4-361/1

4-361/1

Belgische Senaat

ZITTING 2007-2008

6 NOVEMBER 2007


Wetsvoorstel tot wijziging van de arbeidswet van 16 maart 1971 en van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, teneinde het zwangerschapsverlof te verlengen voor vrouwen die vroegtijdig van twee of meer kinderen bevallen

(Ingediend door mevrouw Dominique Tilmans)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 2 april 2004 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend (stuk Kamer, nr. 51-0993/001).

Wanneer blijkt dat een vrouw zwanger is van een twee- of meerling, heeft ze vóór de geboorte absoluut behoefte aan rust, zeker als het gezin al kinderen heeft.

Vele meerlingzwangerschappen lopen uit op een voortijdige bevalling. Hoewel vroeggeboorten kunnen worden voorkomen, is zulks niet altijd eenvoudig. Vaak is de persoonlijke inzet hoog, moet de medische begeleiding worden aangescherpt, dient een beroep te worden gedaan op een poetsvrouw of moeten de huisgenoten bijstand verlenen. Om een premature bevalling op alle mogelijke manieren te voorkomen, is het van essentieel belang dat de meerlingzwangerschap vroegtijdig wordt vastgesteld. Dat de ouders zich al vroeg rekenschap geven van het belang van het voorkomen van een premature bevalling, kan het goede verloop van de zwangerschap immers alleen maar bevorderen. Rust, gecombineerd met een actieve en regelmatige medische begeleiding, blijft het sleutelwoord.

Na de geboorte wordt de moeder in toenemende mate afgemat door de zorg voor verscheidene jonge kinderen.

Thans bepaalt de Belgische wetgeving dat het zwangerschapsverlof in beginsel 15 weken duurt (17 weken bij een meerlinggeboorte). De voorbevallingsrust kan maximum zeven weken duren (negen weken bij een meerlinggeboorte), en de nabevallingsrust minimum acht weken.

De voorbevallingsrust kan ingaan vanaf de zevende week voorafgaand aan de vermoedelijke bevallingsdatum. Zwangere werkneemsters bepalen zelf wanneer dat « facultatieve verlof » ingaat. De niet-opgenomen dagen van de voorbevallingsrust kan ze overdragen naar de postnatale periode. Uiterlijk acht weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum moet ze haar werkgever een medisch attest bezorgen waarin die datum is vermeld.

Bij een meerlinggeboorte kunnen zwangere werkneemsters vanaf de negende week vóór de vermoedelijke bevallingsdatum voorbevallingsrust nemen. In dat geval moeten ze de werkgever tien weken voor die datum een medisch attest bezorgen.

Tot acht weken na de datum van de bevalling mag de werkneemster geen arbeid verrichten. Op die regel zijn geen uitzonderingen.

Wanneer de moeder niet alle verlofdagen vóór de bevalling heeft opgenomen, kan ze die nemen aansluitend op de nabevallingsrust van acht weken. Het aantal niet-opgenomen dagen is gelijk aan het aantal dagen waarop ze heeft gewerkt, te rekenen van de zevende week die aan de werkelijke bevallingsdatum voorafging. Die periode wordt verminderd met de dagen waarop arbeid verricht werd tijdens de verplichte periode van zeven dagen die aan de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat. Dat kan het geval zijn wanneer de werkelijke bevallingsdatum niet overeenkomt met de vermoedelijke bevallingsdatum, met andere woorden bij een vroeggeboorte. Zulks houdt in dat maximum slechts zes weken (acht weken bij een meerlinggeboorte) naar de postnatale periode kunnen worden overgedragen.

De Franse wetgeving inzake een twee- of meerlinggeboorte is gunstiger en speelt beter in op de noden terzake. Bij artikel 25-I van de wet nr. 94-629 van 25 juli 1994 betreffende het gezin werd het zwangerschapsverlof uitgebreid in geval van een meerlinggeboorte. Aldus is de duur van het zwangerschapsverlof in Frankrijk vastgesteld als volgt.

Bij een tweelingzwangerschap begint het wettelijke zwangerschapsverlof twaalf weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum, en eindigt het tweeëntwintig weken na de bevallingsdatum. In totaal zijn dat dus vierendertig weken.

Bij een meerlingzwangerschap (drie of meer) begint het zwangerschapsverlof vierentwintig weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum, en eindigt het tweeëntwintig weken na de bevallingsdatum, wat een totaal van zesenveertig weken oplevert.

Een vrouw die voortijdig is bevallen van één of meer kinderen, heeft voor de duur van de ziekenhuisopname van de pasgeborene(n) thans geen recht op een specifiek verlof. Zulks kan ertoe leiden dat ze verplicht opnieuw aan de slag moet kort nadat de baby(« s) het ziekenhuis mag (mogen) verlaten.

Een uit het leven gegrepen voorbeeld :

Een vrouw schenkt op 12 mei 1989 (na een zwangerschap van 26 weken) het leven aan twee meisjes; de normale bevallingsdatum was uitgerekend voor 25 juli 1989. Het eerste kindje weegt 1,340 kg, heeft een ernstig probleem met het hyalien membraan en lijdt aan mitralis-insufficiëntie. Het tweede kindje weegt 1,240 kg en lijdt eveneens aan dysmaturiteit van het hyalien membraan.

Gezien de ernst van de aandoeningen wil het neonataal centrum van Charleroi slechts één van de beide zuigelingen opnemen; de tweede wordt naar een universitair ziekenhuis in Brussel overgebracht. De baby in Charleroi heeft driemaal een klaplong en kan voor haar voeding alleen terugvallen op haar natuurlijke zuigreflex; zij krijgt bijgevolg sondevoeding.

Op 1 juli verlaat die baby het neonataal centrum van Charleroi en gaat ze terug naar de kraamkliniek, waar ze blijft tot 25 juli. Ook het andere kindje heeft driemaal te maken met een klaplong en krijgt bovendien een hersenbloeding. Het blijft tot eind augustus in het ziekenhuis in Brussel en gaat dan naar huis om aan te komen. Begin januari weegt het meisje vijf kilogram en wordt ze opnieuw in het ziekenhuis opgenomen voor een openhartoperatie. Vervolgens sterft ze.

De moeder moest op 28 juli het werk hervatten.

De geboorte van een twee- of meerling vereist een bijzondere regeling, zowel in het belang van de kinderen als van hun moeder. Daarom stelt de indienster van dit wetsvoorstel voor het voorbeeld van de Franse wetgeving terzake te volgen en het zwangerschapsverlof in dergelijke gevallen te verlengen. Voor de gevallen waarin de pasgeborene is opgenomen in een neonataal centrum, stelt ze tevens voor de voorbevallingsrust te verlengen met het aantal dagen dat het kind (of het laatste overgebleven kind bij een meerlinggeboorte) in het centrum diende te verblijven.

Dominique TILMANS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971 worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) de eerste zin van het eerste lid wordt vervangen door wat volgt :

« Op verzoek van de werkneemster moet de werkgever haar verlof geven ten vroegste vanaf de zevende week vóór de vermoedelijke datum van de bevalling, vanaf de twaalfde week vóór die datum wanneer de geboorte van een tweeling wordt verwacht, of vanaf de vierentwintigste week vóór die datum wanneer de geboorte van meer dan twee kinderen wordt verwacht. Uiterlijk acht weken vóór de vermoedelijke datum van de bevalling, dertien weken vóór die datum wanneer de geboorte van een tweeling wordt verwacht of vijfentwintig weken vóór die datum wanneer de geboorte van meer dan twee kinderen wordt verwacht, bezorgt de werkneemster hem een geneeskundig attest waaruit die datum blijkt. Zo de bevalling pas plaatsheeft na de door de arts verwachte datum, wordt het verlof verlengd tot de werkelijke datum van de bevalling. »;

B) het tweede lid wordt aangevuld met wat volgt :

« In geval van de geboorte van een twee- of een meerling mag de werkneemster geen arbeid verrichten gedurende een periode van tweeëntwintig weken die ingaat vanaf de dag van de geboorte. »;

C) tussen het tweede en het derde lid wordt het volgende lid ingevoegd :

« Die periodes van acht weken of tweeëntwintig weken worden verlengd met het aantal dagen gedurende welke het kind of het laatste, al dan niet te vroeg geboren kind was opgenomen in een neonataal centrum. ».

Art. 3

In artikel 114 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

A) in het eerste lid worden de woorden « of de negende week wanneer de geboorte van een meerling voorzien wordt. » vervangen door de woorden « de twaalfde week wanneer de geboorte van een tweeling verwacht wordt of de vierentwintigste week wanneer de geboorte van méér dan twee kinderen verwacht wordt. ».

B) het tweede lid wordt vervangen door de volgende leden :

« De nabevallingsrust strekt zich uit over een tijdvak van acht weken te rekenen van de dag van de bevalling. Zo het de geboorte betreft van een twee- of een meerling, strekt de nabevallingsrust zich uit over een tijdvak van tweeëntwintig weken te rekenen van de dag van de bevalling.

De nabevallingsrust kan worden verlengd met het aantal dagen tijdens welke het kind (of het laatstgeboren kind in het geval van de geboorte van een twee- of een meerling) in een neonataal centrum opgenomen blijft. Dat tijdvak kan worden verlengd met de periode tijdens welke de gerechtigde is blijven doorwerken of zich verder in de gecontroleerde werkloosheid heeft bevonden vanaf de zevende week tot en met de tweede week die aan de bevalling voorafgaat, dan wel vanaf de twaalfde week tot en met de tweede week in het geval van de geboorte van een tweeling of vanaf de vierentwintigste tot en met de tweede week in het geval van de geboorte van een meerling.

De Koning kan bepalen welke tijdvakken, voor het verlengen van de nabevallingsrust, mogen worden gelijkgesteld met een periode tijdens welke de gerechtigde is blijven doorwerken of verder werkloos is gebleven binnen voormeld tijdvak. ».

C) In artikel 114, derde lid, van dezelfde gecoördineerde wet worden, tussen de woorden « van de acht » en de woorden « weken na de bevalling », de woorden « of, in het geval van de geboorte van een twee- of een meerling, van de tweeëntwintig weken. ».

26 oktober 2007.

Dominique TILMANS.