gesloten. Aan de vertegenwoordigers van de regering en aan de collega's van de PS wil ik vragen wat er nu eigenlijk bedoeld wordt met dat ene zinnetje dat in de regeringsverklaring aan kinderen wordt gewijd. De vraag is: blijven ze hen opsluiten, met een aantal begeleidende maatregelen? Blijven ze hen opsluiten tegen het kinderrechtenverdrag in, zijn ze het met mij eens dat de enige oplossing kan zijn dat die kinderen gewoon weer naar school moeten kunnen gaan en geen tralies meer mogen zien?
M. Philippe Mahoux (PS). - Nous sommes d'accord qu'on ne doit pas enfermer les enfants, en aucune circonstance, et en l'occurrence les enfants de réfugiés.
Lors d'une visite au centre fermé 127bis, nous avions constaté que des enfants y étaient enfermés. Dès le lendemain, une famille afghane qui y était enfermée fut transférée dans un centre ouvert situé dans le Brabant wallon. C'est bien la preuve qu'il y avait des alternatives à l'enfermement et que de telles visites sont parfois nécessaires pour convaincre le ministre de l'Intérieur, de quelque parti qu'il soit, que l'enfermement d'enfants, de mineurs est totalement inadmissible.
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Mijnheer Mahoux, ik ben het natuurlijk volkomen met u eens.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V-N-VA). - Het is een belangrijk punt dat we de voorbije jaren dikwijls onder de aandacht hebben gebracht.
Mijnheer Mahoux, toen uw partij deel uitmaakte van de regering, werd het niet opgelost.
Mevrouw Piryns, toen uw partij deel uitmaakte van de paars-groene regering, werd het evenmin opgelost.
Het is dus wat makkelijk om nu te moraliseren.
Ik ga volledig met u akkoord. Het belang van de kinderen moet voorop staan. We moeten het probleem heel ernstig nemen, maar laten we wel nuchter en correct blijven.
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - Ik ben heel blij dat iedereen het eens is over het immense belang van de problematiek. Als we dan zo eensgezind zijn, laat ons dan niet wachten tot morgen en alle kinderen liefst vandaag nog uit de gesloten centra vrijlaten. Er bestaan immers oplossingen. We hebben een wetsvoorstel klaar. Ik hoop dat de Senaat snel bijdraagt tot een oplossing.
Het tweede thema dat ik uit het tienpuntenplan wil lichten, is dat van de verkeersveiligheid.
Ook dat thema is vooral voor kinderen zeer belangrijk. Kinderen zijn in het moordende Belgische verkeer de zwakste schakel. Ons land kan op dit gebied geen goede cijfers voorleggen.
Onder mevrouw Durant, ten tijde van de paars-groene regering, vond er een kentering plaats. Door streng op te treden tegen verkeersovertreders is toen duidelijk geworden dat het de regering menens was met de verkeersveiligheid. Het aantal verkeersdoden is toen meteen ook spectaculair gedaald. Helaas is die kentering de jongste jaren tenietgedaan. Door het slappe beleid stagneerde het aantal verkeersdoden, maar sinds kort stijgt het opnieuw. Dat is het resultaat van vier jaar minister Landuyt, maar ook van vier jaar Jean-Marie De Decker die per se het tegendeel van de redelijkheid wil bewijzen. Dat deed hij ook gisteren tijdens het smogalarm, wellicht uit welbegrepen eigenbelang. Dat even terzijde.
Het aantal verkeersdoden stijgt dus opnieuw. Dat de interim-regering de afspraken van de Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid overneemt, volstaat niet. In de aanloop naar de verkiezingen heb ik die afspraken namens mijn partij persoonlijk ondertekend. Ze vormen een goede aanzet, maar gaan niet ver genoeg. De doelstellingen van de jongste Staten-Generaal zijn een afzwakking van die van de vorige. België heeft nood aan een nieuw elan, wil het ontsnappen uit de staart van het Europese peloton.
Ik heb dus een boodschap voor de vicepremier. Er resten hem drie maanden om te slagen in een opdracht die de jongste zes maanden is verwaarloosd.
We moeten een zinvolle staatshervorming met een voldoende breed draagvlak verwezenlijken. Bij zowel de Franstalige als de Nederlandstalige groenen vindt hij partners die bereid zijn daaraan constructief mee te werken.
Ondanks zijn vele werk zou ik de vicepremier toch willen vragen om ook tijd vrij te maken voor zijn andere bevoegdheden. Van het aantal slachtoffers dat ons verkeer dagelijks eist, liggen de burgers echt wel wakker.
Ik kan de minister alvast aanraden om eens een kijkje te nemen over de landsgrenzen. In Zweden hanteert men de nultolerantie inzake verkeersovertredingen. In Nederland voert men een duurzaam en veilig verkeersbeleid. Beide methodes werpen vruchten af. De kans om in Nederland of Zweden slachtoffer te worden van het verkeer is maar half zo groot als in België.
Ik denk dan ook dat die buitenlandse methodes onze interesses meer dan waard moeten zijn. Er wordt vandaag veel gevraagd van de mensen in het verkeer. Er worden heel wat regels opgesteld, straten aangelegd en wagens gemaakt die stuk voor stuk het uiterste vragen van de zelfcontrole en de reactievaardigheid van alle verkeersdeelnemers.
Mensen maken echter fouten. Het verkeerssysteem moet daar rekening mee houden en uitdrukkelijk de kaart trekken van de zwakke en zachte weggebruiker. Dat kan als we tegelijkertijd werk maken van betere controles, van het veiliger maken van de wegen op zich en van de wagens zelf. Groen! en Ecolo zijn uiteraard tevreden omdat er eindelijk een regering is. Een interim-regering is nog altijd beter dan geen regering en namens onze fractie feliciteer ik degenen die hun verantwoordelijkheid genomen hebben. Wij zullen deze regering het voordeel van de twijfel geven, maar we zullen haar vanzelfsprekend beoordelen op haar daden. Het programma dat nu voorligt, krijgt van ons alvast een onvoldoende.
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - Op kerstavond een nieuwe regering komen voorstellen, dat is toch om problemen vragen! Als arts geloof ik niet veel van de onbevlekte ontvangenis van dat kerstekind, vooral omdat het kind dat men ons komt tonen helemaal niet onbevlekt ontvangen is. Het is, integendeel, meer het resultaat van een bijzonder triestig huwelijk!
Want ze zijn nu wel getrouwd, die vijf partijen van mijnheer Verhofstadt, maar dat zal dan toch van `moeten' geweest zijn. Zes maanden lang hebben die partijen over het tapijt gerold, niet uit passie, maar om mekaar het hart uit het lijf te fretten, belachelijk te maken, te haten en uit te schelden voor al wat niet mooi meer was.
Na zes maanden staan ze hier nu voor ons met een `prematuurke', want voor een volwassen baby hebben ze nog eens drie maanden uitgetrokken. Dat `prematuurke' mogen we vandaag al eens zien.
Geen probleem met vroeggeboorten! De wetenschap wijkt voor niets, dus ook niet voor dat schamele dingetje dat men liefst nog drie maanden in de couveuse had gestopt. Wat zegt een arts met gezond verstand echter als zij zo'n kindje ziet? Die stelt ten eerste vast dat het nog paars ziet en dus zuurstof nodig heeft om te overleven. Daar bovenop merkt de arts dat het paarse kindje nog gele oogjes heeft, afkomstig van de geelzucht van de prematuren en dat het bijgevolg niet alleen zuurstof nodig heeft, maar ook nog onder de lamp moet. Die arts met gezond verstand besluit dus dat het arme kerstekindje niet zal kunnen blijven leven.
Dat is dus de regering waarmee de eerste minister naar de burger durft te stappen. Hij is apetrots op zijn `prematuurke', waar hij zelf de leefduur van bepaalt en waarvoor wij senatoren zouden moeten applaudisseren.
Er is niets om fier over te zijn vandaag, maar de mensen hebben dat stilaan door. Ze hebben het door dat er geen toppolitici meer in voorraad zijn, ook niet in het interimkantoor dat meneer Verhofstadt runt. Na zes maanden paringsdans, afwijzingen, korte vrijages en weer nieuwe breuken hebben de traditionele partijen bewezen dat ze het niet meer kunnen. Het enige dat ze konden uitvinden is de regeringsploeg die hier voor mij zit, die fungeert als een muzikantenensemble, een voorprogramma, pour chauffer la salle, voor het echte stuk begint!
Het paarse kabinet is op 10 juni gebuisd door de kiezers. Paars werd afgestraft omdat België sociaaleconomisch op een ouderwetse en collectivistische manier werd geleid. Paars werd afgestraft omdat alle Vlaamse voorstellen vastliepen op het stugge non van de Franstalige extremisten.
Paars werd afgestraft omdat we met zijn allen uren in de file moeten staan terwijl de regering haar geld liever in de spoorwegen steekt. Paars werd afgestraft omdat het gerecht niet meer functioneert en gangsters om de haverklap uit de gevangenis kunnen ontsnappen. Daarom werd paars naar de verdoemenis gestemd door de mensen. Nu zitten de burgers weer naar diezelfde ministers te kijken, naar de paars-gele formatie van Guy's Interim. Eigenlijk is het met Verhofstadt III nog erger geworden. Er zijn nog andere dingen die we nooit eerder hebben meegemaakt. Het is nog nooit gebeurd dat een premier werd meegeteld in de taalpariteit. Volgens de Grondwet mag het, maar volgens een gentlemen's agreement in dit landje met al zijn moeilijke evenwichten, werd de premier niet meegeteld bij de taalverdeling tussen de ministers. Dat betekent echter dat vóór Leterme met zijn communautaire gesprekken kan beginnen, de Franstaligen alweer een slag hebben thuisgehaald en dat in de regering van Leterme hetzelfde onevenwicht vanzelfsprekend zal zijn. Dankzij de heer Verhofstadt telt de huidige regering niet evenveel Vlaamse ministers als Franstalige excellenties.
De kwartaalpremier zal het de Vlamingen in de regering nog moeilijker maken, want er zijn zelfs geen 7 Vlaamse ministers meer in zijn ploeg. De opstelling is feitelijk 8 tegen 6 Vlamingen. De Vlaamse kiezer die op 10 juni voor meer Vlaanderen heeft gestemd, viert geen Kerstmis.
Het is ook nog nooit gebeurd dat een eerste minister aankondigt dat hij maar eventjes in functie blijft, dat hij dus maar drie maanden verantwoordelijk is en dat hij er zich daarna geen barst meer van aantrekt. En dat zijn opvolger Leterme na drie maanden communautair worstelen de nieuwe puinhopen van paars III mag ruimen.
Goed bestuur? Het zal wel!
In Engeland werd het schaap Molly gekloond, een mollig wit schaap. In België kloont men regeringen. Verhofstadt III is een verongelukte kopie van Verhofstadt II. Wat paars III onder goed bestuur verstaat, wordt pas duidelijk als je het programma leest van dit schaap met vijf poten. Want dat is het uiteindelijk geworden: een gedrocht dat loopt op drie linker- en twee rechterpoten. Een gedrocht waar de N-VA-cactus uit de broek van CD&V moest worden gesneden omdat Madame Non niet tegen de stekels kon. Een gedrocht waar de vijfde poot van de PS moest worden aangenaaid.
Eindelijk is onze Guy weer gezwicht voor een vrouw! Madame Non wou de N-VA niet en wou son ami Elio erbij. Guy is tweemaal overstag gegaan.
In het miniprogramma is het goed te merken. Bij het eerste punt al, de begroting, denkt de regering dat de mensen echt imbecielen zijn. Als de begroting moet sluiten in 2008, is er minstens 2,5 miljard extra nodig. Dat belet Verhofstadt niet de mensen voor te liegen en ze te beloven dat de uitkeringen zullen worden opgetrokken en de lasten zullen worden verlaagd. Goed bestuur? Het zal wel! Tenzij natuurlijk wat niet in de verklaring staat, tenzij er ergens op wat extra inkomsten wordt gerekend. Een beetje accijnzen hier of daar?
Het volgende straffe punt is de energie. Daar wordt nu met convenanten gegoocheld en zullen de prijzen van Electrabel onder controle worden gebracht. Denkt Verhofstadt nu echt dat de mensen dat nog geloven?
Intussen staat het land stil. Niet van de smog in de lucht, maar van een verkeersbeleid dat acht jaar geen enkele zinnige oplossing heeft bedacht voor de files. Die werden alleen maar langer, en in acht jaar is er geen kilometer autoweg bijgebouwd. En wat zien we in de regeringsverklaring van het interimkantoor? De NMBS, onze nationale trots die zelfs niet in staat is een serieuze dienstregeling uit te werken en die om de haverklap wordt lamgelegd door ontevreden machinisten.
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - En Jean-Marie Dedecker tegen 150 km per uur door de smog!
Mevrouw Lieve Van Ermen (LDD). - Maar doe maar voort, als iedereen stilstaat, kunnen er ook geen ongelukken meer gebeuren en zullen de slachtofferstatistieken nog kloppen.
Goed bestuur? Ik wens de regering veel geluk voor 2008, maar weet al op voorhand dat het een verloren zaak is. De kiezers van 10 juni zijn bedrogen en dat hebben ze nu al goed door. Ze kunnen maar van één zaak zeker zijn: dat het niet lang zal duren. Dat is ook hun enige hoop voor het volgende jaar, maar goed bestuur, neen, dat verwacht niemand nog.
Mijnheer de voorzitter, beste collega's, ik wens u allen alvast een prettig nieuwjaar!
M. Berni Collas (MR). - Sehr geehrter Herr Vorsitzender, ich möchte zunächst, im Namen der übergrossen Mehrheit der deutschsprachigen Bevölkerung dieses Landes, meine Zufriedenheit und Erleichterung darüber ausdrücken, dass wir endlich eine Regierung auf föderaler Ebene haben.
En effet, il fallait former un gouvernement intérimaire pour mettre un terme au sentiment croissant de méfiance qui risquait de s'emparer de notre pays, une méfiance à l'égard de l'avenir, à l'égard du monde politique et, surtout, une méfiance mutuelle réciproque.
Wantrouwen is inderdaad het slechtste wat de politiek kan overkomen. Het is daarom tijd om vooruit te gaan, tijd om het vertrouwen te herstellen, om te doen wat noodzakelijk is.
C'est ce que le gouvernement intérimaire s'efforcera de faire, d'une part, sur le plan socio-économique et, d'autre part, sur le plan institutionnel.
Les germanophones de ce pays sont conscients du fait que la dynamique qui caractérise la fédéralisation de ce pays ne s'arrêtera pas de sitôt et que de nouvelles compétences seront transférées aux régions et communautés de ce pays. Nous ne pouvons évidemment pas préjuger de cette évolution, mais nous l'assumerons en toute cohérence.
Een groep van twaalf zal zich buigen over de institutionele problematiek. De Duitstalige Gemeenschap zal waarschijnlijk geen deel uitmaken van die groep, maar, zoals de premier namens de regering heeft aangekondigd, zullen de gewesten en gemeenschappen nauw betrokken worden bij deze onderhandelingen.
Ik breng even enkele wensen in herinnering uit een resolutie die het parlement van de Duitstalige Gemeenschap in het vooruitzicht van een Grondwetsherziening eenparig goedgekeurd heeft. Deze wensen, die ik in een voorstel tot herziening van de Grondwet heb gegoten, zijn de volgende:
1. Constitutieve autonomie;
2. Een gewaarborgde vertegenwoordiging in de Kamer van volksvertegenwoordigers;
3. Een adequate vertegenwoordiging in de Senaat, mocht deze hervormd worden;
4. De overname van provinciale bevoegdheden en financiën.
De eerste drie zijn perfect te realiseren in het kader van de herziening van de Grondwet. Het vierde punt helaas niet. We gaan in dat verband de bilaterale weg van de onderhandelingen met het Waalse Gewest bewandelen.
Ik zal in elk geval de resolutie aan de leden van de groep van twaalf bezorgen.
En guise de conclusion à ma courte intervention, je crois pouvoir dire que la voie du dialogue est certes tracée, mais qu'il ne suffit pas de l'emprunter. Encore faut-il arriver à bon port ! Ce sera un défi majeur. Ne nous faisons pas d'illusions : le bateau devra encore traverser des eaux turbulentes.
Même si un certain scepticisme et toutes les craintes ne sont pas encore dissipés par le simple fait que le pays dispose enfin d'un gouvernement, je suis d'avis, avec le premier ministre et le philosophe autrichien Karl Popper, que optimism is a moral duty.
Nicht zuletzt möchte ich Ihnen allen noch im Namen der deutschsprachigen Gemeinschaft schöne und besinnliche Feiertage wünschen.
M. le président. - Si tout le monde était quadrilingue, les choses seraient plus simples.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA). - Het is niet evident om na de beste wensen voor het nieuwe jaar nog een politieke toespraak te houden die daartegen opweegt. Hoewel, de wensen voor de democratie bestaan er natuurlijk in dat de verschillenden meningen aan bod kunnen komen zodat men een vergelijk kan vinden.
Zoals de heer Wille en mevrouw Piryns daarnet al zeiden, kon men zich gisteren bij de discussie in de Kamer inderdaad afvragen welke toon men in een dergelijk debat moet aanslaan. Het klopt ook dat men dat verschillend kan beoordelen, zonder met punten te willen uitdrukken of het ene dan wel het andere best aan de uitdaging beantwoordt.
Bepaalde jaren in de geschiedenis kunnen geïdentificeerd worden met historische breuklijnen. Dat is het geval voor 1968, voor de val van de Berlijnse Muur in 1989 of voor het jaar 2001. Ongetwijfeld kunnen we vandaag vaststellen dat we in 2007 in België getuige zijn geweest van een breukjaar. Het was een breukjaar wegens de verkiezingsuitslag en wegens de institutionele kettingbreuk die er op volgde.
De eerste breuk was een democratische breuk. De verkiezingsuitslag gaf een zeer grote zetelwinst voor het kartel CD&V-N-VA en een meer beperkte zetelwinst voor de groenen en voor cdH. De paarse partijen hebben op 10 juni 2007 een zware verkiezingsnederlaag opgelopen.
Dat was onbetwistbaar een fundamentele breuk met het beleid dat gedurende acht jaar gevoerd en verdedigd werd. Men heeft de christendemocraten vaak hun wollige taalgebruik verweten, dat tot doel zou gehad hebben hun hypocrisie te verbergen. Als de sp.a nu uit rancune, omdat ze niet in de meerderheid zit, schaamteloos op het spreekgestoelte de verkiezingsuitslag betwist, terwijl ze gedurende acht jaar in de regering heeft gezeten zonder al die punten te realiseren, dan klinkt dat niet geloofwaardig. (Protest bij sp.a-spirit)
De verkiezingsuitslag in Vlaanderen houdt een fundamentele breuk in van de manier waarop de burgers de politiek benaderen. In Vlaanderen gaat het om een minder mystieke, minder passionele en meer rationele benadering van de politieke problemen, om meer verantwoordelijkheidszin. Van de politici wordt gevraagd dat ze rationeel met de uitdagingen van een goed bestuur omgaan. De verkiezingsuitslag in Vlaanderen was ook de uitdrukking van het herstel van een aantal belangrijke waarden: de herwaardering van de arbeid en van de vergoeding van de arbeid, de herwaardering van de maatschappelijke discipline. De mentaliteitsverandering ten aanzien van de werking van de privésector, maar ook van de openbare diensten doet zich ook in andere Europese landen voor.
De staat wordt getoetst aan de kwaliteit en de performantie van het bestuur, aan de maatschappelijke coherentie van het verhaal. De rol van de overheid is anders in een wereld van mondialisering, waar tegengestelde krachten zich presenteren. Sommigen zien de mondialisering louter als de werking van de markt. Maar hoe kan de markt werken als men de concurrentie uitschakelt? Paars heeft niets gedaan toen de markt van de energiesector werd geliberaliseerd. De overheid wordt nu opnieuw aangesproken om een corrigerende functie uit te oefenen ten aanzien van de markt en om de concurrentie te verzekeren.
Vervolgens is er meer aandacht voor de beschermende rol van de overheid bij bedreigingen van criminaliteit en terrorisme.
Men mag niet in een tunnelvisie terechtkomen door de kiesverschuiving van 10 juni 2007 tot een institutionele discussie te herleiden. Er is veel meer aan de hand. Er zijn meer verwachtingen gecreëerd ten aanzien van de overheid dan in het verleden, zeker in Vlaanderen. Er is niet meer staat nodig, maar wel een andere dynamiek in de opbouw van het beleid.
Het breukjaar 2007 presenteert zich vanuit een andere invalshoek na 10 juni 2007: de institutionele crisis.
Ik lees dat het goed gaat in ons land. Dat is juist. Gelukkig hebben wij niet de maatschappelijke, sociale en economische problemen van vele andere landen. Niettemin stellen wij vast dat onze vroegere positie op de welvaartsindex onder paars is verslechterd.
Ik wil niet spreken van een crisis van het regime, maar wij maken onbetwistbaar een institutionele crisis mee. In een democratie is het niet aanvaardbaar dat men zes maanden nadat de nieuwe Kamers gekozen zijn nog geen regering kan vormen en de Kamers niet normaal kunnen werken. We moeten op een zakelijke manier naar een oplossing zoeken.
De afgelopen periode kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Zelf heb ik de politiek zien veranderen, wat een probleem vormde voor de plaats en de rol van de Senaat. De politiek van vandaag is de televisiepolitiek, dit wil zeggen politiek die geregeerd wordt door de universele wetmatigheid van de actualiteit. In een dergelijk verhaal is het debat van vandaag de allesbeslissende politieke factor.
Natuurlijk is die benadering zeer oppervlakkig, want wie de zin van de geschiedenis wil interpreteren, moet de tijd de tijd geven. Wie op de dagelijkse actualiteit plakt, ziet weliswaar dicht, maar niet ver. Dat is het probleem bij de evaluatie van de afgelopen periode.
We zouden vanop het spreekgestoelte enkele klassieke politieke theaterstukjes kunnen opvoeren. De burgers houden trouwens van af en toe wat theater, omdat het vorm geeft aan ideeën. Wie de politiek publiek wil vertalen, moet wel weten in welk stuk hij speelt. Een institutionele crisis is vanuit democratisch oogpunt een vorm van tragedie; men mag er bij de opvoering dan ook geen komedie van maken.
Onze Franstalige medeburgers hebben na de verkiezingen van 10 juni een inschattingsfout gemaakt. In een democratie moet de verkiezingsuitslag immers worden gerespecteerd, of die nu al dan niet voordelig is. Welnu, op 10 juni heeft een zeer duidelijke meerderheid in Vlaanderen zich uitgesproken voor institutionele hervormingen. Dat men de verkiezingen wint, betekent niet dat men zijn wil mag opleggen. Democratie betekent dat door middel van creativiteit naar een vergelijk wordt gezocht. Men mag echter niet a priori zeggen dat men geen rekening houdt met de verkiezingsuitslag.
Sommigen spelen een spel en willen de winnaar van de verkiezingen voor zijn overwinning doen opdraaien ten voordele van de verliezer. Men kan dat spel spelen, maar daarmee doet men de democratie te kort.
Sommige politieke leiders hebben kostbare tijd verloren laten gaan en verklaringen afgelegd aan de onderhandelingspoorten. Zij hebben democratie verward met egocratie en dat leidt niet tot oplossingen.
Ik ga dan ook niet dieper in op de polemiek die zonder enig ernstig argument vanuit socialistische hoek wordt gevoerd. (Protest van mevrouw Vanlerberghe)
Wat de opsluiting van kinderen betreft, herinner ik eraan dat de heer Dubié toen ook deel uitmaakte van de meerderheid. Het probleem van het opsluiten van kinderen in gesloten centra en het arrest-Bouamar van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heb ik hier op deze tribune aangekaart, zovele jaren geleden, zonder te wachten op een motie. De parlementaire verslagen getuigen van mijn uiteenzetting. (Protest van de PS)
En de afgelopen vier jaar was mevrouw Onkelinx minister van Justitie en niet de heer Van Parys. Waarover hebben we het dan? (Applaus van CD&V)
Ik beperk mijn uiteenzetting vandaag tot het institutionele. De internationale pers heeft zich de afgelopen maanden inderdaad over de toestand in België gebogen. Het moet mij van het hart - en dat heb ik in verschillende discussies en debatten al gezegd - dat ik het onaanvaardbaar vind dat het bestaan van België in de politieke discussie van de afgelopen maanden voortdurend tegen het kartel CD&V-N-VA wordt uitgespeeld. Ik vind het onaanvaardbaar dat voortdurend wordt gezegd dat de winnaar van de verkiezingen, die overwonnen heeft op basis van een kartelprogramma met concrete punten, maar aan wie men de overwinning niet gunt, een duivelspact heeft gesloten en dat het N-VA het probleem van België is. De enige bedoeling daarvan is te doen alsof ook andere punten op de onderhandelingstafel lagen. Die andere punten zijn echter nooit op de onderhandelingstafel gekomen en dat te beweren getuigt volstrekt van kwade trouw. (Uitroepen bij de sp.a-fractie)
Ik weet heel goed hoe dat gaat: wie een gebrek aan argumenten heeft begint in het parlement te roepen.
De kernvraag is zeer eenvoudig: is men bereid de kwaliteit van de Belgische unie te verbeteren door de bevoegdheden te herverdelen en te zorgen voor een beter bestuur met grotere politieke verantwoordelijkheid, ook op financieel vlak? Ik krijg voortdurend te horen: `Wij willen een sterke staat.' `Een sterke staat' heeft natuurlijk een afgeleide betekenis die ik niet deel, maar pleiten voor een herverdeling van de bevoegdheden met een politieke en fiscale verantwoordelijkheid van degene die de macht uitoefent, staat op geen enkele manier in tegenstelling tot een sterke staat.
Laten we eens zakelijk discussiëren. Lees eens welke bevoegdheden de deelstaten in Duitsland, in Zwitserland, in de Verenigde Staten toebedeeld kregen. Wie dan het CD&V-N-VA-programma extremistisch noemt, zegt dat enkel en alleen vanuit een gebrek aan kennis. (Applaus van CD&V)
Over de Duitse republiek zegt niemand dat het een zwakke staat is omdat er daar een doorgedreven federalisme bestaat.
Men moet de tegenstellingen niet opkloppen. Men zal moeten zoeken naar nieuwe wegen en creatief moeten zijn om een compromis te bereiken. CD&V heeft daar altijd al een inspanning voor gedaan.
De Vlaamse beweging heeft haar geschiedenis. CD&V heeft door het kartel proberen duidelijk te maken waar de belangrijkste politieke beweging van Vlaanderen zich situeert. Dat is een verdienste voor het land en geen handicap.
Ik doe dus niet mee aan spelletjes over wie gewonnen en wie verloren heeft. (Onderbrekingen).
Er zijn debatten geweest waarvan men zei dat de Senaat een ingeslapen vergadering was. Ik ben dus zeer verheugd dat er op 24 december nog zoveel levenskracht is.
Tot slot wil ik nog twee punten aansnijden.
Ten eerste, de vergelijking van Guy Verhofstadt met Yves Leterme gaat niet op. De heer Verhofstadt had als uittredend eerste minister een institutioneel voordeel. Ik stel voor dat we bij de institutionele discussie de consequenties van een langdurige regering van lopende zaken onderzoeken.
Ten tweede, het institutionele debat is noodzakelijk. We werken eraan met een positieve ingesteldheid. De Senaat heeft hierin trouwens een belangrijke rol.
De toenmalige CVP heeft geprobeerd de institutionele hervorming van 1992-1993 hier in de Senaat, onder het voorzitterschap van Frank Swaelen, door te zetten. De opvattingen over de Senaat waren niet letterlijk de onze, ook niet die van Frank Swaelen, maar we hebben aan de hervorming meegewerkt.
Een institutionele hervorming is een hoogtepunt voor een parlement. Iedere stem telt om aan een tweederde meerderheid te komen. Elk parlementslid heeft er een woord in te zeggen. Een staatshervorming zonder het parlement is onmogelijk. Degenen die een staatshervorming tegen de Senaat hebben willen opleggen, zijn er de afgelopen acht jaar nooit in geslaagd. Een hervorming kan alleen worden doorgedrukt met de assemblees, niet tegen de assemblees.
Die hervorming is voor ons dus een belangrijke uitdaging. In de Senaat is er al altijd institutionele knowhow geweest. Ik doe derhalve een oproep tot onze collega's om aan te tonen dat er meer democratie is met een tweekamerstelsel dan met een eenkamerstelsel. In een federale of een confederale staat brengen altijd twee kamers de wil van de bevolking tot uitdrukking.
Mevrouw Freya Piryns (Groen!). - De heer Vandenberghe heeft me tijdens mijn uiteenzetting een paar keer onderbroken om mij erop te wijzen dat ik respect moet hebben voor senatoren met ervaring. Ik heb hem dan ook niet willen onderbreken, maar ik wil nu wel herhalen wat mevrouw de Bethune ook al onderstreepte over de kinderen in gesloten centra. Het gaat om een ontzettend pijnlijke zaak voor de kinderen. Elke dag dat een kind opgesloten blijft in zo'n centrum is er absoluut een te veel. In het verleden heeft een politieke partij altijd verhinderd dat we daar iets aan konden doen. Nu er eindelijk een consensus rond dit thema bestaat, herhaal ik mijn oproep: laat ons niet wachten tot morgen, elke dag is er een te veel. Laat ons die kinderen uit die centra halen, er zijn voldoende alternatieven voorhanden.
M. Josy Dubié (Ecolo). - Je voudrais tout d'abord préciser que la liberté et l'école constituent la seule alternative à l'enfermement des enfants.
Je souhaiterais maintenant me pencher sur la politique internationale et la coopération au développement. À ce sujet, la note prévoit un service minimum minimorum. Tout tient en une demi-page. Je vais donc parler de ce qui s'y trouve mais aussi de ce qui devrait s'y trouver mais ne s'y trouve pas.
Soyons tout d'abord positifs : nous nous réjouissons que le premier ministre ait plaidé, lors du sommet de printemps à Lisbonne, et plaidera encore pour une Europe sociale forte et le respect de l'environnement. En effet, le traité de Lisbonne ne se caractérise pas par ses recommandations sociales musclées.
Pour le reste, la déclaration annonce « la poursuite des opérations en cours au Congo, en Afghanistan, au Liban et au Kosovo ». C'est tout. Pas un mot du pourquoi, du comment ou de la durée de ces opérations. Pourtant, il y a vraiment lieu de s'inquiéter. En Afghanistan notamment, de l'aveu récent du président des États-Unis, M. Bush, nous assistons à une dégradation accélérée de la situation politique et militaire. Les troupes de l'OTAN, y compris nos centaines de soldats, passent de plus en plus du statut de forces de libération, bien acceptées par les populations locales, à celui de troupes d'occupation à cause de la multiplication des bavures, notamment par les troupes spéciales américaines.
Il faut donc être conscient que le piège est en train de se refermer sur nous en Afghanistan. Pour preuve, je voudrais vous citer le conseil aux voyageurs, encore valable jusqu'à aujourd'hui, du département français des Affaires étrangères : « La situation de sécurité sur le territoire afghan s'est encore détériorée au cours des derniers jours, y compris à Kaboul et dans les régions proches de la capitale. Le recours aux attentats suicide est plus fréquent. Les risques d'enlèvement à travers le pays s'accroissent et concernent toutes les personnes ».
C'est le moment où le président afghan Karzaï déclare dans Le Soir : « La reconstruction prend plus de temps que prévu. Le maintien sur place [des troupes étrangères] durera encore dix ans, au moins dix ans ». Sommes-nous conscients de ce que cela représente ? La note n'y consacre pas un mot : on poursuit l'opération. Ne serait-il pas temps d'annoncer l'évaluation de notre présence sur place pour savoir ce que nous y faisons, pour qui, pourquoi et pour combien de temps ?
C'est le moment que choisit notre nouveau ministre de la Défense - qui n'est pas un con - pour faire, sur les antennes de la RTBF, une déclaration assez provocatrice. Il a annoncé que nos soldats doivent affronter le danger. Selon lui, ceux-ci sont donc des planqués. En effet, quatre cents d'entre eux se trouvent dans l'aéroport de Kaboul qu'ils sont chargés de protéger, travail qu'ils accomplissent bien. M. De Crem veut du sang. Comme toujours, ce ne sera pas le sien mais celui des autres. « S'il faut donner le sang, allez donner le vôtre, messieurs les bons apôtres, messieurs qu'on nomme grands », comme le disait Boris Vian. Les propos du ministre m'ont choqué. Je voudrais un peu plus de respect pour les soldats et pour leur travail. Je pense au contraire qu'il faut tout faire pour les protéger.
Le gouvernement annonce également une participation à la gestion de la crise civile et policière au Kosovo en 2008. Nous avons déjà eu récemment l'occasion de parler du Kosovo en commission. Je me demande si l'on mesure assez le danger de l'évolution de la crise au Kosovo. Il est à peu près certain que la déclaration unilatérale d'indépendance va avoir lieu. En tout cas les Américains y poussent, de manière totalement irresponsable, depuis le printemps dernier. Il est cependant très naïf, très inconscient, de croire comme les chefs d'État à Lisbonne que cette déclaration restera sans conséquence. En l'absence de toute nouvelle résolution du Conseil de sécurité des Nations unies, la résolution 1242, dont on dit vouloir s'inspirer, ne parle jamais d'indépendance mais d'autonomie substantielle. La Russie et la Serbie s'opposent violemment à cette indépendance et il est clair qu'elles ne resteront sans réagir. Ces deux pays sont en période électorale ; M. Poutine ne peut pas perdre la face surtout en ce moment.
M. Poutine ne manque pas de moyens d'action. Outre la fermeture éventuelle du robinet de gaz et les risques pour notre sécurité d'approvisionnement énergétique, quoique je ne pense pas qu'il irait jusqu'à cette extrémité, il pourrait suggérer la proclamation de l'indépendance et le rattachement du Nord du Kosovo à la Serbie. Dans cette région, la totalité des Serbes ne veulent pas faire partie d'un Kosovo indépendant ; ils pourraient demander leur rattachement à la Serbie. Qu'est ce qui empêcherait la partie serbe de la Bosnie de demander son rattachement à la Serbie ? Qu'est ce qui pourrait empêcher la Russie de pousser des régions où elle est pratiquement chez elle en Transnistrie, en Abkhazie, en Ossétie du Sud à demander une indépendance que la Russie reconnaîtrait immédiatement ?
Nous irions vers une balkanisation de l'Europe. Il faut en être conscient mais on n'en lit pas un mot dans la déclaration gouvernementale.
Dans cette déclaration on parle cependant des opérations en cours. C'est une phrase rituelle. Cela signifie-t-il que nous allons poursuivre au Congo notre coopération d'opération de brassage qui s'est révélée un véritable désastre puisque la fameuse brigade formée par brassage avec l'assistance des troupes belges est une des brigades qui est le plus dénoncée pour ses graves violations des droits de l'Homme dans l'Est du Congo.
Mais il y a aussi les silences de la déclaration : rien sur le Tchad et le Darfour. Quid de l'attitude de la Belgique dans l'application des accords d'Annapolis ? La Belgique s'impliquera-t-elle dans le processus visant à trouver une solution aux problèmes du Proche-Orient ?
Je voudrais aborder le chapitre de la coopération au développement. Soyons modestes, ce chapitre tient en deux lignes. On y parle seulement de la perspective d'arriver à l'objectif des 0,7% en 2010. Je veux rappeler au jeune ministre que cet objectif est fixé dans une loi. Cette loi a été soutenue par un ministre écolo, M. Boutmans. Je suis heureux d'apprendre que vous allez envisager la perspective de ne pas violer la loi. J'aurais préféré que vous expliquiez comment vous allez respecter la loi. En effet, pour atteindre l'objectif, il faudrait augmenter l'aide au développement d'un milliard d'euros d'ici 2010. Cela signifie 350 millions par an, donc 100 millions pour les trois mois qui viennent. Comment allez vous faire ? j'aimerais le savoir. Malheureusement cela ne se trouve pas dans la note.
Ma dernière remarque s'adresse aussi à vous, monsieur le ministre, il s'agit des fonds dits vautours. M. Wille a pris l'initiative de déposer incessamment une proposition de loi très importante. Elle vise à empêcher que ces fonds vautours ne puissent détourner une partie de l'aide publique belge au développement. Le gouvernement nous soutiendra-t-il pour que cette loi soit rapidement votée ?
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Ik had een korte uiteenzetting voorbereid, maar na de toespraak van de heer Vandenberghe moet ik wel iets meer uitgebreid reageren. Hij gaf me de indruk dat hij een speech voorlas bij een regeringsverklaring van vier jaar geleden. Hij had het zoveel over beloftes houden dat ik de indruk kreeg dat hij niet goed wist waarover hij bezig was.
In de vaudevillesituatie waarin we vandaag beland zijn, wil ik een interim-uiteenzetting houden voor een interim- of beter nog een virtuele regering. We bespreken vandaag een regeringsverklaring van een regering, die denkt dat we in een soort Disneyland leven waarin je de mensen allerlei fabeltjes kunt wijsmaken. Ik las daarnet op de voorpagina van Le Monde dat president Sarkozy zegt dat La République a besoin de croyants. Ik zou zeggen Le Royaume a besoin de croyants, maar dan goedgelovige mensen die geloven dat de regering die men ons vandaag voorstelt echt een nieuwe regering is.
In feite maken we hier het proces van de formatie, want vandaag start de derde formatiepoging van Yves Leterme in het kader van wat zonder twijfel de meest interessante regeringsonderhandelingen zijn geweest die het land ooit heeft gekend. Ik hoor collega Vandenberghe graag zeggen dat de verkiezingen van 2007 en de formatie van 2007-2008 een breuklijn betekenen voor het land. Jubelt en juicht, O Vlaanderen, zou je kunnen zeggen, want een grote partij heeft de verkiezingen gewonnen met drie grote eisen, die alle drie moesten worden vervuld.
Yves Leterme moest en zou eerste minister worden. Vandaag zien we iemand anders op die troon zitten, iemand die verguisd en verwenst werd door degenen die hem nu naar voren schuiven, zij het met enige terughoudendheid, want applaus kon er niet echt af.
Brussel-Halle-Vilvoorde moest en zou gesplitst zijn. Dat wordt zeker een interessant debat. De interim-regering, die Disney Worldregering, moet de knopen doorhakken in een dossier waarvoor ze nog bijzonder weinig heeft kunnen verwezenlijken.
Er zou geen regering komen zonder grondige staatshervorming. Vandaag is die regering er wel, de staatshervorming nog helemaal niet.
De regering beschikt niet eens over een meerderheid van Vlaamse kamerleden, tenzij ik me op dat punt vergis, want ik weet nu nog altijd niet goed of N-VA nu wel of niet deel uitmaakt van de regering. Herman De Croo durfde dat idee ooit eens tijdens een verkiezingscampagne naar voren brengen. Hij werd uitgelachen door één van de topmannen van het kartel en zijn idee werd als imaginair afgedaan. Vandaag zitten we in die situatie.
We zouden al van een staatshervorming kunnen spreken indien een bepaalde politieke partij uit de regering zou worden gehouden, maar blijkbaar kon de regering niet gevormd worden zonder de PS aan boord te krijgen. De regering is zelfs zover gegaan dat ze de pariteit - waarvoor de eerste minister nooit wordt meegerekend - niet bereikt zonder de eerste minister mee te rekenen.
Dit doet me angstig kijken naar deze Mickey Mouseregering. Aan het Octopusoverleg dat op 9 januari start wil ik bijzonder veel krediet geven, maar ik ben bang dat het wel eens bij de datum van de eerste bijeenkomst kan blijven. Wie leidt de dans?
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V-N-VA). - Zoals het Forum en de Costa?
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - De Costa heeft resultaten opgeleverd. Wat het Forum betreft, ben ik het met u eens, maar de Costa heeft resultaten opgeleverd. Laat ons leren uit de fouten die we hebben gemaakt.
We weten nog niet wie het octopusoverleg zal leiden. Ik kijk echter reikhalzend uit naar de nota's waarop het overleg zal worden gebaseerd. Ik hoop dat die nota's zullen verschillen van wat we hebben gezien de laatste zeven maanden van de vaudeville. Ik hoop dat die nota's op zijn minst de mogelijkheid zullen bieden om tot concrete realisaties te komen. Wat is er vandaag anders dan vier weken geleden? Wat is er langs de kant van de Franstalige partijen - behalve het feit dat ze onder elkaar wat ruzie maken, wat nog gevaarlijker is - veranderd? Ik roep de regering op te stoppen met de mensen voor te liegen door te zeggen dat ze er na zes maanden regeringsonderhandelingen in geslaagd zijn de Franstaligen te overtuigen dat ze op zijn minst moeten praten over de staatshervorming. Praten willen ze misschien nog, maar realiseren en grondige stappen vooruit doen ... daar heb ik zware bedenkingen bij. Zullen we aan het einde van de Octopusonderhandelingen wel degelijk de mogelijkheid hebben om te investeren in de NMBS, zullen we de homogene bevoegdheidspakketten gerealiseerd hebben, zullen we de huurwet hebben geregionaliseerd, of zullen we zelfs nog maar een minieme stap hebben gezet in de socialezekerheidsdiscussie, al was het maar inzake de zo broodnodige kinderbijslag?
Spirit wil zeer graag consequent meewerken aan het Octopusoverleg.
Dat maakt ons misschien verschillend van anderen. Wij willen graag meewerken aan dat Octopusoverleg op voorwaarde echter dat onze driestappenregel wordt gerespecteerd, namelijk dat er daadwerkelijk een stap op weg naar de verdergaande regionalisering wordt gedaan, dat we daarvoor geen onredelijke prijs betalen en dat er geen nieuwe grendels worden ingevoerd.
We zijn bereid om mee te discussiëren, maar niet koste wat het kost, want in de Kamer heeft de regering misschien een tweederde meerderheid, maar in de Senaat niet. Zelfs het verhaal over de ellenlange onderhandelingen die nodig waren om uw tweederde meerderheid te halen, klopt niet.
Zowel de heer Wille als de heer Vandenberghe hebben beklemtoond dat in de Senaat ten minste nog over een staatshervorming zal moeten worden gediscussieerd. Dat klopt, want u moet op zoek naar een tweederde meerderheid.
We hebben dus een perceptieregering, een Mickey Mouseregering met 14 ministers die in 90 dagen 10 punten moeten realiseren. Het regeerakkoord is hoe dan ook virtueel. Er wordt gezegd dat men iets zal doen voor mensen zonder papieren, maar wat? Er wordt gezegd dat men iets zal doen voor de koopkracht, maar wat? Men zal iets doen voor de kinderen in gesloten centra, maar wat? Men zal iets doen voor het energievraagstuk, maar wat?
Is het niet de essentie van een regeerakkoord dat de partijen die zich tot regeringsdeelname verbinden, afspreken welke beleid ze zullen voeren? Is het niet essentieel dat daartoe programma's naast elkaar worden gelegd om na te gaan waarover eensgezindheid kan worden bereikt?
Men is het echter over bitter weinig eens, vandaar dat de regeringsverklaring nauwelijks enkele velletjes beslaat waarin uiteindelijk niets, maar dan ook niets staat.
De meerderheid heeft dan wel geen regeerakkoord, ze heeft ten minste daadkrachtige ministers. Het was ontroerend te zien hoe Pieter De Stem, Pieter De Rem, de minister van Landsverdediging - die hier spijtig genoeg niet aanwezig is - zowel op de VRT als op de RTBF stoer zijn kabinet binnenstapte. Vol ongeduld kijk ik uit naar Pieter De Crem in een marineblauw pak. Dat kan beslist nog mooie foto's opleveren.
Zonder ook maar één zinsnede over defensie in het regeerakkoord, verklaart die De Crem op de RTBF dat wat hem betreft onze troepen dringend naar risicogebieden moeten worden gezonden. Hoe hallucinant. Op de vraag van de RTBF-journalist of hij dan troepen naar Irak wil sturen, weigert de nieuwe minister van Landsverdediging te verklaren dat hij dat niet overweegt. Nu alle partijen in Irak aan het ploeteren zijn en stilaan hun fouten inzien, heeft Pieter De Krijger maar één ambitie, namelijk zichzelf zo snel mogelijk onsterfelijk maken als nieuwe minister van Oorlog.
De heer Wouter Beke (CD&V-N-VA). - Is dat uw niveau, mijnheer Lambert?
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Van de Mickey Mouseregering worden op drie maanden tijd grote verwezenlijkingen verwacht. Dat zijn drie maanden extra formatietijd.
Vanavond vieren we kerst. De mensen zitten in familiekring rond de kerstboom en zingen kerstdeuntjes als `Nu zijt wellekome ...' en wisselen cadeautjes uit.
Op eBay kan men sinds enkele jaren de kerstgeschenkjes die men niet met graagte heeft aangenomen, te koop aanbieden.
De Senaat moet de regering geen vertrouwen schenken. Ik zou het overigens ook niet kunnen. Ik zou de Mickey Mouseregering vanavond graag als een ongewenst kerstgeschenk op eBay aanbieden.
Mme Anne-Marie Lizin (PS). - Il est vrai que mon groupe vit une situation étrange. Nous pensions en effet siéger dans l'opposition, aux côtés de Mme Vanlerberghe, et nous peaufinions déjà des arguments particulièrement perçants sur l'une ou l'autre formule de l'orange bleue. Cependant, nous sommes là aujourd'hui à lui trouver quelques beaux côtés.
Soyons néanmoins modestes ! Si nous sommes ici, c'est certainement parce que le CD&V l'a mérité, mais aussi parce que des citoyens, une liégeoise à l'origine, ont organisé avec succès une marche citoyenne à l'adresse de toute la classe politique du pays, et que d'autres ont accroché des drapeaux à leur façade. C'est aussi grâce à eux que nous sommes ici. Nous devons les remercier, monsieur Delpérée.
Les nouveaux ministres sont en place pour trois mois, avec un beau programme aux accents sociaux. Comme l'a dit Mme Piryns, la liberté pour les enfants des centres fermés en fait partie. En effet, la liberté est la seule alternative à l'enfermement.
En ce qui concerne les hôpitaux, de nombreux choix doivent être opérés à court terme, à l'heure où le secteur est confronté à de grandes difficultés. En ce qui concerne les quotas de CO2, le 21 janvier est la date limite, notamment pour le haut fourneau de Liège. Ce gouvernement devra donc prendre une décision à très bref délai. Pour nous qui en faisons partie, nous ne pouvons échouer.
Dans le courant de cette fameuse journée du mardi 18 décembre, nous étions toujours dans l'opposition sans le cdH, monsieur Delpérée. Pour la laïque convaincue que je suis, le choc que nous avons vécu est équivalent à celui évoqué tout à l'heure par M. Lambert quand il a lu dans Le Monde que le royaume avait besoin des croyants. Entendre que le PS ne ferait pas partie du gouvernement sans le cdH était tout de même une fameuse révolution.
Aujourd'hui, le ministre de l'Emploi fait partie de notre gouvernement grâce à notre parti et nous le suivrons de près. Il est en effet à la tête d'un beau ministère, mais c'est dans ces matières que nous redoutons des concessions de type institutionnel.
Mme Isabelle Durant (Ecolo). - Vous parliez des limites tout à l'heure, madame Lizin. J'aimerais savoir quelle est, selon vous, la limite pour la centrale de Tihange.
Mme Anne-Marie Lizin (PS). - Je n'ai pas de limite à ce sujet, je comptais évoquer ce point dans les oublis du gouvernement.
Mme Isabelle Durant (Ecolo). - J'avais compris que vous étiez favorable à l'orange bleue afin d'éviter les limites. J'espère que votre position a quelque peu changé, mais je voudrais simplement connaître la date que vous proposez.
Mme Anne-Marie Lizin (PS). - Ne parlez pas trop vite, je n'ai encore rien dit sur les survols de Bruxelles par les avions.
Mme Isabelle Durant (Ecolo). - M. Leterme va s'en occuper et tout ira beaucoup mieux !
Mme Anne-Marie Lizin (PS). - Si vous ne vous en étiez pas occupée, tout tournerait bien. (Exclamations) Un regard précis sur la politique de l'emploi, tel est notre objectif.
En termes de titres services - extension ou non - une adaptation aux véritables besoins s'impose. Il faudra s'atteler au problème car pour moi, c'est le frein le plus important à la création d'emplois en Wallonie. Il faudrait peut-être penser aussi à une simplification des ALE et, certainement, à la gestion des fins de carrière. Nous verrons comment l'ancien de la CSC mènera cette politique. Le syndicalisme chrétien a effectivement un poids important dans ce gouvernement, en l'occurrence deux ministres, et nous veillerons à ce qu'il soit bien géré du point de vue de l'emploi.
Ce texte omet certaines choses. Ainsi, il n'y a pas de décision sur le nucléaire et, croyez-moi, c'est une erreur pour ce pays. Il y a une annonce de budget mais un manque de clarté évident quant au budget qui sera consacré à la sécurité civile. Or, toutes les villes et communes de ce pays attendent de savoir comment cette réforme sera financée. Enfin, il n'y a pas de révision de la norme KUL.
Ne nous trompons pas. Pendant ces six mois, c'est l'ensemble du monde politique qui a perdu. Par son dynamisme, le premier ministre a suscité, il est vrai, un début d'enthousiasme dans votre équipe, mais emporté par son élan, il a sans doute quelque peu exagéré la menace terroriste.
Je vous demande donc, monsieur le président, dans une lettre qui va vous parvenir, de réunir la commission parlementaire de suivi du Comité R pour examiner ce qui a incité notre premier ministre à aggraver une menace qui n'en était peut-être pas une.
Enfin, je conseille à M. Leterme d'utiliser ses trois mois d'intérim pour apprendre à connaître la Wallonie car nous avons beaucoup de choses à lui expliquer pour la dynamique de cette région.
Je comprends M. Vandenberghe, le jour était extrêmement émouvant - pour moi aussi -, mais un Sénat dans lequel la majorité rate d'un siège ses deux tiers, c'est un Sénat en réalité plus fort. Notre institution sera ainsi un lieu de véritable débat.
Je voudrais remercier les deux ministres qui nous ont fait l'honneur d'être présents.
Nous connaissions M. Michel, mais nous n'avons pas encore eu l'occasion de juger M. Magnette. Croyez-moi, messieurs les ministres, le gouvernement fera bien d'écouter, comme vous venez de le faire, les débats du Sénat. Ils seront peut-être un peu moins chahutés, mais on pourra y entendre les vrais arguments. Je vous souhaite un bon travail ad interim.
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - Ik krijg vijf minuten spreektijd, maar wat betekent dat in een democratie? Na de begeesterende uiteenzetting van mevrouw Lizin en haar oproep tot de heer Leterme om Wallonië te leren kennen, wil ik op mijn beurt de Waalse landgenoten uitnodigen een inspanning te doen om beter te begrijpen waar het voor de Vlamingen om te doen is.
Het is immers al te gemakkelijk om redelijke vragen te diaboliseren en als onredelijk af te schilderen. Allemaal zijn we, in het kader van een steeds toenemende globalisering, op zoek naar houvast in een kring die gemeenschappelijk belang vooropzet en waar er nood is aan een sociaal kapitaal om beter te kunnen besturen voor meer welvaart en welzijn voor de mensen.
We bevinden ons vandaag in een situatie zonder voorgaande. In het arbeidsrecht kennen we de overeenkomst voor bepaalde duur, maar een overeenkomst voor bepaalde duur en een bepaald werk bestaat niet. Al wie de illusie koesterde dat ons kartel een tijdelijke aangelegenheid was om de kiezer te overtuigen, moet ik teleurstellen. Dit kartel heeft een permanent karakter.
Ik geef toe dat een interim-regering niet de beste oplossing is. Het is de second best solution. Wij hadden er ook de voorkeur aan gegeven meteen een volwaardige regering te kunnen vormen, met een volwaardig sociaaleconomisch programma en een volwaardig uitgewerkt akkoord voor de staatshervorming. Voor het sociaaleconomische hoofdstuk was er een gewone meerderheid. In een echte institutionele crisis is een veel ruimere meerderheid echter onontbeerlijk.
Het kartel streefde naar een ruime meerderheid. De staatshervorming zal weliswaar in twee fasen moeten gebeuren, maar ze moet er komen.
Deze regering moet een brug slaan tussen de twee gemeenschappen, want er is een ruime meerderheid nodig voor het essentiële herontwerp van de staatsarchitectuur.
De klok tikt. De regering heeft 90 dagen om tien punten te realiseren. Het gaat over enkele prioriteiten en een noodprogramma. We hebben vertrouwen, niet alleen in de vice-eersteminister, maar ook in anderen die zich realiseren dat er een oplossing moet komen.
Als niet kan wat moet, dan moet wat kan. Er moest een regering worden gevormd. Zo zou ik de situatie samenvatten.
De institutionele hervorming moet vooral een instrument zijn voor een beter en evenwichtiger bestuur met het oog op meer welvaart en welzijn en moet gebaseerd zijn op gedeelde verantwoordelijkheid.
De heer Paul Wille (Open Vld). - Ik zal niet zeggen dat ik geëmotioneerd ben door de uiteenzetting van de heer Van den Brande. De toenadering van de oevers wordt bepaald door de breedte van de rivier. Met andere woorden het ware nuttig geweest dat men vóór de verkiezingen de breedte van de rivier had kunnen inschatten. Voor de oplossing van de institutionele crisis, waarvan de heer Hugo Vandenberghe vandaag ook in media nog eens het belang heeft benadrukt, was het beter geweest dat men de breedte van de rivier voor de verkiezingen nauwgezetter had ingeschat om de oevers met mekaar te kunnen verbinden. Kortom er is niet alleen een strategie nodig om de verkiezingen te winnen, maar ook een strategie om het land verder te kunnen besturen.
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - Mijnheer Wille, omdat u mij hebt onderbroken, heb ik gereageerd.
De heer Paul Wille (Open Vld). - Ik ben toch blij dat ik het heb gedaan.
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - U en uw partij hebben ervoor gezorgd dat de oevers afkalfden. Jullie hebben de mensen wijsgemaakt dat gewoon status-quo perfect mogelijk zou zijn.
De heer Paul Wille (Open Vld). - Eén telefoontje en vijf minuten politieke moed! Wie heeft dat gezegd?
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - Laten we daarover niet polemisch doen in deze kersttijd. Wie heeft voor problemen gezorgd met betrekking tot kieskringen? De problemen met betrekking tot de onderwaardering van het budget van de federatie zijn het gevolg van een hervorming waarbij middelen werden overgedragen, maar geen bevoegdheden. Wie is daarvoor verantwoordelijk? Mijnheer Wille, omdat u mij hebt onderbroken heb ik al die dingen eens op een rijtje gezet.
De afgelopen maanden werd mij in Europese kringen geregeld gevraagd of ons land nog zou voortbestaan of worden gesplitst. Ik heb dan geprobeerd kort te zeggen waarover het in wezen gaat, namelijk een beter bestuur tot stand brengen en de verantwoordelijkheid beter verdelen.
Wij willen in de eerste plaats een gedifferentieerd arbeidsmarktbeleid. Dat is geen overtrokken Vlaams standpunt, want uit studies van de Europese Investeringsbank, waarvan de heer Maystadt voorzitter is, blijkt dat er met een gedifferentieerd arbeidsmarktbeleid in Wallonië 70.000 werkplaatsen kunnen worden gecreëerd. Ten tweede wensen wij een gedifferentieerd gezondheidsbeleid, gericht op voorkeuren, omdat zich in de verschillende gemeenschappen een andere cultuur heeft ontwikkeld op het gebied van gezondheidszorg, zonder dat we daar een waardeoordeel over uitspreken.
Ten derde, moeten we een nieuwe architectuur tot stand brengen, nu de vorige hervorming van het Sint-Michielsakkoord zestien jaar achter ons ligt. Men zegt dat we hervormen om te hervormen, maar we zien dat de cyclus van de hervorming langer wordt.
Wat betekent die nieuwe architectuur? Het is wat we zien in het Verenigd Koninkrijk, in Italië, in Spanje en in alle federale landen, namelijk dat het zwaartepunt van de verantwoordelijkheid bij de deelstaten komt te liggen. Dat is niet in tegenspraak met een federale overheid die goed toegerust moet zijn om haar taken tot een goed einde te brengen.
M. Francis Delpérée (cdH). - N'oubliez pas 2001 !
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - Laten we niet spreken van 2001-2002, mijnheer Delpérée. Ik herinner het me nog levendig. Uw collega's zeiden dat ze die hervorming nooit zouden goedkeuren, maar om halfdrie in de namiddag bent u in zes minuten tijd bezweken, om een hervorming goed te keuren die dramatisch is geweest voor de ontwikkeling van ons land.
M. Francis Delpérée (cdH). - Vous dites qu'il n'y a pas eu de réforme institutionnelle depuis seize ans mais vous oubliez de parler d'une réforme fondamentale qui a eu lieu au début du XXIème siècle, en 2001, à savoir la régionalisation de la loi communale, qui était couplée avec le refinancement des écoles de la Communauté française, refinancement essentiel pour nous. Ne mélangeons pas les problèmes !
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - Ik ga op dit punt niet doorgaan in dit algemeen debat. Ik heb begrip voor uw standpunt, mijnheer Delpérée, en ik weet dat u liever had gehad dat het Sint-Michielsakkoord niet tot stand was gekomen.
Daarnet wou ik juist aangeven dat de vergissing van het Lambermontakkoord precies was dat er middelen zijn toegekend zonder dat de bevoegdheden zijn overgedragen. Dat is de fundamentele moeilijkheid.
De heer Paul Wille (Open Vld). - Heren, u geeft nu het finale bewijs dat niet alleen in het aantal zetels, maar ook in de geest de liberale familie de grootste is in het land.
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - De grootste zijn zij die bescheiden, maar overtuigd proberen de tekenen van de tijd op te nemen en de zorgen die bij de mensen leven, op een politiek verantwoorde manier te beantwoorden. (Applaus van CD&V-N-VA)
De heer Geert Lambert (sp.a-spirit). - Ik wil u maar één keer onderbreken, alleen om vast te stellen dat u voortdurend onderbroken wordt door uw eigen meerderheid.
De heer Luc Van den Brande (CD&V-N-VA). - Ik kom tot mijn vierde en laatste punt. We moeten natuurlijk gezamenlijk tot meer fiscale en financiële verantwoordelijkheid komen. Dat is een goede zaak voor de federale overheid. Momenteel hebben we vrij veel bevoegdheden, maar onze fiscale verantwoordelijkheid is onevenredig, namelijk 13 procent, en als het meevalt zullen we in 2011 11 procent bereiken.
In een geconsolideerde federale staat zoals de Duitse Bondsrepubliek hebben de deelstaten een eigen financiële en fiscale verantwoordelijkheid van meer dan 25 procent. In een geconsolideerde federale staat zoals Canada hebben de provincies een financiële en fiscale verantwoordelijkheid van 42 procent. Ik hoop dat we over alle partijen en fracties heen een consensus kunnen bereiken over een fiscaal, verantwoord federalisme. Dat heeft niets te maken met gevoeligheden van de ene of de andere kant.
Als de voorstellen redelijk zijn, als ze tekenen van de tijd proberen op te nemen, is het kartel CD&V-N-VA bereid daartoe bij te dragen, niet als doel op zich, maar met het oog op een meer eigentijdse en verantwoorde samenleving, waarin Franstaligen en Vlamingen kunnen samenleven.
M. Richard Fournaux (MR). - En qualité de bourgmestre, je voudrais faire trois observations.
Tout d'abord, le premier ministre n'a rien dit au sujet de la réforme des services d'incendie. Nombre de bourgmestres se demandent si le gouvernement intérimaire poursuivra la réforme conformément à la loi votée sous la législature précédente.
Ensuite, le premier ministre n'a pas abordé la question des contrats de prévention et de sécurité. Or, il était question de créer un statut d'agent de sécurité pour ramener, à titre préventif, du « bleu » dans les quartiers.
Enfin, en ce qui concerne les régularisations, je voudrais défendre un point de vue inhabituel pour un élu du MR. J'ai écouté attentivement les propositions du gouvernement intérimaire au sujet des enfants. Je m'en réjouis même si nous devons nous garder de tout angélisme. Certaines filières n'hésitent pas à utiliser des enfants pour organiser l'arrivée sur le territoire de faux demandeurs d'asile mais il fallait trouver une solution au problème de l'incarcération des enfants.
Les bourgmestres ne sont pas favorables à une régularisation massive qui pourrait entraîner un effet d'appel mais ils se trouvent régulièrement confrontés à des familles présentes dans leur commune depuis plus de dix ans et pour lesquelles il n'existe aucune véritable solution structurelle. Il faut cesser de pratiquer la politique de l'autruche, de nier leur existence ou de prétendre qu'elles seront un jour renvoyées dans leur pays d'origine. Cette situation abracadabrante amène les personnes concernées à commettre des délits au quotidien, par exemple en travaillant au noir. Je le répète : nous sommes contre une régularisation massive mais il est temps de remédier à la situation. J'invite donc le gouvernement intérimaire à se saisir du problème sans plus attendre.
J'en viens à l'avènement du gouvernement. À cet égard, je voudrais adresser quelques mots à mes amis flamands. Je crois que nous pouvons pousser un « ouf » de soulagement car un certain climat de confiance est peut-être récréé. Je me suis laissé dire qu'au Sénat, les membres des différentes communautés pouvaient débattre de manière relativement sereine, avec un certain détachement par rapport à l'actualité, et se risquer en dehors des sentiers battus. Amis flamands, ne vous trompez pas ! En Wallonie, et même en Wallonie profonde, il est des gens à qui une réforme de l'État ne fait pas peur.
En effet, et c'est peut-être le seul avantage de tout ce qui vient de nous arriver, il a peut-être été démontré par l'absurde que notre pays a besoin d'une réforme de l'État, non seulement pour des questions purement institutionnelles, mais aussi parce que les choses doivent mieux fonctionner. Bruxelles a beau être la capitale de l'Europe, tout ce « brol institutionnel » - avec pratiquement un député dans chaque rue de la ville - ne fonctionne pas...
Mme Isabelle Durant (Ecolo). - Mais enfin !
M. Francis Delpérée (cdH). - Ne racontez pas n'importe quoi !
M. Richard Fournaux (MR). - Ce n'est pas n'importe quoi.
M. Francis Delpérée (cdH). - Mais si, monsieur Fournaux. Alors, supprimons aussi les bourgmestres en Wallonie...
M. Richard Fournaux (MR). - Et bien pourquoi pas ?
Mme Isabelle Durant (Ecolo). - Voyez ce qu'a fait votre présidente bruxelloise. Un jour, on décide de supprimer la Cocof et le lendemain, on change d'avis. Étudiez un peu vos dossiers.
M. Richard Fournaux (MR). - Ce que je dis, nombreux sont ceux qui le pensent, mais personne n'ose l'exprimer. Beaucoup pensent aussi que la Région wallonne a encore besoin de réformes. Si, dans notre petit pays, on compare souvent l'état de développement entre le nord et le sud, on devrait peut-être aussi comparer davantage l'état de développement de la Wallonie par rapport à d'autres régions ou sous-régions d'Europe, voire de pays émergents. Quand vous aurez fait cette comparaison, peut-être serons-nous nombreux à nous rendre compte que la Wallonie a plus que jamais besoin de réformes.
M. Francis Delpérée (cdH). - Mais quel est le lien avec la déclaration gouvernementale, quel est l'objet de notre réunion de ce jour ? On n'est pas au Parlement wallon, ici !
M. Richard Fournaux (MR). - Si la Wallonie veut vraiment se prendre en main, comme certains nous l'ont quasiment imposé il y a une trentaine d'années, en demandant la régionalisation, etc., elle doit peut-être oser aller un peu plus loin. Vous le savez, je suis comme vous, monsieur Delpérée. Il fut une époque où l'on nous attribuait un point commun, celui d'être des « belgicains »...
M. Francis Delpérée (cdH). - Cela ne s'applique certainement pas à moi ! Vous vous trompez complètement sur ce point !
M. Richard Fournaux (MR). - Ne vous limitez pas au sens péjoratif de ce terme, qui a aussi un sens positif. J'entends par « belgicains » les personnes qui tiennent à ce pays. Je tiens à mon pays et j'ai envie qu'il continue à vivre, mais je ne peux pas non plus rester aveugle et sourd à certaines revendications, à certaines réalités, aux différences qui existent sur le plan culturel. On peut ne pas les voir, on peut ne pas les entendre, on peut ne pas vouloir y réagir, mais ce n'est pas comme cela que l'on va contribuer au développement, non seulement de la Belgique, mais aussi de la Wallonie et de la Communauté française. Vous devez savoir qu'il y a en Wallonie et dans le sud du pays des gens qui commencent à en avoir assez du climat politique dans lequel nous vivons en permanence, où tout est toujours remis en cause. Je parle ici à nos amis flamands. Nous avons parfois, il est vrai, l'impression d'une certaine arrogance ou d'une certaine incorrection à notre égard, et puisqu'on parlait d'hommes politiques accueillis en Wallonie, sachez par exemple que je suis allé jusqu'à inviter M. De Wever à Dinant.
M. Philippe Mahoux (PS). - Vous êtes un grand ami de la N-VA, monsieur Fournaux !
M. Richard Fournaux (MR). - Ce n'est pas un ami ; je l'ai invité à Dinant pour lui montrer que certaines villes, certaines régions essaient de se développer, notamment en partenariat avec des entrepreneurs flamands, qui investissent beaucoup en Wallonie.
M. Francis Delpérée (cdH). - Je félicite M. Fournaux, artisan de l'unité francophone. C'est la nouvelle du jour. Bravo !
M. Richard Fournaux (MR). - Vous voulez tous aller dans des assemblées où l'on ose dire les choses, mais quand quelqu'un ose sortir des sentiers battus et ose dire qu'une partie du problème ne se situe peut-être pas en Flandre, mais en Wallonie, vous le critiquez ou vous lui demandez de se taire. Et bien, vous ne me ferez pas taire !
De heer Roland Duchatelet (Open Vld). - Zoals van een vertegenwoordiger van Vivant mag worden verwacht, zal ik een positief, constructief en creatief betoog houden.
De onderhandelaars voor de nieuwe regering waren het over een ding blijkbaar roerend eens: de koopkracht moet worden gevrijwaard. Dat heeft me bijzonder verheugd. Natuurlijk is een sterke koopkracht uit sociale overwegingen belangrijk.
Ik ben echter ook om economische redenen voorstander van een behoud of een versterking van de koopkracht. Koopkrachtinjecties moeten een nieuw economisch instrument worden, naast de vele andere middelen om de economie te sturen. De bestaande middelen, zoals stookoliecheques, aanpassingen van de uitkeringen en belastingverlagingen, hebben vanzelfsprekend voordelen, maar ook enkele nadelen. Zo vormen de stookoliecheques een subsidiëring van de CO2-uitstoot. Men kan evengoed cafécheques uitdelen, waarmee de begunstigde zich niet thuis moet verwarmen, maar op café kan gaan. Ze zijn bovendien beter voor het sociale leven. Een aanpassing van de uitkeringen en een belastingverlaging hebben als nadeel dat ze administratief ingewikkeld zijn en dat hun effect uitgesteld is.
Er is ook een andere mogelijkheid: de regering kan beslissen om aan elke burger 100 euro te geven. Mocht ze dat eenmaal per jaar doen, dan hebben we het over een bedrag van 1 miljard euro. Dat geld vloeit overigens grotendeels terug naar de Staatskas, aangezien de belastingdruk ongeveer 50 procent bedraagt. De netto-uitgave zou dus 500 tot 600 miljoen euro bedragen, dus minder dan 0,2 procent van het bbp. Een dergelijke koopkrachtinjectie is dus niet duurder dan de instrumenten die de regering momenteel overweegt.
De regering kan hierbij best samenwerken met de deelregeringen, die dankzij het Lambermontakkoord over heel wat geld beschikken. Dat bleek onlangs nog toen Vlaams minister Van Mechelen voorstelde om aan de Vlaamse gemeenten 100 euro per inwoner uit te keren.
De koopkracht is hoe dan ook een belangrijk element van onze economie. In een maatschappij die naar een diensteneconomie evolueert, worden de werkgelegenheid en de werking van de economie veel diffuser.
Er wordt nu op een heel andere manier werkgelegenheid gecreëerd en we kunnen ons terecht afvragen of we de gangbare redenering dat jobs voor een inkomen en dus voor koopkracht zorgen, niet kunnen omkeren, namelijk dat koopkracht voor jobs zorgt. Zeker in een diensteneconomie is dat meer en meer het geval. Als we de koopkracht verhogen, vooral dan voor de zwakkeren, dan zullen deze mensen daarmee op café en restaurant gaan, bepaalde dingen kopen en naar de kapper gaan. De restauranthouder en de kapper moeten dan meer personeel aanwerven en creëren dus jobs. Een economie sturen op basis van de koopkracht is misschien eenvoudiger dan een economie sturen met allerlei ingrepen in de arbeidsmarkt en gecompliceerde tewerkstellingsmaatregelen die daarvoor vandaag nodig zouden zijn.
Mijn voorstel is dan ook de bekommernis van de huidige regering over de koopkracht niet te beperken tot een eenmalige maatregel. Ik nodig de regering uit zich te beraden over het creëren van instrumenten om een aansturing van de economie via de koopkracht te realiseren ter aanvulling op de huidige aansturing, die vooral op werkgelegenheid is gericht.
M. le président. - Monsieur Duchatelet, je vous félicite à l'occasion de votre maiden speech. (Applaudissements)
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a-spirit). - Ik wilde me eigenlijk eerst richten tot de voorzitter van de Quaestuur, de heer Schouppe, maar waarschijnlijk is hij gaan tafelen. Ik wilde hem namelijk twee vragen stellen. Hoe is het mogelijk dat zo'n belangrijke ex-manager voor een vier uur durend debat - en uiteindelijk zal het langer duren, want we hebben de meerderheid niet kunnen beletten onderling ruzie te maken - geen broodjes bestelt? Hij vindt blijkbaar dat we maar op restaurant moeten gaan in plaats van naar elkaar te luisteren. Dat tekent de meerderheid: men moet niet naar elkaar luisteren, want dan begint men ruzie te maken. Geen broodjes dus, want stel u voor dat iedereen in de zaal zou blijven. Dan zou het debat nog veel langer duren.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V-N-VA). - Mevrouw Vanlerberghe, u voert een intentieproces. We hebben allemaal honger.
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a-spirit). - Het is wat het is. Er werden broodjes gevraagd, maar de heer Schouppe heeft dat geweigerd. Zo hebben de diensten me dat gezegd.
M. le président. - Revenons-en à la déclaration gouvernementale, madame Vanlerberghe. Votre groupe a déjà eu la parole pendant 22 minutes.
Mevrouw Myriam Vanlerberghe (sp.a-spirit). - Ik zal mijn tijd nemen, mijnheer de voorzitter, want ik heb ook gehoord hoe de andere fracties het hebben aangepakt.
Volgende vraag aan de heer Schouppe: kan hij in de zaal nieuwe plaatjes laten aanbrengen om aan te geven wie wel en wie niet tot de meerderheid behoort. Voor het publiek zal dat veel duidelijk maken, want wat we vandaag meemaken is ongelofelijk. Men mag sp.a-spirit beschouwen als een kleine oppositiegroep, maar we zijn hier echt niet de enige oppositie. Ik heb geen enkele meerderheidspartij gehoord die niet een andere meerderheidspartij heeft aangevallen. Geen enkele.
De vraag is of de regering in drie maanden iets voor de mensen zal doen. Geen enkele meerderheidspartij heeft hier een andere meerderheidspartij gespaard. Het lijkt wel alsof ze elkaar voor het eerst zagen. Er is een groep mensen die vinden dat het land moet gered worden; ze hebben een regering gevormd, maar ze praten niet met elkaar of ze maken ruzie.
Wij wilden ook wel een regering, maar dan met een echt regeerakkoord.
Er moest echter voor Kerstmis een regering komen, want `er zijn problemen bij de bevolking'. Volgens mij zijn er vooral problemen bij de partijen.
Drieëntwintig maart is D-day. De nieuwe/oude premier helpt tijd te winnen. Samen met twee adjuncten zal hij proberen een geheel te vormen.
Uit wat ik vanochtend heb gehoord, leid ik af dat we geen stap verder zijn. Nu moeten we geloven dat er deelakkoorden zijn waar alle partijen achter staan. Dat klopt natuurlijk niet. De enen zeggen dat het sociale deelakkoorden zijn. De anderen, de liberalen, beweren dat zij de grootste zijn en dat het een liberale regering is.
De mensen wachten op een daadkrachtige regering. Een uur voor de premier het regeerakkoord kwam voorlezen, hebben de meerderheidspartijen met ongelofelijke durf het stookoliefonds weggestemd omdat de regering het probleem vlug zal oplossen. Dat wil ik nog zien! Tegen Pasen zal het mooi weer zijn, maar het stookoliefonds zal nog niet uitgebreid zijn.
Maar geen nood, want in 90 dagen lost de nieuwe regering alles op. Ik hoop het, maar als Verhofstadt goed heeft geluisterd naar de meerderheidsfracties, dan weet hij dat hij drie weken nodig heeft om iedereen weer aan tafel te krijgen. Tenzij ze hier allemaal komedie hebben gespeeld en dan is het nog belachelijker.
Ik hoor in elk geval dat iedereen vindt dat hij gelijk heeft; iedereen is nog altijd even overtuigd van het eigen gelijk als op 11 juni. Daardoor staan we op alle vlakken nog altijd op nul, ook op sociaal vlak.
Als de regering alle energie in de onderlinge relaties moet steken en tegelijk al de dringende problemen van de mensen moet aanpakken - en er werden er nogal wat opgesomd -, dan zie ik niet hoe negentig dagen zullen volstaan. Geen mens gelooft dat en na vandaag ben ik nog pessimistischer dan tevoren.
De regering beschikt wel in getal over een grote meerderheid, maar de regeringspartijen spreken elkaar de hele tijd tegen en ze vinden allemaal dat ze de grootste zijn. Zo komen ze er natuurlijk niet uit. Ze voeren een hardere oppositie tegen elkaar dan wij ooit tegen de regering kunnen doen. Waar al dat haantjesgedrag vandaan komt en voor nodig is, is mij een raadsel. Gelukkig wordt alles genoteerd in het verslag, zodat we de regeringspartijen er te gelegener tijd aan kunnen herinneren.
We hadden nog gehoopt dat we bij de opmaak van de begroting een beeld zouden krijgen van waar de regering naartoe wil, maar ook over de begroting lopen de standpunten van de regeringspartijen zo sterk uit elkaar, dat we vanochtend niet veel wijzer geworden zijn.
Het vertoon van deze regering heeft veel weg van een slechte wedstrijd, een voetbalmatch of een moddergevecht. Na de verkiezingen van 10 juni wilde de grootste groep, CD&V-N-VA, plots dicteren hoe het voortaan allemaal moest. Dat probeert ze vandaag nog altijd. Het wordt tijd dat ze eens duidelijk zeggen wat ze op 10 juni bedoelden.
Vandaag tackelt iedereen iedereen. In de sport is dat verboden, maar in de politiek kan het blijkbaar niet genoeg en niet luid genoeg gebeuren, liefst met radio en tv erbij.
Na zes maanden beslissen de partijen de wedstrijd opnieuw te spelen. Ze nemen er een paar spelers bij en op 23 maart zullen we de uitslag van deze wedstrijd mogen vernemen.
We zullen de winnaars kennen. Normaal zijn alle regeringspartijen winnaars, want ze trekken allen aan hetzelfde zeel. Alles komt in orde tegen 23 maart. Van wonderen gesproken!
De regels zijn opnieuw niet duidelijk. Nog voor er wordt gestart met de nieuwe wedstrijd en de nieuwe regels, wordt er getackeld. Dat gebeurde gisteren in de Kamer, nog vóór het vertrouwen in de nieuwe regering werd gegeven, en vandaag werd er lustig voortgedaan.
De vraag is of de scheidsrechter met de twee hulpjes orde zal kunnen scheppen. Deze regering is gevormd uit schaamte. Ze komt niet uit het hart, niet uit ideologie en zeker niet uit één mond. Iedereen wil wel vooruit, maar niet te veel, want niemand wil toegeven. De regering is gestart zonder gps. Zeker is dat niet iedereen dezelfde weg zal volgen en de eindbestemming is onbekend. Iedereen gaat langs een andere weg naar een onbekend doel. De kans dat de deelnemende partijen verloren rijden en niet raken waar ze willen, is enorm groot.
Op 23 maart, dus negen maanden na de verkiezingen, zullen we zien of er eindelijk ook inhoud is. Want die moet er ook nog komen, in drie maanden tijd. Er is een totaal gebrek aan inhoud, weg en doel.
Wij zijn kritische toeschouwers. Ik kan niet zeggen dat we oppositie voeren, want na wat we vanmorgen hebben gezien, stel ik vast dat wij niet beter oppositie kunnen voeren dan de regeringspartijen zelf. Zij doen het werk voor ons. Dat is vriendelijk, maar we hebben er niet om gevraagd.
In alle ernst, wij vragen niet om ruziemakers. Wij vragen een regering. Wij willen graag meewerken als er eindelijk iets gebeurt in ons land. Na wat ik vandaag heb gezien, ben ik zeer pessimistisch. Ik vraag dan ook goed te beseffen dat het verslag van vandaag hetzelfde zou kunnen geweest zijn als het verslag van 11 juni.
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). - Op de lange onderhandelingsperiode is al teruggekeken. De vraag rijst waartoe dat alles heeft gediend. Het kartel staat natuurlijk een beetje in de spotlights. We kunnen niet ontkennen dat een zekere hardnekkigheid bepaalde inzichten heeft veranderd, ook in het zuiden van het land.
Moest dit echter zo lang duren?
Ik heb me dikwijls afgevraagd welke strategie N-VA en CD&V hebben gevoerd, als ze tenminste een strategie hadden.
De heer Joris Van Hauthem (VB). - En uw strategie, mijnheer Vankrunkelsven, hoe zag die eruit?
De heer Patrik Vankrunkelsven (Open Vld). - Dat zal ik onmiddellijk uitleggen, mijnheer Van Hauthem.
Vóór de verkiezingen werden we gewaarschuwd voor de verstrikking door de PS. Een half jaar later is duidelijk gebleken dat zonder de PS de plannen van oranje-blauw niet konden worden uitgevoerd, want op geen enkele andere manier kon N-VA een garantie bekomen voor de uitvoering van een staatshervorming. Een grote staatshervorming wordt gezegd, maar men heeft ons maandenlang borrelnootjes geserveerd zonder het echte debat op gang te trekken, waardoor het uiteindelijk is vastgelopen.
Ik wil graag onze inzichten toelichten en uitleggen waarvoor wij willen gaan, zij het steeds in een open dialoog en met respect voor elkaar.
Ik wil even ingaan op de toespraak van de heer Van den Brande. Hij heeft terecht gewezen op de grote bevoegdheidspakketten die moeten worden overgeheveld, onder andere inzake arbeids-, huisvestings-, verkeers- en gezondheidsbeleid.
Wie A zegt, moet met oog voor het subsidiariteitsbeginsel ook B durven zeggen en toegeven dat bepaalde andere bevoegdheden op het niveau van de federatie thuishoren. Ik denk aan de gezagsdepartementen zoals politie, justitie, defensie en ook aan buitenlandse zaken. We moeten ook die beweging durven beklemtonen en niet alleen eenzijdig de andere beweging.
Terecht heeft de heer Van den Brande ook gewezen op de financiële verantwoordelijkheid. Het IMF heeft erop gewezen dat in het licht van nieuwe uitdagingen, zoals de vergrijzing, de federatie met financieringsproblemen krijgt af te rekenen. Met het oog op de financiële gezondheid van de federale staat moeten we dus durven kiezen voor de overheveling van bevoegdheden naar de deelstaten zonder extra middelen.
Over een ander aspect dat de onderhandelingen zeker heeft bemoeilijkt, wordt veel minder gesproken. Ik bedoel de organisatie van de solidariteit in ons land. Open Vld wenst zowel ruimte voor interregionale als voor interpersoonlijke solidariteit.
In verband met de interregionale solidariteit wens ik te wijzen op de bijzondere situatie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, dat niet minder dan een derde van zijn begroting besteedt aan openbaar vervoer en ook een aantal inkomsten moet derven. We moeten de herfinanciering van Brussel opnieuw onder de loep durven te nemen en de veelheid van fondsen, zoals onder andere Beliris en de dode hand, opnieuw opnemen in een duidelijke financiering.
Voor de efficiëntie van de interpersoonlijke solidariteit ben ik het eens met CD&V en het kartel dat een aantal bevoegdheden inzake sociale zekerheid naar de deelstaten moeten worden overgeheveld. Dan moeten we echter ook blijvend beklemtonen dat we voor het behoud van de interpersoonlijke solidariteit zijn.
Heel wat landen in Europa, zoals Italië, Spanje, Duitsland, Groot-Brittannië of de Scandinavische landen, tonen aan dat dit kan en dat een gezondheidszorg met ruime bevoegdheden voor de deelstaten of regio's, gefinancierd door het federale niveau, mogelijk is. Als men A zegt, dan moet men ook B zeggen, anders kan er geen dialoog op gang komen.
Open Vld pleit voor de overdracht van extra bevoegdheden, maar ook voor het behoud van een aantal federale elementen. Elk federaal land heeft duidelijke federale mechanismen. Partijen die in het hele land opkomen, zijn in ons land natuurlijk ondenkbaar, maar Open Vld staat wel open voor een federale kieskring en een echte Senaat van de deelstaten in plaats van de huidige Senaat die voortdurend naar adem hapt.
Het was nodig duidelijk te maken dat Open Vld bereid is om in een open dialoogmodel te ijveren voor meer bevoegdheden voor de deelstaten, maar ook dat er voldoende solidariteit moet zijn en dat sommige federale mechanismen moeten blijven bestaan.
Op die manier willen we ons inzetten voor een efficiënt en daadkrachtig bestuur op alle niveaus.
M. Georges Dallemagne (cdH). - Je souhaiterais insister en quelques traits sur les lignes de force de la politique étrangère du futur gouvernement.
La situation politique du pays a suscité des craintes et des inquiétudes à l'étranger. Plus que jamais, il convient maintenant de montrer que la Belgique est fiable et à la hauteur de ses engagements internationaux.
Sur le plan européen, le gouvernement souhaite la ratification la plus rapide possible des nouveaux traités européens. Il pourra, bien sûr, compter sur les parlementaires du cdH. Nous souhaitons marquer notre attachement au principe d'une Europe intégrée, unie, agissante, attentive aux aspirations de ses citoyens, apte à faire face aux défis de la mondialisation.
Nous nous réjouissons que les futurs traités prévoient d'associer plus étroitement les parlements nationaux à l'élaboration des directives et des décisions de l'Union. Notre Comité d'avis des questions européennes n'en aura que plus de poids et d'importance.
Le Traité de Lisbonne, s'il débloque une crise politique, s'il renforce la démocratie et l'efficacité des institutions européennes, pose également les jalons pour le renforcement de l'Union européenne dans des domaines politiques prioritaires.
Grâce à ces traités, l'Union devra désormais pouvoir s'atteler plus résolument aux défis environnementaux et la construction d'un modèle socio-économique équilibré, mener une politique extérieure cohérente et accroître son poids sur la scène internationale.
Le Conseil européen qui aura lieu au mois de mars prochain et qui sera consacré au renouvellement de la stratégie de Lisbonne est d'une importance cruciale pour les trois ans à venir. Pour le cdH, il était essentiel que la position belge soit axée sur le rééquilibrage des volets économique, social et environnemental de la stratégie de Lisbonne, afin de permettre une croissance durable dont les fruits soient équitablement répartis. Le gouvernement belge soutiendra ce principe et nous nous en réjouissons.
En matière d'énergie et de climat, nous devons dans les mois qui viennent, avec les États de l'Union qui seront d'accord, jeter les bases d'une grande initiative - pourquoi pas un traité ? - qui permettrait de réaliser les objectifs ambitieux de l'Europe concernant la réduction des émissions de carbone et qui amplifierait les initiatives actuelles qui sont certes importantes mais qui, à cette heure, sont encore trop dispersées et fragmentaires.
Nous souhaitons également pouvoir promouvoir une société mondiale plus juste en relevant les défis du développement. Je me réjouis de la présence du ministre de la Coopération au développement aujourd'hui au Sénat, car il est pour nous crucial que le gouvernement réitère son engagement d'atteindre les 0,7% de notre produit intérieur brut pour l'aide publique au développement en 2010.
Nous voulons une politique volontariste en matière de coopération au développement. Beaucoup d'initiatives doivent être prises en ce domaine, et nous y veillerons.
En vue de la réalisation des Objectifs du Millénaire, nous souhaitons le renforcement de la concentration sectorielle en donnant la priorité aux projets et programmes en matière de santé de base, d'agriculture et de sécurité alimentaire, d'accès à la nourriture et à l'eau, d'éducation et de formation, ainsi qu'en matière de prévention de conflits et de consolidation de la société, en se dotant d'objectifs et de calendriers précis.
Dans les semaines à venir, des initiatives et des décisions urgentes doivent être prises. Je souhaiterais les passer rapidement en revue.
Il faut d'abord débloquer les fonds nécessaires à la poursuite des actions des ONG. Leurs programmes et leurs projets n'ont que trop souffert des difficultés politiques du moment. Certains de ces projets sont aujourd'hui à l'arrêt.
Il faut réunir les commissions mixtes avec les pays partenaires de notre coopération qui attendent depuis presque un an, dans certains cas, la discussion sur la poursuite des programmes triennaux et quinquennaux.
Cela concerne la Bolivie, le Bénin, la Palestine, le Mozambique, la Tanzanie, l'Ouganda, le Mali et le Niger. Il est extrêmement important que ces réunions aient lieu sans tarder.
Troisièmement, il faut rééquilibrer les projets en faveur de la coopération bilatérale directe mise en oeuvre par la coopération technique belge, la CTB.
175 millions d'euros ont été inscrits comme crédit d'engagement pour la CTB en 2008. Quand on sait que les trois pays d'Afrique centrale à eux seuls - Congo, Rwanda, Burundi - absorberont 120 millions d'euros pour leur programme de coopération, on se rend compte que l'enveloppe globale est totalement insuffisante. En effet, les autres pays de concentration de notre coopération devront se contenter en moyenne de trois millions d'euros, ce qui est insuffisant pour des actions consistantes.
Quatrièmement, il faut réintégrer d'urgence le Cambodge dans la liste des pays de concentration pour éviter que les projets en cours ne s'interrompent brutalement. Comme on nous l'a rappelé récemment en commission, sans réintégrer le Cambodge dans les pays de concentration, nous ne pourrons pas financer la poursuite des projets qui s'arrêteront d'ici à quelques mois.
Cinquièmement, le Congo doit évidemment demeurer une priorité de la politique étrangère belge. Tout d'abord, en raison de la crise humanitaire qui sévit dans l'est, il faut mettre un terme à la violence inouïe exercée à l'encontre des populations civiles, les femmes et les enfants en particulier. La violence contre les civils, le trafic d'armes et le pillage des ressources naturelles sont liés et sont le fait de groupes armés illégaux dont les actes ne peuvent rester impunis.
Le Congo est touché par un autre fléau, à savoir la déforestation, alors que le bois est une ressource vitale pour des millions de personnes. J'attire l'attention du gouvernement sur ce point : il conviendra de prendre une initiative importante en la matière. Nous le savons, la déforestation est responsable de 20% des émissions mondiales de gaz à effet de serre, soit davantage que toutes les industries de transport. Vous avez organisé un grand colloque sur ce sujet, monsieur le président, et vous avez eu bien raison.
Elle est aussi responsable d'une atteinte grave à la biodiversité. Le président de la Banque mondiale, Robert Zoellick, a lancé lors de la Conférence de Bali un nouveau mécanisme financier visant à combattre la déforestation. Nous devons absolument l'appuyer et développer, tant qu'il en est encore temps, des actions permettant d'arrêter la destruction définitive des forêts primaires, équatoriales notamment, mais pas seulement, en Afrique centrale.
Enfin, je souhaiterais insister sur le fait que la Belgique est membre du Conseil de sécurité des Nations unies jusqu'à la fin de l'année 2008.
La Belgique, membre fondateur de l'ONU, attache la plus grande importance au respect de la Charte des Nations unies et inscrit son action en matière de paix et de sécurité internationales dans le cadre des mécanismes de sécurité collective. Le siège que nous occupons au Conseil de sécurité - pour un an encore - représente une responsabilité de premier plan pour notre pays.
Nous serons particulièrement attentifs aux dossiers importants pour la paix et la sécurité internationales qui y sont traités, notamment les questions du Kosovo, du Congo ou encore du Moyen Orient. Nos engagements en faveur de la paix et de la sécurité internationales au Congo, au Liban, en Afghanistan et au Kosovo, où nous participerons à l'opération européenne de gestion de crise civile, seront maintenus. C'est important.
J'en profite pour saluer aussi les positions récentes du ministre des Affaires étrangères sur la nécessité impérieuse, avant d'intégrer la Serbie dans l'Union européenne, que les responsables des crimes de guerre et des crimes contre l'humanité que sont MM. Mladić et Karadžić soient arrêtés et traduits en justice. Cette position, relativement isolée aujourd'hui, honore la Belgique.
En matière de défense, je suis de ceux qui estiment que l'armée doit avant tout s'occuper de questions de sécurité collective nationale et internationale et pas d'humanitaire. Elle n'est pas équipée et elle coûte trop cher pour cela.
Notre armée doit poursuivre sa modernisation pour plus d'efficacité et pour une meilleure intégration dans une défense européenne.
Mais n'oublions pas que notre contribution à la paix et la sécurité ne s'arrête pas là, c'est-à-dire aux engagements militaires ou civils sur le terrain. Aujourd'hui, la « sécurité humaine » vise à protéger les individus contre les formes de menaces telles que le terrorisme, les conflits violents, les violations des droits humains, l'arbitraire, l'utilisation des mines et des armes à sous-munitions, la violence sexuelle, les déplacements internes ou la traite des êtres humains.
Nous souhaitons tout particulièrement que la Belgique prenne une initiative internationale pour parvenir à un désarmement plus poussé, et souhaitons oeuvrer au développement et au respect du droit humanitaire, ainsi qu'au respect du traité de non-prolifération nucléaire.
De heer Louis Ide (CD&V-N-VA). - De verklaring namens de N-VA zal, conform het karakter van de interim-regering, kort en beperkt zijn en dit in tegenstelling tot de woordenvloed die deze instelling met de regelmaat van de klok overvalt. Een korte en beperkte verklaring past bij een in de tijd beperkte regering die de N-VA zal gedogen. We hadden gedurende zes maanden vertrouwen in de vice-eersteminister en minister voor Institutionele Hervormingen, en dat zal ook de komende drie maanden zo zijn. De N-VA zal dus negen maanden constructief hebben meegewerkt en meewerken aan een staatshervorming, wat beide gemeenschappen ten goede zal komen en wat ook onze oprechte wens is. Daarom zal de N-VA straks ja stemmen. Comme c'est curieux, comme c'est bizarre. Quelle coïncidence !
De heer Paul Wille (Open Vld). - De Senaat stemt hier niet over, we worden zo gedoogd.
De heer Louis Ide (CD&V-N-VA). - Op dit vlak is deze assemblee al even surrealistisch of absurd als het feit dat bepaalde democratische principes niet gerespecteerd werden bij de vorming van deze regering met beperkte houdbaarheidsdatum. Ik hoop dan ook dat de situatie tegen Pasen wordt rechtgezet. Surrealisme is trouwens Belgisch, absurditeit nog meer. Vandaar dat in deze assemblee vandaag niet gestemd wordt.
Er is een interim-regering die de meest dringende zaken zal aanpakken en waaraan de N-VA niet zal deelnemen. De N-VA zal wel meewerken aan de essentiële zaken. Volgens de principes van het reformatorisch Vlaams nationalisme wil de N-VA het beste van zichzelf geven en constructief meewerken aan een hervorming van de staat die Vlamingen en Franstaligen ten goede zal komen, zonder daarvoor de solidariteit van gemeenschap tot gemeenschap op te zeggen. Daarom ook kiest de N-VA ervoor zich de komende drie maanden alleen maar toe te leggen op de institutionele hervormingen en niet tot de regering toe te treden. Tot spijt van wie het benijdt, gaat de N-VA niet onder de lat door en gaat het Vlaams kartel resoluut voor die staatshervorming.
Oprecht bezorgd om de afloop van dit verhaal, maar resoluut en standvastig, kiest N-VA, gesterkt door de Vlaamse publieke opinie, ervoor om tot het uiterste te gaan in de communautaire onderhandelingen die vanaf nul herbeginnen, maar nu wel in een politieke context waar de tweederde meerderheid voorhanden is.
Tot daar ziet N-VA haar verantwoordelijkheid en nemen we onze verantwoordelijkheid op voor alle mensen.
M. le président. - Monsieur Ide, je vous félicite pour votre première intervention. (Applaudissements)
De heer Charles Michel, minister van Ontwikkelingssamenwerking. - In de eerste plaats wil ik alle collega's bedanken voor de constructieve manier waarop ze het woord hebben gevoerd, enkele uitzonderingen niet te na gesproken.
Tijdens de voorbije maanden heeft ons land een belangrijke politieke crisis gekend. Iedereen was zich bewust van het belang om een dringende oplossing te vinden voor de vorming van een federale regering. Een interim-regering heeft als doel dringende maatregelen te nemen. Er staan tien belangrijke punten in de verklaring van de premier. Deze methode is bijzonder omdat we gedurende drie maanden zullen proberen om de nodige dringende maatregelen te nemen en tegelijkertijd een definitieve regering te vormen. Iedereen weet dat deze methode tot doel heeft naar een staatshervorming te gaan. Het nieuwe element is dat alle partijen binnen de regering akkoord gaan om een constructief debat te voeren dat naar een staatshervorming leidt. Dat betekent niet dat iedereen vanaf het begin akkoord zal gaan met de inhoud van de voorgestelde hervorming. Wat nu van belang is, is de wil om die staatshervorming te bereiken.
Je voudrais mettre en évidence le fait qu'à travers les mesures urgentes que nous avons l'intention de prendre - un certain nombre d'entre elles viennent d'être évoquées -, il y a avant tout la volonté de mettre en place, dans les toutes prochaines semaines, en le présentant au Parlement, un budget 2008.
C'est évidemment le coeur du dispositif que nous allons mettre en oeuvre avec la volonté de tendre vers l'équilibre budgétaire. Il va de soi, et chacun le mesure bien en Flandre, à Bruxelles et en Wallonie, que la dynamique de l'emploi est une question centrale pour laquelle, en partenariat avec les niveaux de pouvoirs qui ont des responsabilités en la matière, nous mettrons en oeuvre des initiatives pour s'orienter dans ce qui est l'essentiel des décisions qui doivent être prises.
Enfin, vous avez été nombreux à évoquer les questions de pouvoir d'achat, de la capacité des familles de notre pays à assumer les besoins les plus élémentaires.
C'est la raison pour laquelle, dans le cadre du compromis intervenu, il y aura la volonté de mettre en oeuvre un équilibre entre, d'une part, les politiques qui visent à lier certaines allocations au bien-être mais également, à prendre des mesures fiscales ciblées qui viseront à valoriser le pouvoir d'achat des ménages.
Je me réjouis que quelques-uns parmi vous aient évoqué la problématique de la sécurité. C'est effectivement une question essentielle pour laquelle, et les derniers jours l'ont démontré, il est important d'avoir un gouvernement qui dispose du plein exercice de ses responsabilités, de ses fonctions.
Nous avons souhaité, dans le cadre de cette question de sécurité, mettre en évidence, dans la déclaration de politique, un certain nombre d'éléments, comme la volonté de pouvoir mettre en oeuvre le plan national de sécurité.
Chacun sait - certains municipalistes se sont exprimés - que dans les zones de police, sur le terrain, il y a une indication importante pour mettre en oeuvre un certain nombre d'initiatives.
Enfin, je voudrais évoquer, en écho avec les propos de Mme Lizin, le fait que ce gouvernement intérimaire - trois mois, ce n'est pas long - va devoir continuer à exécuter la législation relative à la sécurité civile qui a été votée sous la précédente législature. Toutefois, nous mesurons bien que ce n'est pas en trois mois que l'on va finaliser une réforme d'une telle ampleur. Chacun est bien conscient des limites de cet exercice.
Je voudrais vous dire également que la volonté de prendre en considération des initiatives en faveur de la santé et d'une revalorisation des pensions figure au coeur de la déclaration qui vous a été présentée par le premier ministre.
Enfin, je voudrais me réjouir, en tant que nouveau ministre de la Coopération au développement, des propos qui ont été tenus par certains d'entre vous au sujet de la politique internationale et de la coopération au développement. J'ai en effet le sentiment qu'il sera possible, avec votre institution qui a une sensibilité plus marquée dans ce domaine que la Chambre des représentants (Applaudissements de M. Wille), de travailler au-delà du clivage traditionnel de la majorité et de l'opposition afin de prendre des initiatives visant à valoriser l'image de notre pays à l'étranger.
Nul doute que les derniers mois ont contribué à susciter à l'étranger des questions, des doutes et des interrogations. Il sera donc essentiel que, dès les prochains jours et les prochaines semaines, le gouvernement intérimaire puisse activement travailler en ce sens.
M. Dubié a posé des questions sur la coopération au développement. Ce qui est vrai à ce sujet l'est aussi dans les autres domaines. La déclaration prévoit quelques mesures urgentes et quelques principes forts. Bien entendu, le gouvernement devra préciser la manière opérationnelle avec laquelle nous mettrons en oeuvre ces mesures urgentes.
Simultanément au travail du gouvernement intérimaire, rappelons l'existence de deux processus : d'une part, le débat sur la réforme de l'État à l'initiative du vice-premier ministre, M. Leterme, et d'autre part, la préparation d'un programme socio-économique, également relatif aux thématiques du développement durable, à l'initiative du vice-premier ministre, M. Reynders.
Pour conclure, je vous dirai qu'au-delà du débat politique très immédiat et des tensions démocratiques pouvant exister entre les formations que nous représentons dans cette assemblée, il existe un point commun que nous partageons tous : représenter le peuple belge. Ces derniers mois ont été marqués par la tension, la crispation et les querelles. Nous pensons que le gouvernement intérimaire doit avoir la modestie d'indiquer les quelques mesures urgentes que nous allons pouvoir prendre dans les mois à venir, ainsi que la méthode pour mettre en place un gouvernement définitif appelé à se pencher sur les questions à régler.
Nous pensons surtout qu'il faudra conjuguer les efforts au-delà des clivages classiques. Ce programme socio-économique et cette réforme de l'État seront élargies à celles et à ceux qui siègent dans l'opposition. Il faudra surtout retrouver le sens du dialogue, de l'écoute et du respect mutuel.
La Belgique est un pays formidable. Dans les prochaines semaines, nous mobiliserons nos énergies et nos efforts afin de sortir par la grande porte. C'est en tout cas le voeu que nous formulons.
(Applaudissements)
De heer Joris Van Hauthem (VB). - Het was een verhelderend debat, misschien nog meer dan het debat in de Kamer. Nu we de meerderheidspartijen hebben gehoord, weten we dat we wel een regering hebben, maar geen meerderheid. Ik heb ook geleerd dat het blijkbaar een misdaad is om met een bepaald programma naar de kiezer te gaan. Voorts weet ik nu dat de grenzen van het Belgische federale model bereikt zijn en doorbroken worden. De conclusie is dat het Belgische federale model niet werkt. De crisis is vandaag niet ten einde; ze begint pas.