4-366/1 | 4-366/1 |
6 NOVEMBER 2007
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 30 maart 2004 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend (stuk Kamer, nr. 51-0979/001).
In het door het Grondwettelijk Hof op 11 juni 2003 gewezen arrest (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 23 juni 2003), vernietigde het Hof het bij artikel 24, 1º, van de wet van 10 augustus 2001 gewijzigde artikel 34, eerste lid, 1º, b), van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
De artikelen 24 en 25 van de wet van 10 augustus 2001 bepalen dat de Koning een forfaitaire tegemoetkoming van de verzekering kan vaststellen voor de door Hem te bepalen verstrekkingen, alsook voor de specifieke kosten voor de diensten voor thuisverpleging. Een en ander geldt alleen voor de organisaties van verpleegkundige praktijk die uitsluitend een beroep doen op loontrekkend of statutair personeel.
In zijn motivering stelt het Hof het volgende : « Door die forfaitaire tegemoetkomingen van de verzekering voor te behouden aan die organisaties is de wetgever verder gegaan dan de door hem nagestreefde doelstelling. Het criterium van het juridisch statuut van het personeel sluit, zonder toereikende verantwoording, andere vormen van organisatie van diezelfde zorgverstrekking uit, zelfs wanneer zij alle (....) kenmerken zouden vertonen en aan alle door de Koning gestelde voorwaarden zouden voldoen.
Daaruit volgt dat de wetgever, doordat hij de organisaties die de thuisverpleging beoefenen, verschillend behandelt naargelang zij uitsluitend een beroep doen op statutair of loontrekkend personeel, een criterium heeft aangewend dat niet relevant is ten aanzien van de door hem nagestreefde doelstelling ».
Dit arrest is derhalve uitermate belangrijk voor de zelfstandige verplegers die een georganiseerd samenwerkingsverband en een accurate regeling willen opzetten om inzonderheid de continuïteit van de zorgverlening te waarborgen.
De indieners zijn van mening dat het wenselijk is artikel 34, eerste lid, 1º, b) te wijzigen, teneinde te verankeren dat voor de organisaties van verpleegkundige praktijk dit non-discriminatiebeginsel zal gelden. Op die wijze zullen alle categorieën van personeelsleden in de thuisverpleging inzake de ziekteverzekeringhun beroep onder exact dezelfde voorwaarden kunnen uitoefenen.
Dominique TILMANS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 34, eerste lid, 1º, b) van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, vernietigd bij het door het Grondwettelijk Hof op 11 juni 2003 gewezen arrest nr. 78/2003, wordt opnieuw ingevoegd in de als volgt luidende tekst :
« b) door verpleegkundigen en door diensten thuisverpleging verstrekte hulp. Onder diensten thuisverpleging verstaat men de organisaties van verpleegkundige praktijk die een beroep doen op loontrekkend, statutair of zelfstandig personeel.
Voornoemde diensten thuisverpleging dienen te beantwoorden aan de criteria die de Koning vaststelt bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteld besluit en nadat het advies van de betrokken Overeenkomstencommissie is ingewonnen. »
26 oktober 2007.
Dominique TILMANS. |