4-69/1

4-69/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2007

12 JULI 2007


Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Gerechtelijk Wetboek, met het oog op de bescherming van de natuurlijke persoon die zich hoofdelijk borg stelt

(Ingediend door de heer Christophe Collignon en mevrouw Joëlle Kapompolé)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 14 juli 2003 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-75/1 — BZ 2003).

Zoals we al herhaaldelijk hebben gesteld, maken in het huidige economische klimaat zeer veel mensen gebruik van kredietmogelijkheden, daartoe aangezet door de kredietinstellingen.

Soms wordt dit krediet aangegaan voor zware investeringen zoals een nieuwe woning, soms ook voor verbruiksgoederen, vakantie of voor een multimedia-computer ...

Zeer vaak echter zijn de waarborgen die de kredietnemer biedt om zijn verplichtingen na te komen, helemaal niet toereikend om de kredietinstelling en de kredietgever in het algemeen gerust te stellen. Dat is vooral het geval wanneer de lening aangegaan wordt om verbruiksgoederen te betalen, want dan kan de lening niet altijd gedekt worden door een hypothecaire waarborg.

In plaats van het krediet te weigeren zoekt de kredietgever in die omstandigheden evenwel vaak de waarborg van een derde persoon, namelijk van een hoofdelijke borg, en deze laatste waarborg samen met die welke de kredietnemer biedt, volstaan dan om de operatie economisch haalbaar te maken, ten minste voor de kredietgever.

Als de kredietnemer in gebreke blijft, kan dit echter catastrofaal aflopen voor de borg.

Personen die zo bereidwillig zijn om een krediet te waarborgen, komen immers niet zelden op straat te staan zonder dat zij uit dit krediet ook maar het minste voordeel hebben gehaald.

Al te vaak stellen deze mensen zich immers borg zonder dat ze ten volle beseffen welke gevolgen hun verbintenis kan hebben. Of het nu gaat om ouders, vrienden of vaak zelfs vage kennissen die voor een zeer kleine beloning « een dienst bewijzen », de meesten kost het enige moeite te begrijpen dat ze zich in dezelfde mate (en vaak zelfs ruimer) verbinden dan de kredietnemer. Zeer weinig mensen beseffen dat indien de kredietnemer een ongelukje overkomt (werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, of zelfs overlijden), dit van hen de voornaamste schuldenaar kan maken. Kortom, velen hebben de totaal verkeerde indruk dat ze slechts een « morele » borg zijn, een gewone getuige zoals men getuige kan zijn bij een akte van de burgerlijke stand.

Er wordt trouwens heel weinig gedaan om hen hun vergissing te doen inzien. Integendeel, niet zelden overtuigt de kredietnemer hen ervan dat dit optreden voor hen geen gevolgen zal hebben. De kredietgever neemt anderzijds gemakkelijk genoegen met een borg terwijl hij de lening had moeten weigeren.

Het gebeurt dan ook te vaak dat de persoonlijke woning van de borg in beslag genomen en verkocht wordt en dat de betrokkene ten laste komt van de samenleving wanneer hij ondergebracht moet worden in een sociale woning die, zoals men weet, in ruime mate door de overheid gesubsidieerd wordt. Het verlies van zijn woning druist bovendien in tegen het recht op huisvesting.

Men mag deze sociale en menselijke gevolgen niet uit het oog verliezen.

Rekening houdend met de sociale drama's die hierdoor ontstaan, moet men dus alles in het werk stellen om informatie te verstrekken aan de hoofdelijke borg die deze verbintenis in zeer veel gevallen nooit zou hebben aangegaan indien hij de echte gevolgen van zijn daad had kunnen inschatten.

Niet alleen maatschappelijk bestaat deze noodzaak, ook op economisch vlak zou het een pluspunt zijn, want het is absoluut niet gezond dat een lening wordt verstrekt wanneer de kredietnemer niet echt in staat is om zijn verplichtingen na te komen.

Naast de bepalingen die het verstrekken van informatie aan de eventuele borg voorschrijven, wil het voorstel daarom ook het verantwoordelijkheidsgevoel van de kredietgever aanscherpen door hem te verplichten de kredietwaardigheid van de kredietnemer na te gaan.

Vanzelfsprekend is deze regeling niet bedoeld om het eigenlijke mechanisme van de borg, dat noodzakelijk is voor de werking van de economie, op de helling te plaatsen. Ze is dus niet van toepassing op de borgstellingsovereenkomsten die door de kredietinstellingen zelf en in het algemeen door rechtspersonen gesloten worden.

TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN

Artikel 2

Het nieuwe artikel 2017bis van het Burgerlijk Wetboek wil de toekomstige borg attent maken op de verbintenissen die hij zal aangaan. Om deze reden moet een apart contract opgesteld worden opdat de borg er zich terdege van bewust wordt dat hijzelf een verbintenis aangaat die apart staat van het hoofdcontract.

Voor een volkomen duidelijke voorstelling van de zaken moet dit contract nauwkeurig vermelden waartoe de borg zich verbindt. De tekst die erin opgenomen wordt, moet niet volledig vastliggen, tenzij de Koning deze inhoud bepaalt, iets wat wenselijk is, en er aldus voor zorgt dat de tekst duidelijk en verstaanbaar is en ook dat de wet eenvorming toegepast wordt.

Artikel 3

Het nieuwe artikel 2020bis van het Burgerlijk Wetboek wil het verantwoordelijkheidsgevoel van de kredietgever vergroten die moet nagaan of de kredietnemer, wanneer het contract gesloten wordt, in staat is om zonder hulp van anderen zijn verplichtingen na te komen. Borgtocht is en mag alleen maar een aanvullende waarborg zijn, zo niet schiet het mechanisme zijn hoofddoel voorbij. Men mag de borg niet veranderen in een mede-kredietnemer.

Deze bepaling wil een maatregel die reeds in de wet op het hypothecair krediet bestaat, alleen maar veralgemenen.

Artikel 4

De ratio legis van dit artikel is dezelfde als die voor artikel 2. Het is de bedoeling de borg bewust te maken van de draagwijdte van zijn verbintenissen, ditmaal in verband met het voorrecht van uitwinning.

Artikel 5

Zelfde verantwoording als voor het vorige artikel, ditmaal in verband met het voorrecht van schuldsplitsing.

Artikel 6

Dit artikel dat in het Gerechtelijk Wetboek een nieuwe categorie van niet voor beslag vatbare goederen invoert, wil vermijden dat er een domino-effect optreedt wanneer mensen zich te zwaar in de schulden steken, door ervoor te zorgen dat het onvermogen van de kredietnemer voor de borg geen uiterst negatief sociaal gevolg heeft, namelijk dat hijzelf en zijn gezin hun woning verliezen.

Christophe COLLIGNON.
Joëlle KAPOMPOLÉ.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In het Burgerlijk Wetboek wordt een artikel 2017bis ingevoegd, luidende :

« Art. 2017bis. Wanneer de borgtocht door een natuurlijke persoon in eigen naam wordt aangegaan, moet de overeenkomst waardoor hij zich borg stelt, opgenomen worden in een akte die onderscheiden is van de hoofdovereenkomst. Hierin wordt aan de borg verstaanbare informatie verstrekt over de gevolgen die deze overeenkomst kan hebben voor zijn vermogen.

De Koning kan de vorm en de inhoud van de tekst bepalen die in dat geval in zijn geheel in de overeenkomst opgenomen wordt.

Niet-naleving van de voorgaande leden heeft de nietigheid van de overeenkomst tot gevolg. »

Art. 3

In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 2020bis ingevoegd, luidende :

« Art. 2020bis. Geen borgtochtovereenkomst kan worden aangegaan met een natuurlijke persoon die in eigen naam optreedt om een schuldenaar te waarborgen die kennelijk niet genoegzaam gegoed is of niet over een passend inkomen beschikt om op een normale wijze in te staan voor het voorwerp van de verbintenis.

Borgtocht die in strijd met de bepalingen van het voorgaande lid is aangegaan, is nietig. »

Art. 4

Artikel 2021 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met de volgende leden :

« Wanneer de borgtocht door een natuurlijke persoon in eigen naam wordt aangegaan, moet de overeenkomst waardoor hij afstand doet van het voorrecht van uitwinning of waardoor hij zich hoofdelijk met de schuldenaar verbindt, opgenomen worden in een akte die onderscheiden is van de hoofdovereenkomst en van de borgtochtovereenkomst. Hierin wordt aan de borg verstaanbare informatie verstrekt over de gevolgen die deze overeenkomst kan hebben voor zijn vermogen.

De Koning kan de vorm en de inhoud van de tekst bepalen die in dat geval in zijn geheel in de overeenkomst opgenomen wordt.

Niet-naleving van de voorgaande leden heeft de nietigheid van de afstand van het voorrecht van uitwinning tot gevolg. »

Art. 5

In artikel 2026 van hetzelfde Wetboek worden tussen het eerste en het tweede lid de volgende leden ingevoegd :

« Wanneer de borgtocht door een natuurlijke persoon in eigen naam wordt aangegaan, moet de overeenkomst waardoor hij afstand doet van het voorrecht van schuldsplitsing, opgenomen worden in een akte die onderscheiden is van de hoofdovereenkomst en van de borgtochtovereenkomst. Hierin wordt aan de borg verstaanbare informatie verstrekt over de gevolgen die deze overeenkomst kan hebben voor zijn vermogen.

De Koning kan de vorm en de inhoud van de tekst bepalen die in dat geval in zijn geheel in de overeenkomst opgenomen wordt.

Niet-naleving van de voorgaande leden heeft de nietigheid van de afstand van het voorrecht van schuldsplitsing tot gevolg. »

Art. 6

In het Gerechtelijk Wetboek wordt een artikel 1408bis ingevoegd, luidende :

« Art. 1408bis. Geen beslag mag worden gelegd op het onroerend goed dat tot voornaamste woning van de beslagene dient, wanneer het beslag het gevolg is van een borgtochtovereenkomst die door een natuurlijke persoon in eigen naam is aangegaan. »

12 juli 2007.

Christophe COLLIGNON.
Joëlle KAPOMPOLÉ.