4-35/1 | 4-35/1 |
12 JULI 2007
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 7 december 2007 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1983/1 — 2006/2007).
De jongste jaren zijn we getuigen van een even opmerkelijk als verwerpelijk fenomeen. Economisch gezonde bedrijven ontslaan hun werknemers om hun winsten te maximaliseren en aan hun aandeelhouders hogere dividenden uit te keren.
Het is op zich al uiterst zorgwekkend dat de eerste herstructureringsmaatregel die de meeste bedrijven in moeilijkheden nemen, hun werknemers treft, terwijl de problemen vaak zijn ontstaan door slecht management veeleer dan door een overschot aan werknemers of een onvoldoende productiviteit.
Maar wat als het gaat om bedrijven die niet de minste problemen hebben ? Hoe kan men dan van het personeel, waarvan het bedrijf toch leeft, opofferingen zonder tegenprestatie vragen alleen om de winst te doen groeien ? Dat is ethisch onaanvaardbaar en economisch betwistbaar.
Momenteel overheerst het streven naar een zo groot mogelijke winst op zeer korte termijn. Sinds bepaalde grote bedrijven gecontroleerd worden door pensioenfondsen en andere investeringsfondsen, wordt van hen een maximale en onmiddellijke return van de investering geëist, zonder enige aandacht voor een langetermijnstrategie, en zonder consideratie voor de omgeving van de onderneming : de sociale regio of omgeving in de ruime zin van het woord, de klanten, de leveranciers en vooral de werknemers.
De huidige bedrijfsleiders voelen sterk de druk van de markt (steeds meer bedrijven gaan naar de beurs en de economische informatie circuleert steeds sneller). Het probleem is vooral dat de leiders van grote ondernemingen hun functie niet meer gedurende langere tijd uitoefenen, maar in het bedrijf worden gehaald om op korte termijn de efficiëntie ervan te verzekeren. De functie wordt uitgehold en daardoor verdwijnt de verantwoordelijkheidzin, terwijl de duurzaamheid van de resultaten juist afhangt van de bekwaamheid om personen te leiden en dus van een persoonlijk engagement.
Het bedrijf maakt immers volwaardig deel uit van het sociaal weefsel waarbinnen het zich ontwikkelt in interactie met wat men in moderne managementtermen de « stakeholders » noemt (met verwijzing naar de aandeelhouders, de « shareholders »). De verschillende actoren van dat sociaal weefsel brengen allen een meerwaarde op voor het bedrijf, dat hen in ruil daarvoor niet mag negeren.
Die ruime en humanistische opvatting, het « Rijn »-model, staat tegenover het « Angelsaksische » model, dat louter oog heeft voor de aandeelhouders en hun kapitaal.
In die laatste opvatting, die vooral overheerst in de Verenigde Staten en in Groot-Brittannië, is de onderneming niet meer dan een geldmachine. Zij draait alleen maar voor de aandeelhouders, die het hele spel beheersen.
In dit model dragen de andere actoren de last van de economische recessie of andere moeilijkheden, en voortaan dus ook van een gewone verlaging van de uitgekeerde dividenden.
De klanten hebben niet veel last van deze herstructureringen, maar de andere actoren des te meer. Leveranciers die afzetmogelijkheden verliezen, steden of regio's die plots een kern van economische activiteit kwijtspelen met alle gevolgen van dien (handel, aantrekkelijkheid, ...) en vooral de werknemers van het bedrijf, die van de ene dag op de andere hun werk verliezen.
De gevolgen van de sluiting van een belangrijke site voor de onmiddellijke omgeving en de plaatselijke toeleveranciers kunnen de hele dynamiek van de betrokken regio ontwrichten.
Echter, dergelijke praktijken hebben natuurlijk vooral dramatische gevolgen voor het ontslagen personeel. Ontslag is een zware beproeving, vooral wanneer werknemers enkel en alleen worden afgedankt om de winst te verhogen.
Maar ook het personeel dat in dienst wordt gehouden, heeft het niet makkelijk. Deze mensen weten voortaan dat ze « quantité négligeable » zijn en zelfs bij een gunstige conjunctuur hun baan kunnen verliezen alleen omdat men de dividenden ondermaats acht. Een dergelijk beleid kan het personeel alleen demotiveren en op middellange termijn leiden tot een daling veeleer dan een toename van de productiviteit.
Maar deze overwegingen lijken bepaalde werkgevers koud te laten. Zij willen alleen een maximumwinst voorleggen aan hun aandeelhouders en beschouwen de sociale gevolgen als van secundair belang.
De overheid mag niet lijdzaam toezien bij deze ontwikkelingen. In een democratie moet de economie geleid worden volgens ethische principes. In de eerste plaats moet werk worden gemaakt van de bescherming van de eerste slachtoffers van deze economische opvattingen : het personeel van het bedrijf.
Met dit wetsvoorstel willen we zorgen voor meer gerechtigheid, billijkheid en vooral meer ethiek in de economische praktijken van de concerns door herstructurering op basis van collectief ontslag te verbieden wanneer dit uitsluitend wordt ingegeven door het streven naar zo groot mogelijk dividenden voor de aandeelhouders. De loutere maximalisatie van de winst en van de kapitaalopbrengsten mag in geen geval leiden tot massale ontslagen waarvan de sociale gevolgen vooral ten laste komen van de overheid.
Er kan geen exhaustieve opsomming worden gegeven van alle elementen waarmee rekening moet worden gehouden om uit te maken of een collectief ontslag uitsluitend is ingegeven door het streven naar hogere dividenden voor de aandeelhouders. Soms is de situatie uiterst complex. Daarom kan men de beoordeling beter overlaten aan de magistraten van de arbeidsrechtbank. De analyse van de balans van de onderneming, van de algemene economische conjunctuur of van het orderboek behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de arbeidsrechtbanken en -hoven.
Olga ZRIHEN. Joëlle KAPOMPOLÉ. |
Christophe COLLIGNON. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In het koninklijk besluit van 24 mei 1976 betreffende het collectief ontslag wordt een hoofdstuk IIbis (nieuw) ingevoegd, onder het opschrift « Verbod van collectief ontslag », dat de artikelen 12bis tot 12quater bevat, luidende :
« Art. 12bis. — Een welvarend bedrijf dat meer dan twintig werknemers tewerkstelt, mag niet overgaan tot collectief ontslag wanneer dat voornamelijk gebeurt om de opbrengsten uit het kapitaal te maximaliseren.
Art. 12ter. — Zodra zij overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk II kennis hebben gekregen van het collectief ontslag, kunnen de werknemers en hun organisaties binnen de termijn vastgesteld in artikel 9, bij de arbeidsrechtbank een vordering instellen om de ontslagmaatregel te doen vernietigen krachtens artikel 12bis.
Art. 12quater. — Wanneer het collectief ontslag overeenkomstig artikel 12ter is vernietigd, moet de onderneming de ontslagen werknemers opnieuw tewerkstellen. »
Art. 3
Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
12 juli 2007.
Olga ZRIHEN. Joëlle KAPOMPOLÉ. |
Christophe COLLIGNON. |