4-4

4-4

Belgische Senaat

Handelingen

DINSDAG 9 OKTOBER 2007 - OPENINGSVERGADERING

(Vervolg)

Benoeming van het Vast Bureau

De voorzitter. - Aan de orde is de benoeming van het Vast Bureau.

Ik breng in herinnering dat, overeenkomstig artikel 8 van ons Reglement, de Senaat, door afzonderlijke stemming, overgaat tot de benoeming van:

1. een voorzitter;
2. een eerste ondervoorzitter;
3. een tweede ondervoorzitter;
4. een derde ondervoorzitter;
5. drie quaestoren.

De benoeming van de quaestoren geschiedt bij geheime lijststemming.

Volgens de bepalingen van artikel 9 van het Reglement wordt de voorzitter slechts verkozen verklaard indien hij de volstrekte meerderheid der stemmen van de aanwezige leden behaalt.

Overeenkomstig ditzelfde artikel geschieden al deze benoemingen met inachtneming van de in artikel 84 van het Reglement bepaalde evenredige vertegenwoordiging van de fracties, overeenkomstig artikel 82.

Wij gaan eerst over tot de verkiezing van de voorzitter.

Mme Christine Defraigne (MR). - Je propose la candidature de M. Armand De Decker. (Assentiment)

De voorzitter. - Dan verklaar ik de heer Armand De Decker verkozen tot voorzitter van de Senaat. (Algemeen applaus)

Wij gaan nu over tot de verkiezing van de andere leden van het Bureau.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V-N-VA). - Ik stel voor het aftredende bureau opnieuw te benoemen.

De heer Joris Van Hauthem (VB). - Wij steunen het voorstel van mevrouw de Bethune, met dien verstande dat wij mevrouw Van dermeersch als derde ondervoorzitter voordragen.

De voorzitter. - Daar er geen bezwaar is, verklaar ik verkozen tot eerste ondervoorzitter de heer Hugo Vandenberghe, tot tweede ondervoorzitter de heer Guy Verhofstadt, tot derde ondervoorzitter mevrouw Anke Van dermeersch.

De quaestoren zijn de heer Etienne Schouppe, mevrouw Anne-Marie Lizin en de heer Geert Lambert.

Mme Anne-Marie Lizin (PS). - Je voudrais insister sur le fair-play que notre assemblée doit continuer à promouvoir. Puisque nous sommes trois questeurs et afin d'éviter tout débat sur les qualités et l'ancienneté des uns et des autres, je propose que M. Schouppe, qui représente le plus grand parti de notre assemblée, préside la questure de manière à ce que celle-ci ne puisse être taxée de non-constructivité vis-à-vis de la présidence.

De voorzitter. - Hiermee is het Vast Bureau samengesteld. Ik dank de twee jongste leden van onze vergadering die zo welwillend geweest zijn mij bij te staan in hun hoedanigheid van leden van het voorlopige Bureau.

(Voorzitter: de heer Armand De Decker.)

De voorzitter. - Waarde collega's, eerst en vooral wil ik u bedanken omdat u mij opnieuw tot Voorzitter van onze Vergadering gekozen hebt. Ik beschouw dit als een blijk van vertrouwen. Velen onder u hebben hier immers ook onder mijn vorige voorzitterschap zitting gehad, en het feit dat u mij dus met kennis van zaken gekozen hebt, ontroert mij, en ik dank u ervoor.

Anderzijds wil ik de het oudste lid danken voor de vriendelijke en efficiënte wijze waarop hij de aanvang van deze zitting heeft geleid, een zitting waarin ik u allen een rijke politieke ervaring en succes toewens.

Tijdens deze zitting zal binnen afzienbare tijd een nieuwe regering gevormd worden, waardoor een nieuwe dynamiek zal ontstaan. Ik hoop dan ook dat de werkzaamheden van de Senaat u ruimschoots de gelegenheid zullen bieden om uw ideeën te verdedigen en om uw activiteiten te ontplooien.

Ik denk hierbij in het bijzonder aan de vierentwintig leden die voor de eerste maal in de Senaat zitting hebben, en die nu al bijna vier maanden begrijpelijkerwijs popelen van ongeduld om aan de slag te gaan.

Ik wil hen zeggen dat ik ervan overtuigd ben dat het, na deze lange periode van inactiviteit, in de komende maanden niet aan werk zal ontbreken. Vertragingen stapelen zich op, essentiële onderwerpen moeten zo spoedig mogelijk behandeld worden, en België bevindt zich opnieuw voor één van die belangrijke uitdagingen die het zichzelf om de twintig jaar oplegt.

In deze bijzondere context heeft de Senaat de belangrijke opdracht zijn meerwaarde te bewijzen door blijk te geven van zijn hoger inzicht, zijn reflectievermogen en zijn aandacht voor het algemeen belang.

De Belgische Senaat roept veel discussie op en heeft in de loop van zijn geschiedenis verschillende hervormingen gekend. De meest recente hervorming, die dateert van 1993, zal zeker niet de laatste zijn. Ik ben er integendeel van overtuigd dat we ons, tijdens de komende zittingsperiode, opnieuw over de toekomst van Senaat zullen moeten buigen.

Het belooft een moeilijke maar boeiende opgave te worden, die deel uitmaakt van de evolutie van ons federale systeem.

Waarde collega's, alle federale staten in de wereld kennen een bicameraal systeem. Dat is trouwens ook het geval voor alle grote democratische staten.

Een samenleving die zo complex is als de onze, heeft nood aan een Kamer die niet aan de actualiteit is gebonden, maar die een zekere afstand kan bewaren ten opzichte van de gebeurtenissen, om vervolgens de vaak fundamentele hervormingen voor te stellen die de omstandigheden vereisen.

Waarde collega's, de Belgische Senaat heeft die rol steeds met veel talent vervuld, aangezien hij vaak het initiatief heeft genomen voor de grote wetgevende hervormingen en de diepgaande modernisering van onze samenleving.

Nu de hervorming van de Senaat wellicht op handen is, spreek ik nog de wens uit dat u het essentiële voorrecht zal verdedigen van iedere senator om de wetgevende initiatieven te nemen die hij noodzakelijk acht.

Waarde collega's, de Kamers vergaderen vandaag van rechtswege, overeenkomstig artikel 44 van de Grondwet.

De context waarin onze assemblee haar werkzaamheden hervat is misschien niet volkomen nieuw, maar toch apart.

De Senaat en de Kamer hebben nog geen gesprekspartner of althans geen gesprekspartner die in het volle bezit van zijn bevoegdheden is.

De huidige regering is belast met de behartiging van de lopende zaken en kan dan ook haar volle bevoegdheden niet opnemen.

Deze situatie heeft tot gevolg dat de wetgevende macht een van haar drie takken moet missen. De wetgevende macht bestaat immers, overeenkomstig artikel 36 van de Grondwet, uit de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat en de Koning, dat wil zeggen de regering. Het stelsel van de lopende zaken heeft dan ook onvermijdelijk een impact op het wetgevende werk van de parlementaire assemblees. Bovendien kan de vraag worden gesteld naar de mate waarin Kamer en Senaat nog controlebevoegdheden ten aanzien van de regering kunnen uitoefenen.

Laten we deze situatie van naderbij bekijken.

Over één punt bestaat eensgezindheid in de rechtsleer: zodra de Kamers zijn samengesteld, kunnen de parlementsleden hun wetgevende initiatiefrecht volledig uitoefenen. De commissies kunnen hun werkzaamheden dus aanvatten.

De parlementaire praktijk bevestigt deze opvatting. Menigmaal hebben de Kamers het onderzoek van wetsvoorstellen aangevat zonder de vorming van een nieuwe regering af te wachten.

De vraag moet echter worden gesteld of de wetgevende procedure tot op het eind kan worden afgewerkt. De wetgevingspraktijk levert ter zake geen antwoord en de rechtsleer is verdeeld.

Volgens een eerste standpunt beschikt de regering in een periode van lopende zaken niet meer over haar wetgevende initiatiefrecht, amenderingsrecht of bevoegdheid om wetten te bekrachtigen. Zowel de rechtsleer als de parlementaire praktijk maken echter een uitzondering voor dringende wetsontwerpen zoals de voorlopige twaalfden, de wet op het contingent en de internationale verdragen.

Om geen afbreuk te doen aan het grondwettelijke amenderingsrecht van de regering als derde tak van de wetgevende macht, komt het de wetgevende assemblees volgens deze eerste these niet toe tijdens het stelsel van de lopende zaken een wet goed te keuren.

Volgens dit standpunt kan de wetgevende procedure niet worden voltooid zolang de regering ontslagnemend is.

Volgens een tweede standpunt `kan het wetgevende werk, zelfs zonder een regering met volheid van bevoegdheid, worden aangevangen, uitgewerkt en voltooid'.

De wetgevende activiteiten kunnen dus normaal verlopen, maar de regering heeft slechts een beperkte bewegingsruimte.

De commissies mogen hun werkzaamheden aanvatten. In tegenstelling tot de regering kunnen de parlementsleden hun initiatief- en amenderingsrecht uitoefenen. Wetsvoorstellen kunnen in beide assemblees worden goedgekeurd. Als de Kamers een voorstel onderzoeken dat tot de lopende zaken behoort, kan de regering de tekst ter bekrachtiging aan de Koning voorleggen.

Volgens dit standpunt zou de wetgevende procedure dus wel kunnen worden voltooid, maar dan alleen met betrekking tot aangelegenheden waarvoor de regering overeenkomstig de theorie van de lopende zaken bevoegd blijft.

Volgens een derde standpunt ten slotte `is de theorie van de lopende zaken niet van toepassing in aangelegenheden waarbij de bevoegdheden door de Koning en de Kamers gezamenlijk worden uitgeoefend'. Volgens deze opvatting kan niet alleen het wetgevingsproces worden aangevat en voltooid, maar kan bovendien de regering al haar wetgevende bevoegdheden blijven uitoefenen. Een initiatief van de regering kan inderdaad slechts wet worden als het door de beide Kamers is goedgekeurd. De theorie van de lopende zaken strekt ertoe de prerogatieven van het Parlement te beschermen. Het Parlement heeft nu eenmaal het laatste woord. Dat heeft tot gevolg dat de verkozen Kamers, geval per geval, voor de aangelegenheden die zij van belang achten, kunnen beslissen of de wetgevende macht verder kan worden uitgeoefend.

De Kamercommissie voor de Herziening van de Grondwet en voor de Institutionele Hervormingen heeft zich na onderzoek van de verschillende standpunten bij de derde zienswijze aangesloten, zij het met enige nuance. De conclusies van deze commissie zijn door de Kamer goedgekeurd in de plenaire vergadering van 19 juli 1993. Deze nieuwe benadering blijkt echter geen impact op de latere parlementaire praktijk te hebben gehad.

Uit dit alles blijkt, waarde collega's, dat de komende periode tot de benoeming van een nieuwe regering door de Koning op wetgevend vlak bijzonder delicaat zal zijn en dat de Senaat zich voortdurend zal moeten bekommeren om de grondwettigheid van zijn optreden.

Wat onze controlebevoegdheid betreft: in de mate dat de regering onder het stelsel van de lopende zaken haar activiteiten voortzet, behoudt het Parlement uiteraard ook het recht om op die activiteiten controle uit te oefenen.

Alle auteurs zijn het hierover eens en dit gebeurt ook zo in de praktijk van de Kamers.

De parlementaire controle kan zeer nuttig zijn in een delicate periode met ontslagnemende ministers. De regering mag immers niet buiten de haar toegewezen, beperkte aangelegenheden optreden.

Om het met de woorden van Professor Perin te zeggen: `S'il n'est pas question d'interpeller un ministre et de présenter une motion de méfiance au Parlement contre lui, le Parlement a néanmoins le droit d'exercer ses prérogatives et de contrôler les actes politiques des ministres, mêmes démissionnaires'.

In dat verband moet echter wel worden opgemerkt dat de reikwijdte van de antwoorden van de regering, die nu eenmaal in haar bevoegdheden en verantwoordelijkheden beperkt is, evenzeer beperkt zal zijn.

Bovendien rijst, wat ons betreft, nog een andere moeilijkheid. Artikel 100, tweede lid, van de Grondwet bepaalt immers dat de Senaat de aanwezigheid van een minister niet kan vorderen in het kader van de mondelinge controleprocedures. Het is dus maar de vraag of de ontslagnemende ministers het nodig zullen vinden om naar de Senaat te komen om op onze vragen te antwoorden ...

Waarde collega's, deze beknopte juridische overwegingen hebben u er ongetwijfeld van overtuigd dat u de onderhandelaars van uw partijen, wie ze ook zijn, dringend moet aansporen om de onderhandelingen zo snel mogelijk tot een goed einde te brengen. Ons land heeft snel een volwaardige regering nodig, omdat het nood heeft aan een begroting, aan een duidelijk economisch, sociaal en milieubeleid en aan stabiliteit, en omdat het zijn plaats in de wereld opnieuw moet innemen.

Ik dank u voor uw aandacht en wens u een uitstekende parlementaire zitting toe.

Ik verklaar de Senaat voor samengesteld.

Hiervan zal kennis worden gegeven aan de Koning, de Kamer van volksvertegenwoordigers en ook aan de parlementen van de Gewesten en van de Gemeenschappen.

Hiermit erkläre ich den Senat für konstituiert.

Der König, die Kammer der Abgeordneten sowie die Regional- und Gemeinschaftsparlamente werden hiervon in Kenntnis gesetzt.

(Applaus)