4-29/1

4-29/1

Belgische Senaat

BUITENGEWONE ZITTING 2007

12 JULI 2007


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, om de kredietopeningen wettelijk beter te regelen, teneinde de overmatige schuldenlast efficiënt te bestrijden

(Ingediend door mevrouw Olga Zrihen c.s.)


TOELICHTING


Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 23 december 2005 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1501/1 — 2005/2006).

Het consumentenkrediet stimuleert de ontwikkeling van economische sectoren zoals de woningbouw, de autonijverheid, de huishoudtoestellen, de informaticaproducten voor het brede publiek en bepaalde diensten. Het levert aldus een bijdrage tot het opkrikken van de vraag, met alle gunstige effecten die daarmee gepaard gaan voor de collectiviteit in haar geheel.

De ontwikkeling van het consumentenkrediet vervult een maatschappelijke en economische rol, maar wanneer die ontwikkeling tot het uiterste wordt doorgedreven, draagt ze bij tot het ontstaan van het verschijnsel overmatige schuldenlast, dat op zijn beurt tot sociale uitsluiting leidt.

Bernard Bayot en Nadine Fraselle herinnerden er in hun bijdrage « Le marché du crédit à la consommation » (Courrier hebdomadaire van het CRISP 2004/nr. 1848) aan : rekening houdend met dat sociaal-economisch belang, moet de overheid speciaal aandacht besteden aan de verwachtingen, maar ook aan de klachten van de consumenten.

Sinds het begin van de jaren negentig is de wetgever zich van die situatie bewust. Hij heeft gepoogd antwoorden te bieden door herhaaldelijk in te grijpen, met name via de regelgeving op het consumentenkrediet, waarvan de wet van 12 juni 1991 de hoeksteen is.

Gezinnen met een laag inkomen die onvoldoende cash hebben, kunnen dankzij krediet een inkomen dat ze nog niet ontvangen hebben, reeds uitgeven aan consumptie.

De diverse vormen van krediet bieden de consument de mogelijkheid zijn uitgaven in de tijd te spreiden en goederen en diensten te kopen die voor hem van essentieel belang kunnen zijn. Daarbij blijven waardigheid en welzijn binnen zijn bereik.

Hoewel die kredieten de mogelijkheid bieden vooruit te lopen op een inkomen en op die manier onmiddellijk toegang bieden tot goederen en diensten die essentieel zijn voor gezinnen met een bescheiden inkomen, zijn ze zeker geen structureel antwoord op hun precaire situatie. Ze scheppen immers geen rijkdom, tenzij misschien voor hen die de kredieten verlenen.

Er zijn allerlei redenen waarom men een beroep doet op krediet : de verwezenlijking van een concreet project, het verbeteren van de woonomstandigheden, de confrontatie met een onverwachte gebeurtenis of het tot stand brengen van een financiële reserve.

Onder de diverse soorten consumentenkrediet die momenteel aan de particulieren worden aangeboden, is er een kredietvorm die de aandacht van de sociale actoren speciaal gaande houdt. Het gaat om de « kredietopening », ook « revolving krediet » genoemd, « verlengbaar krediet », « doorlopend krediet » of « geldreserve ».

Eigenlijk zijn kredietopeningen ontstaan uit de bankpraktijk en heeft het gebruik ervan zich geleidelijk aan tot de consument uitgebreid naarmate het consumentenkrediet tot ontwikkeling kwam.

De kredietopening als een specifieke vorm van het consumentenkrediet bestaat erin dat men een kredietnemer op doorlopende wijze een geldbedrag ter beschikking stelt dat « reserve » wordt genoemd, met als doel de door hem gekozen aankopen te financieren.

Die doorlopend beschikbare reserve kan op elk ogenblik worden aangewend. Ze wordt opnieuw aangelegd tegen een afbetalingsfrequentie (meestal maandelijks) die in onderling overleg tussen beide partijen wordt bepaald.

Meestal zijn het de warenhuizen en de postorderbedrijven die, via een kredietinstelling, de consument die reserve ter beschikking stellen. Vervolgens kan die reserve volledig of gedeeltelijk worden opgenomen, naar keuze van de kredietnemer en binnen de kredietlimiet.

Dit « doorlopend » krediet wordt binnen de door de instelling toegestane kredietlimiet en ten belope van de terugbetaling ervan verlengd.

Meestal heeft men voor die kredietformule een betaal- of legitimatiekaart nodig die kan worden gebruikt in de bij een bepaalde keten aangesloten winkels die de kaart accepteren. Al die kaarten geven in eerste instantie recht op korting bij een aankoop, maar meestal worden ze beschouwd als echte kredietkaarten.

Volgens Test Aankoop (Budget en Recht, juli/augustus 2003 — nr. 169), zijn er vier kenmerken waardoor de kredietopening kan worden onderscheiden van de andere vormen van consumentenkrediet.

Eerst en vooral wordt de kredietopening meestal voor onbepaalde tijd toegekend en niet voor een welbepaalde periode.

Ten tweede gaat het niet om een vooraf bepaald bedrag, maar heeft ze de vorm van een kredietlijn, dat wil zeggen een financiële reserve waaruit de consument vrij geld kan opnemen, waarbij hij evenwel de door de kredietgever bepaalde kredietlimiet niet kan overschrijden.

Ten derde worden, eens de kredietlijn geopend is, tijdstip en bedrag van de terugbetaling aan het oordeel van de consument overgelaten. De meeste kredietgevers leggen evenwel een maandelijkse kredietaflossing op.

Ten vierde kan de consument de afgeloste bedragen onmiddellijk opnieuw opnemen, terwijl er geen nieuwe kredietovereenkomst wordt gesloten. De bij een kredietopening aangeboden financiële reserve kan dus opnieuw worden aangelegd naarmate men het krediet aflost, waarbij het contract eens en voorgoed is ondertekend en « opnieuw dienst kan doen ».

De kredietopening heeft het voordeel dat ze soepel is, omdat ze de consument de mogelijkheid biedt er gebruik van te maken naar gelang van zijn behoeften, maar meestal is ze duur en kan ze op gevaarlijke wijze aanzetten tot overconsumptie, waardoor het zelfs nodig wordt dat de kredietnemer zijn budget op actieve en regelmatige wijze gaat beheren.

Deze vorm van consumentenkrediet is overigens van diverse kanten bekritiseerd, met name door de consumentenverenigingen en door de verenigingen die zich inzetten voor de strijd tegen overmatige schuldenlast, die de rol ervan in de overmatige schuldenlast van de gezinnen aan de kaak hebben gesteld.

We geven het voorbeeld van de « Équipes Populaires », die met de steun van het Onderzoeks- en Informatiecentrum van de Verbruikersorganisaties (OIVO) een eerste campagne tegen de overmatige schuldenlast hebben gevoerd in november 2004. De tweede campagne vindt in november 2005 plaats. Andere voorbeelden van VZW's die deze gevaren hebben aangeklaagd zijn L'Observatoire du Crédit et de l'Endettement en de GREPA.

Hoewel het om de soepelste formule op de markt van het consumentenkrediet gaat, stelt men vast dat de rentevoeten er vaak heel hoog zijn en dat ze vaak variëren naar gelang van de kredietlimiet, het opgenomen bedrag en de aflossingsfrequentie.

Zodra er een betaling of een opneming plaatsvindt, is het krediet geopend, tenzij het onmiddellijk of op het einde van de maand wordt terugbetaald. Is dat niet het geval, dan kan men met lichte maandelijkse aflossingen de reserve automatisch weer aanleggen, zodat men ze steeds opnieuw kan gebruiken.

Anders dan bij de klassieke aflosbare leningen, is de rentevoet bij de onderschrijving niet gewaarborgd. Bij dergelijk contract garandeert niets dat het de aangekondigde rentevoet is die zal worden toegepast op de dag waarop het geld effectief wordt gebruikt, vooral wanneer dat enkele maanden later is.

Bij een kredietopening is de consument niet verplicht het kredietbedrag op te nemen en kan de kredietgever hem daartoe niet verplichten. Het is precies daarom dat in het contract niet wordt vermeld wat de totale kostprijs van het krediet is, omdat die kostprijs per definitie afhankelijk is van het gebruik dat de consument ervan maakt.

Dit verschil wordt nog versterkt door het feit dat de vaak lage limiet van de aanvankelijk toegekende bedragen verhoogd wordt zonder dat de cliënt dat hoeft te merken. Hij heeft bijgevolg de indruk dat hij zijn reserve onbeperkt mag opnemen. Maar aangezien de maandelijkse aflossingen stijgen, nemen automatisch ook de looptijd en dus de rentevoet van de lening toe ...

Op het minimumbedrag dat de consument verplicht maandelijks moet aflossen na (vaak is dat bedrag te laag), kan hij vrij het bedrag en het tijdstip van aflossing bepalen. Indien hij het bij lage bedragen houdt, zal hij hoofdzakelijk rente betalen, terwijl de verschuldigde hoofdsom nagenoeg intact blijft.

De afgeloste bedragen kunnen zonder enige formaliteit opnieuw worden geleend. Het is dus duidelijk dat de consument makkelijk geneigd zal zijn zich doorlopend in de schulden te steken. Al die factoren samen leiden er vaak toe dat de consument een overmatige schuldenlast torst.

Aangezien de consument zich via dergelijk krediet voorziet van een niet te verwaarlozen aantal potentiële kredieten die hij naar behoefte kan opnemen, verplicht het hem bovendien steeds weer een beroep te doen op die kredietgever bij wie hij zijn krediet heeft aangegaan. Uiteindelijk is het een manier om hem tegen zijn zin aan de kredietgever te binden.

Tevens stelt men vast dat het vaak een kredietopening bij een warenhuis of een postorderbedrijf is die de schuldenaar in een toestand van ernstige overmatige schuldenlast doet terechtkomen. Daarbij komt nog dat de consumptiegewoonten van de armste gezinnen via kanalen verlopen waar massaal van kredietopeningen gebruik wordt gemaakt.

Ook de Nationale Bank van België (NBB) heeft dat vastgesteld in een speciale jaarlijkse brochure, waarin een overzicht wordt gegeven van het aantal contracten voor consumentenkrediet en van de ontwikkeling ervan. Volgens dat rapport wordt de markt van de kredietopeningen steeds omvangrijker. Het niet aflossen van dergelijke kredieten neemt echter eveneens hand over hand toe.

De NBB meent dat de kredietopeningen de populairste vorm van krediet zijn geworden. Tien jaar geleden waren ze reeds goed voor meer dan 50 % van de overeenkomsten voor consumentenkrediet. Tussen 1994 en 2004 namen ze op die manier toe van 2,1 miljoen tot meer dan 3 miljoen contracten, wat 63 % is van het totale aantal consumentenkredietencontracten. Alleen al in 2004 lieten ze met 200 932 nieuwe contracten de grootste absolute stijging optekenen.

Hoewel men een gezamenlijke daling vaststelt van het aantal personen dat bij de Centrale voor kredieten aan particulieren geregistreerd is wegens wanbetaling en van het aantal niet geregulariseerde achterstallige contracten, is die daling niet evenredig gespreid over alle kredietvormen.

Wat het aantal achterstallige contracten betreft, stelt men vast dat alleen de betalingsachterstand bij de kredietopeningen in vergelijking met 2003 is toegenomen (+ 5,6 %), terwijl dat aantal constant blijft of licht daalt voor alle andere vormen van krediet aan particulieren. De gevallen van betalingsachterstand bij kredietopeningen zijn in 10 jaar tijd verdrievoudigd, van 67 000 in 1994 tot 210 000 in 2004.

Uitgedrukt in achterstallige bedragen is er voor slechts twee kredietvormen zonder bestemming ten opzichte van einde 2003 een stijging waar te nemen. Voor de leningen op afbetalingen lopen die bedragen op tot 891,2 miljoen euro (+ 1,1 %) en voor de kredietopeningen tot 281,8 miljoen euro (+ 2,8 %). Wanneer alle kredieten echter samen in beschouwing worden genomen, daalt het totale bedrag van de betalingsachterstand tegenover het jaar voordien met ongeveer 1,8 % en beloopt het 1,94 miljard euro.

De laatste jaren werden heel wat maatregelen getroffen om overmatige schuldenlast te bestrijden. Die beogen echter hoofdzakelijk een curatieve aanpak van het verschijnsel. Dit wetsvoorstel voorziet in een preventieve aanpak, om de oorzaken van sociale uitsluiting die met dergelijke producten gepaard gaan, efficiënt te beperken.

Dit wetsvoorstel wil de kredietopeningen wettelijk beter regelen door vast te leggen hoe de contracten met betrekking tot dergelijke kredieten moeten worden verlengd, zodat de risico's op overmatige schuldenlast efficiënter worden voorkomen.

Momenteel organiseert de wetgever alleen de wijze waarop contracten met een onbepaalde looptijd worden opgezegd. Artikel 58, § 3, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet bepaalt dat voor de kredietopeningen gesloten voor een onbepaalde duur de overeenkomst moet vermelden dat elk van beide partijen de overeenkomst kan opzeggen bij een ter post aangetekende brief met een opzeggingstermijn van drie maanden.

Daarnaast bestaat er geen enkele bijzondere bepaling om de kredietnemer beter te informeren en de wijze van verlenging van de contracten voor dit soort kredieten te formaliseren.

Men stelt vast dat de kredietopeningen niet ontsnappen aan het verschijnsel van de vervaging van de grens tussen bestemmingskredieten en kredieten zonder bestemming. Aangezien die contracten meestal voor een onbepaalde tijd worden gesloten, worden ze immers een structureel bestanddeel van de financiën van de kredietnemer, in plaats van gekoppeld te zijn aan de aankoop van een bepaald goed of een bepaalde dienst en van een termijn te zijn voorzien waarbinnen de schuld wordt afgelost.

Anders dan bij andere soorten consumentenkrediet, worden de aflossingen onmiddellijk weer aan de reserve toegevoegd. Het opnemen van die reserve veroorzaakt dan een eindeloze vicieuze cirkel.

Men stelt ook vast dat wanneer een krediet ondoordacht wordt toegekend en de kredietnemer daardoor in een schuldenspiraal belandt, de gevolgen van dat krediet des te dramatischer zijn als het vermogen en het inkomen van de kredietnemer klein zijn.

Ook ziet men dat mensen niet alleen omdat ze zich in de schulden hebben gestoken in een moeilijk parket verkeren. Het aangaan van schulden op korte termijn lijkt omgekeerd ook een antwoord op een reeds vooraf bestaande wankele financiële toestand.

Deze vorm van krediet voor onbepaalde tijd als mogelijke oplossing voor het betalen van gewone consumptie-uitgaven tast uiteindelijk de consumptiefunctie aan en doet de kwetsbaarste vermogens in een ware schuldenspiraal terechtkomen.

Het besluit ligt voor de hand. Op het gebied van het consumentenkrediet zijn er behoeften, zoals die van de gezinnen met een bescheiden inkomen waaraan niet op aangepaste wijze wordt voldaan. De ontevredenheid over een krediet dat niet aan de sociale toestand van de kredietnemer is aangepast, leidt vaak tot aanzienlijke en schadelijke gevolgen zoals extra kosten en het risico op betalingsachterstand.

Dit wetsvoorstel strekt ertoe de verlenging van het contract afhankelijk te maken van een positieve handeling van de kredietnemer, zodat hij met kennis van zaken over het krediet kan blijven beschikken. De kredietnemer moet er zich duidelijk rekenschap van kunnen geven dat de behoeften die hij als essentieel beschouwt en een kredietformule die er op aangepaste wijze aan beantwoordt, bij elkaar passen.

De consument moet de verlenging van het contract uitdrukkelijk bevestigen aan de hand van een speciaal hiertoe bestemd document, dat hem bij het verstrijken van een termijn van een jaar, die kan worden verlengd, door de kredietgever wordt toegestuurd. De consument moet het hem gedateerd en ondertekend uiterlijk twintig dagen voor de jaarlijkse vervaldag van het contract terugsturen. Blijft dat antwoord uit, dan wordt het contract van rechtswege op de jaarlijkse vervaldatum ontbonden.

Het contract kan telkens met een jaar worden verlengd. Drie maanden voor de vervaldatum moet de kredietnemer op de hoogte worden gebracht van de voorwaarden voor de verlenging van het contract. Op elke jaarlijkse vervaldag krijgt de kredietnemer, indien hij dat wenst, de mogelijkheid zijn kredietcontract om te zetten in een klassieke lening ten belope van het schuldsaldo. Dat contract dooft dan uit bij de betaling van de laatste aflossing.

Op de vermelde vervaldatum zal de kredietgever schriftelijk moeten vragen of de kredietnemer het krediet wenst te verlengen. Indien de kredietnemer het hiertoe bestemde document niet uiterlijk 20 dagen voor de vervaldatum van het contract ondertekend en gedateerd terugstuurt, dan wordt dat contract van rechtswege op die datum ontbonden.

Het stilzwijgen van de kredietnemer staat gelijk met de weigering het contract te verlengen; indien hij het contract wenst voort te zetten, dient hij dat uitdrukkelijk te kennen te geven.

Om die wijziging duidelijk aan te geven, moet de benaming van dat krediet worden gewijzigd. Daarom moet het woord « kredietopening », dat in de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet wordt gebruikt, worden vervangen door het woord « verlengbaar krediet ».

Olga ZRIHEN.
Joëlle KAPOMPOLÉ.
Christophe COLLIGNON.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 58, § 3, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd bij de wet van 24 maart 2003, wordt vervangen door de volgende bepalingen :

« § 3. — Voor de verlengbare kredieten gesloten voor onbepaalde tijd, wordt de looptijd van de overeenkomst beperkt tot een jaar dat verlengbaar is; de kredietgever moet de kredietnemer drie maanden voor de vervaldag inlichten over de voorwaarden voor de verlenging van de overeenkomst, ongeacht of er een wijziging is of niet, via een document dat de kredietnemer gedateerd en ondertekend uiterlijk twintig dagen voor de vervaldatum van de overeenkomst moet terugsturen naar de kredietgever.

Het document vermeldt de gegevens bedoeld in artikel 59, § 1, van deze wet. De portokosten van dat document mogen niet ten laste van de kredietgever vallen. Het stilzwijgen van de kredietnemer staat gelijk met een weigering de overeenkomst te verlengen.

Weigert de kredietnemer de overeenkomst te verlengen, dan moet hij onder de voorwaarden die voor de voorgestelde wijzigingen golden, het reeds opgenomen bedrag van de geldreserve aflossen, zonder nog opnieuw van de kredietopening gebruik te kunnen maken. ».

Art. 3

In artikel 1, 12º en 18º, artikel 14, § 1, derde lid, artikel 21, § 2, artikel 57, artikel 59, artikel 60 en artikel 101, § 1, 4º, wordt het woord « kredietopening » telkens vervangen door de woorden « verlengbaar krediet ».

Art. 4

Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de derde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

12 juli 2007.

Olga ZRIHEN.
Joëlle KAPOMPOLÉ.
Christophe COLLIGNON.