4-346/1 | 4-346/1 |
6 NOVEMBER 2007
Dit voorstel van resolutie neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 18 oktober 2007 in de Kamer van volksvertegenwoordigers werd ingediend (stuk Kamer, nr. 52-0230/001).
Als gevolg van de vliegramp met een toestel van de maatschappij Flash Airlines in januari 2004, is eindelijk het voorstel voor een richtlijn tot invoering van gemeenschappelijke procedures inzake de controle van vliegtuigen uit derde landen aangenomen. De richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de Gemeenschap strekt ertoe zich ervan te vergewissen dat vliegtuigen uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie, beantwoorden aan de internationale veiligheidsnormen. De geharmoniseerde aanpak die de richtlijn voorstaat, heeft tot doel te voorkomen dat bepaalde landen die veinzen niet op de hoogte te zijn van een vliegverbod in hun buurlanden, disparate maatregelen treffen en op hun grondgebied toestellen ontvangen waarvoor aan de andere zijde van hun grenzen een landingsverbod geldt.
Als het over de veiligheid gaat van de passagiers en van de bevolking waarover die toestellen vliegen, kunnen geen toegevingen worden gedaan : het gebrek aan personeel om controles uit te voeren of als reden waarom een oppervlakkige risicoanalyse wordt verricht, mogen niet worden aangevoerd om vliegtuigen toe te laten die door andere Europese landen als gevaarlijk worden beschouwd. Een van de essentiële elementen waarin de richtlijn van 2004 voorziet, is juist de informatieuitwisseling tussen de nationale autoriteiten. In het kader van die uitwisseling is een controlerende overheid verplicht aan haar tegenhangers elk rapport door te sturen waaruit enig risico voor de veiligheid blijkt. Hetzelfde geldt als een inspectie aantoont dat een luchtvaartuig niet aan de internationale veiligheidsnormen voldoet en een potentieel risico voor de veiligheid vormt.
Dominique TILMANS. |
De Senaat,
A. overwegende dat het aantal geregistreerde luchtvaartongevallen tussen 1990 en 2001 (de aanslagen van 11 september 2001 niet meegerekend) op wereldschaal 549 bedraagt;
B. overwegende dat in die 549 ongevallen 14 846 personen het leven hebben gelaten;
C. overwegende dat het aantal opstijgingen en landingen in België (voor de vijf luchthavens samen) 447 295 bedraagt, wat in aantal passagiers ongeveer 18 137 846 personen vertegenwoordigt;
D. overwegende dat het thans materieel onmogelijk is stelselmatig alle vliegtuigen die in België landen, te controleren;
E. overwegende dat het Directoraat-generaal Luchtvaart maar over drie mensen beschikt om de veiligheid te controleren van de toestellen die zijn ingeschreven in Staten die geen lid van de Europese Unie zijn;
F. overwegende dat als een vliegtuig gevaarlijk is in één land, het dat ook is in een ander land;
Vraagt de regering :
1. de controles van de vliegtuigen op te voeren door aan het Bestuur der Luchtvaart meer middelen te geven, zodat het aantal met inspecties belaste controleurs kan worden verhoogd;
2. de vliegtuigen die in een andere Europese luchthaven een opstijg- of landingsverbod hebben gekregen, stelselmatig te controleren;
3. bij de Europese Unie te pleiten voor een Europese harmonisatie van de luchtvaartcontroles;
4. erop toe te zien dat de personeelssterkte in de controlediensten aangepast is aan de nieuwe eisen die voortvloeien uit de omzetting van de richtlijn.
26 oktober 2007.
Dominique TILMANS. |