4-14/1 | 4-14/1 |
12 JULI 2007
Dit wetsvoorstel neemt de tekst over van een voorstel dat reeds op 29 april 2005 in de Senaat werd ingediend (stuk Senaat, nr. 3-1186/1 - 2004/2005).
Artikel 371, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt de criteria die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de anciėnniteit van de griffiers.
Die bepaling stipuleert onder meer dat voor die berekening in aanmerking komt de tijd van inschrijving bij de balie, die op het tijdstip van de benoeming vier jaar te boven gaat, evenals de uitoefening van het ambt van notaris door een doctor of licentiaat in de rechten boven vier jaar (artikel 371, § 2, eerste lid, a), van het Gerechtelijk Wetboek).
Gelijkluidende bepalingen waren opgenomen voor de berekening van de anciėnniteit van magistraten (toenmalig artikel 365, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek).
Voor de berekening van de anciėnniteit van een magistraat kwam eveneens in aanmerking de tijd van inschrijving bij de balie, die op het tijdstip van de benoeming vier jaar te boven gaat, evenals de uitoefening van het ambt van notaris door een doctor of licentiaat in de rechten boven vier jaar (toenmalig artikel 365, § 2, a), van het Gerechtelijk Wetboek).
Inzake de magistraten stipuleerde artikel 8 van de wet van 27 december 2002 tot wijziging wat de wadden van de magistraten van de rechterlijke orde betreft, van het gerechtelijk Wetboek dat de ervaring als zelfstandige of in de privésector vanaf het begin in rekening kan worden gebracht en dit terwijl men de ervaring in de balie vermindert met de eerste vier jaar (zie artikel 365, § 2, a) en d)).
In zijn arrest van 30 juni 2004 (nr. 116/2004) heeft het toennalige Arbitragehof nu grondwettelijk hof de specifieke kenmerken van de ervaring aan de balie benadrukt.
Die specifieke ervaring kan niet worden vergeleken met de andere experiėntie in (juridische) beroepen. De balie brengt bij uitstek de kennis mee van een aantal werkelijkheden waarmee een magistraat, en dus ook een griffier, in zijn ambtsuitoefening wordt geconfronteerd, wat hem een beter inzicht verleent in het verloop van de gerechtelijke procedure en in de rol van de medewerkers van het gerecht, een betere kennis van de rechtsonderhorigen, een beter aanvoelen van het begrip contradictoir debat en van het beginsel van de rechten van verdediging.
Weliswaar legt het Gerechtelijk Wetboek bepaalde verplichtingen op aan de stagiairs, maar het maakt geen enkel onderscheid in hun nadeel op het stuk van de uitoefening van het beroep.
De vermelde specifieke kenmerken van ervaring aan de balie gelden ook tijdens de eerste vier jaar aan de balie (zie de overweging B.31 van het arrest van het toennalige Arbitragehof van 30 juni 2004).
In het licht van het voorgaande heeft het toennalige Arbitragehof artikel 365, § 2, eerste lid, d), van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij wet van 27 december 2002, vernietigd in zoverre met verwijzing naar artikel 365, § 2, eerste lid, a), de eerste vier jaren van inschrijving bij de balie voor de berekening van de geldelijke anciėnniteit van magistraten niet in aanmerking komen.
De programmawet van 27 december 2004 heeft artikel 365, § 2, eerste lid, a), dan ook gewijzigd in de zin dat voor de berekening van de anciėnniteit van een magistraat in aanmerking wordt genomen « de tijd van inschrijving bij de balie, evenals de uitoefening van het ambt van notaris door een doctor, licentiaat of master in de rechten ».
Volgens de thans geldende bepalingen wordt dus voor de berekening van de anciėnniteit van een magistraat zonder beperking rekening gehouden met de uitoefening van het beroep van advocaat evenals van notaris.
Voor de berekening van de anciėnniteit van een griffier wordt evenwel slechts rekening gehouden met de tijd van inschrijving bij de balie die op het tijdstip van de benoeming vier jaar te boven gaat, evenals het ambt van notaris boven vier jaar.
Hoewel het hogergeciteerde arrest van het toennalige Arbitragehof enkel de bepalingen inzake de magistratuur viseert, is het niettemin aangewezen de « griffiers — licentiaten in de rechten met balie- of notariservaring » op dezelfde wijze als de magistraten te behandelen.
Ingevolge hun balie-ervaring — dan wel ervaring als notaris — genieten die griffiers immers evenzeer van een bijzondere kennis van de gerechtelijke procedures en het gerechtelijk apparaat in het algemeen, welke op gelijke wijze als de magistraten valorisatie verdient.
Hugo VANDENBERGHE. |
Tony VAN PARYS. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 371, § 2, eerste lid, a), van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 2 augustus 1974 en gewijzigd bij de wet van 15 juni 2001, wordt vervangen als volgt :
« a) de tijd van inschrijving bij de balie, evenals de uitoefening van het ambt van notaris door een doctor, licentiaat of master in de rechten; ».
12 juli 2007.
Hugo VANDENBERGHE. |
Tony VAN PARYS. |