4-364/1 | 4-364/1 |
6 NOVEMBER 2007
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 7 december 2005 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend (stuk Kamer, nr. 51-2146/001).
Niemand hoeft nog verteld te worden wat aids is. De ernst van die jammerlijke ziekte werd pas rond 1985-1986 duidelijk.
Nochtans zouden al in 1980 een aantal mensen met aids zijn besmet (te weten hemofilie- en andere patiënten) als gevolg van een bloedtransfusie of de toediening van bloedproducten.
Het zogenaamde « acquired immunodeficiency disease syndrome », beter bekend onder de afkorting aids, is een ziekte die wordt veroorzaakt door het HIV (« human immunodeficiency virus »).
Wanneer dat virus in het menselijk lichaam binnendringt, tast het het immuunsysteem aan, met een geleidelijke verzwakking ervan tot gevolg. Daardoor verliest het schild dat ons lichaam tegen agressie van buitenaf beschermt, voortdurend aan doeltreffendheid.
Aids wordt doorgaans overgedragen door homo- en heteroseksuele betrekkingen, het gebruik van besmette naalden door druggebruikers, alsook van moeder op kind.
Tussen 1 augustus 1985 en 30 juni 1986 zouden circa tachtig patiënten met het HIV zijn besmet als gevolg van een bloedtransfusie of de toediening van bloedproducten (informatie afkomstig van het IHE — Instituut voor hygiëne en epidemiologie — dat inmiddels werd omgevormd tot het WIV — het Wetenschappelijk instituut voor volksgezondheid).
Een kleine helft van hen zijn hemofiliepatiënten die, wegens hun ziekte, zeer geregeld bloedtransfusies moeten krijgen.
Pas vanaf 1986 werden de antihemofiele plasma-derivaten systematisch verhit om de overdraging van het virus doeltreffend tegen te gaan.
De schadeloosstelling van mensen die tussen 1 augustus 1985 en 30 juni 1986 werden besmet
Teneinde de benadeelden te vergoeden, werd in 2001 en onder impuls van het ministerie van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu de VZW VTHP opgericht (Vereniging voor het toekennen van een Toelage aan met HIV besmette Personen na een bloedtransfusie of de toediening van bloedderivaten in België in de periode vanaf 1 augustus 1985 tot 30 juni 1986). In een perscommuniqué van 19 september 2001 kondigde de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu aan dat met het oog op de behandeling van de aanvragen van de benadeelden een VZW werd opgericht.
Het maatschappelijk doel van de VZW bestaat erin de aanvragen in ontvangst te nemen en, na adviesinwinning bij een comité van onafhankelijke deskundigen, een tegemoetkoming toe te kennen aan mensen die in de hierboven omschreven omstandigheden tijdens de risicoperiode met aids werden besmet.
In 2001 heeft de federale overheid dus beslist dat het billijk zou zijn de betrokkenen die tegemoetkoming toe te kennen en heeft zij zich ertoe verbonden daartoe de nodige budgettaire middelen vrij te maken.
In de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2002, alsook in de beleidsnota dienaangaande van de minister van Volksgezondheid en Leefmilieu (stuk Kamer 50-1448/011), was trouwens een budget voor die VZW opgenomen, met in paragraaf 5.1.5. van de desbetreffende rubriek een gedetailleerde opgaaf van de vergoeding ten behoeve van de met HIV besmette personen.
In de praktijk heeft de VZW sinds haar oprichting op 12 juli 2001 vierenveertig aanvragen tot een tegemoetkoming ontvangen, waarvan :
— zes werden geweigerd (drie omdat de bloedtransfusie geschiedde buiten de periode die recht geeft op een tegemoetkoming, twee omdat de betrokkenen reeds door het Rode Kruis waren vergoed en één omdat de betrokkene besmet was door HCV, het hepatitis C-virus).
Wie een tegemoetkoming wil krijgen via de VZW moet immers afzien van elke andere vordering tot het verkrijgen van een schadevergoeding voor een HIV-besmetting als gevolg van een bloedtransfusie of de toediening van bloedproducten;
— drie nog in behandeling zijn (twee omdat nog op bijkomende informatie wordt gewacht en één omdat ze zeer recent werd ingediend en nog wordt onderzocht);
— vijfendertig werden ingewilligd, waarvan :
— eenentwintig nog levende patiënten ontvingen een tegemoetkoming van 124 000 euro;
— terwijl ook het dossier van veertien overleden patiënten werd afgerond :
— zes samenwonende partners van overledenen ontvingen 62 000 euro;
— acht kinderen van overledenen 6 200 euro;
— en vijftien ouders van overledenen eveneens 6 200 euro).
In feite wordt de VZW VTHP gesubsidieerd door de Nationale Loterij : drie koninklijke besluiten bepalen het definitieve subsidieverdelingsplan van de dienstjaren 2001, 2002 en 2003 van de Nationale Loterij :
— het koninklijk besluit van 25 oktober 2002 tot bepaling van het definitief winstverdelingsplan van het dienstjaar 2001 van de Nationale Loterij, kent een subsidie toe van 991 574,10 euro;
— het koninklijk besluit van 4 december 2003 tot bepaling van het definitieve verdelingsplan van de subsidies van het dienstjaar 2002 van de Nationale Loterij, kent een subsidie toe van 3 222 615,82 euro;
— het koninklijk besluit van 20 december 2004 tot bepaling van het definitieve verdelingsplan van de subsidies van het dienstjaar 2003 van de Nationale Loterij, kent een subsidie toe van 1 860 000,00 euro.
Voor de daaropvolgende jaren werd geen subsidieaanvraag ingediend, aangezien de toegekende bedragen moeten volstaan om in te kunnen gaan op de toekomstige aanvragen.
De schadeloosstelling van mensen die vóór 1 augustus 1985 werden besmet
Vóór 1 augustus 1985 was het nog niet mogelijk aids-antilichaampjes op te sporen. Bijgevolg rijst de vraag hoe het staat met mensen die vóór die datum werden besmet.
Volgens het rapport van het Wetenschappelijk Instituut voor Volksgezondheid is er sprake van veertig gevallen van seropositiviteit die te wijten zouden zijn aan een bloedtransfusie in België die dateert van vóór 1 augustus 1985.
Van die veertig seropositieven hadden er zevenendertig op 31 december 2003 ook aids ontwikkeld.
Van die zevenendertig zijn er inmiddels vierendertig overleden, terwijl er twee onlangs nog op consultatie zijn geweest en van één iemand niets meer werd vernomen.
Momenteel werden twee aanvragen tot schadeloosstelling bij de VZW VTHP ingediend, uitgaande van mensen die vóór 1 augustus 1985 een bloedtransfusie ondergingen.
Nog in voormeld perscommuniqué van 19 september 2001 stelde de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu dat al de mensen die voor een schadeloosstelling via de VZW in aanmerking komen, als enige punt gemeen hebben dat zij een bloedtransfusie ondergingen of bloedproducten toegediend kregen.
Dat geldt eigenlijk evenzeer voor de mensen die vóór die beruchte datum van 1 augustus 1985 door een bloedtransfusie werden besmet. Het is onontbeerlijk ook jegens hen een minimum van erkenning op te brengen. Ook jegens hen moet de solidariteit spelen.
Zij lijden immers enorm veel schade. Ten eerste is er de noodzakelijke medische verzorging die de besmetting met zich brengt. De zogenaamde « comfortgeneesmiddelen » worden namelijk helemaal niet door het ziekenfonds terugbetaald en bovendien wordt evenmin enige financiële tegemoetkoming geboden voor de psychosociale moeilijkheden die de patiënten doormaken.
Naar schatting moeten aidspatiënten maandelijks tussen 250 en 350 euro zelf opbrengen.
Voorts is er ook het directe inkomensverlies wanneer de patiënt, wat vaak gebeurt, minder kan gaan werken of zelfs zijn baan moet opzeggen.
Ook het morele nadeel is aanzienlijk, want niet alleen worden het sociale, familiale en seksuele leven verstoord, maar ook de levenskwaliteit en esthetische aspecten gaan erop achteruit.
Om die situatie te verhelpen, stellen de indieners een tegemoetkoming voor ten behoeve van mensen die met HIV werden besmet als gevolg van een bloedtransfusie die plaatsvond vóór 1 augustus 1985. Daarbij wordt uitgegaan van de principes die ook de VZW VTHP onderbouwen.
Zodra een slachtoffer kan aantonen dat het schade heeft geleden als gevolg van de toediening van bloedderivaten, maakt het — eindelijk — aanspraak op een tegemoetkoming binnen een zo kort mogelijke termijn. Een vergoedingscommissie, waarvan de werking wordt gefinancierd via de begroting van de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu, wort belast met het onderzoek van de door de slachtoffers ingediende aanvragen.
Die slachtoffers ontvangen dezelfde tegemoetkoming als die welke wordt toegekend door de VZW VTHP. Ze komt eveneens ten laste van de begroting van de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu.
Die bedragen dienen om zowel de morele als de materiële schade te vergoeden die de patiënt of zijn naasten lijden, te weten de kosten, het leed en de dagelijkse ongemakken die het HIV veroorzaakt.
Hoewel het vóór 1 augustus 1985 nog onmogelijk was aids-antilichaampjes op te sporen, zijn de oorzaak en de gevolgen van de besmetting bij die patiënten hoe dan ook dezelfde als bij hen die ná 1 augustus 1985 werden besmet. Fysiek en psychisch lijden alle betrokkenen en hun naasten even zwaar, want eenieder van hen moet dagelijks het gevecht aangaan tegen die ziekte. Ook het verlies van een dierbare als gevolg van de ziekte is even zwaar om te dragen.
Het is niet billijk dat sommige slachtoffers wél en andere níet worden vergoed, gewoon naargelang de oorzaak van hun nochtans identieke lijden vóór, dan wel ná een bepaalde datum te situeren is.
Bovendien maken het uitzonderlijke karakter van hun toestand en het kleine aantal betrokkenen het mogelijk dat snel werk wordt gemaakt van een regeling tot schadeloosstelling.
Dominique TILMANS. |
HOOFDSTUK I
Algemene bepaling
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK II
Vergoedbare schade
Art. 2
De slachtoffers van een HIV-besmetting als gevolg van een bloedtransfusie of van de toediening van bloedproducten op het Belgisch grondgebied vóór 1 augustus 1985 kunnen worden vergoed onder de in de artikelen 5 en volgende bepaalde voorwaarden.
In geval van overlijden van een in het eerste lid bedoelde besmette persoon kunnen ook de volgende personen worden vergoed :
1. de niet feitelijk gescheiden echtgenoot of de wettelijk samenwonende die met het slachtoffer samenwoonde op het tijdstip van diens overlijden;
2. de vader, de moeder en het kind (de kinderen) van die personen.
HOOFDSTUK III
De vergoedingscommissie
Art. 3
Er wordt een vergoedingscommissie opgericht ten behoeve van personen die met het HIV zijn besmet als gevolg van een bloedtransfusie of de toediening van bloedproducten op het Belgisch grondgebied vóór 1 augustus 1985, hierna « de commissie » genoemd, die uitspraak doet over de door de in deze wet bedoelde personen ingediende aanvragen tot toekenning van een vergoeding.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de samenstelling en de werkingsregels van die commissie, alsmede de eventuele bezoldigingen van de leden ervan.
De commissie moet elk jaar bij de wetgevende kamers en bij de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort een verslag over haar werkzaamheden indienen.
De kosten verbonden aan de werkzaamheden van de commissie komen ten laste van de begroting van de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu.
HOOFDSTUK IV
Vergoeding
Art. 4
De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen krijgen een eenmalige forfaitaire vergoeding van 124 000 euro.
De in artikel 2, tweede lid, 1º, bedoelde personen krijgen een eenmalige forfaitaire vergoeding van 62 000 euro.
De in artikel 2, tweede lid, 2º, bedoelde personen krijgen een eenmalige forfaitaire vergoeding van 6 200 euro.
De in het vorige lid bedoelde vergoedingen komen ten laste van de begroting van de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu.
Art. 5
De in artikel 4 bedoelde vergoeding mag niet worden toegekend aan de personen die, om welke reden ook, reeds een vergoeding hebben ontvangen voor schade van welke aard ook die verband houdt met de in artikel 2 bedoelde bloedtransfusie of toediening van bloedproducten.
HOOFDSTUK V
Procedure
Art. 6
In hun aanvraag tot vergoeding leveren de slachtoffers of hun rechthebbenden het bewijs dat zij besmet zijn met het HIV als gevolg van een bloedtransfusie of de toediening van bloedproducten op het Belgische grondgebied vóór 1 augustus 1985.
Ze voegen bij hun aanvraag een medisch dossier, dat de volgende stukken bevat :
1. een attest van een aids-referentielaboratorium waarin de HIV-besmetting wordt vastgesteld, met een afschrift van alle serologische diagnoses;
2. een rapport van de huisarts waarin wordt aangegeven dat vóór 1 augustus 1985 aan de besmette persoon bloed of bloedproducten werden toegediend op het Belgische grondgebied;
3. als die persoon aan een ernstige congenitale hemorragische ziekte lijdt, het verslag over die ziekte.
Als de in het vorige lid bedoelde stukken het niet mogelijk maken het bewijs te leveren van de HIV-besmetting als gevolg van een bloedtransfusie of de toediening van bloedproducten op het Belgische grondgebied vóór 1 augustus 1985, mag de commissie in het kader van de verwerking van de aanvraag tot vergoeding aan de huisarts alle inlichtingen vragen die ze nuttig acht om die besmetting vast te stellen.
De in artikel 2, tweede lid, bedoelde personen bewijzen ook hun bloedverwantschap, verwantschap of samenwoning met een besmette persoon aan de hand van relevante bewijsstukken.
Art. 7
De aanvraag wordt ingediend bij een ter post aangetekende brief.
Als bij de commissie een aanvraag is ingediend, wordt een van haar leden ermee belast te onderzoeken of de aanvraag gegrond is. Hij brengt daarvan verslag uit bij de commissie, die op collegiale wijze een beslissing neemt.
Art. 8
Als aan de in de artikelen 2 en 6 bedoelde voorwaarden is voldaan, willigt de commissie de aanvraag tot vergoeding in en wordt de aanvrager daarvan binnen 8 dagen nadat de beslissing is genomen bij een ter post aangetekende brief in kennis gesteld.
Hij ontvangt een document dat onder meer de volgende gegevens bevat :
— het bedrag van de hem toegekende vergoeding;
— de nadere regels voor de betaling van de vergoeding.
Art. 9
In geval van een beslissing tot weigering van de commissie, wordt de aanvrager bij een ter post aangetekende brief in kennis gesteld van de met redenen omklede beslissing binnen 8 dagen nadat ze werd genomen.
Art. 10
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bijkomende nadere regels bepalen voor de indiening van de aanvraag tot vergoeding en voor de verwerking ervan door de commissie.
HOOFDSTUK VI
Diverse bepalingen
Art. 11
De in artikel 4 bedoelde personen stellen de commissie in kennis van de eventuele lopende rechtsgedingen. Als een rechtsvordering is ingesteld, brengt het slachtoffer de rechter ervan op de hoogte dat bij de commissie een aanvraag om vergoeding is ingediend.
Art. 12
De leden van de commissie moeten het beroepsgeheim in acht nemen onder de voorwaarden en op straffe van de sancties bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.
Art. 13
De Koning bepaalt de datum waarop deze wet in werking treedt.
26 oktober 2007.
Dominique TILMANS. |