3-1063/7 | 3-1063/7 |
19 APRIL 2007
Nr. 4 VAN DE HEER WILLE
Art. 2
Dit artikel vervangen als volgt :
« Art. 2. — Artikel 123, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof wordt vervangen als volgt :
« § 1. Onverminderd de bevoegdheid van de Kamer van volksvertegenwoordigers om de rekeningen van het Arbitragehof op hun regelmatigheid te verifiëren en goed te keuren, worden de kredieten die voor de werking van het Arbitragehof nodig zijn, uitgetrokken als dotatie op de algemene uitgavenbegroting van het Rijk. ».
Verantwoording
Sedert 1984 wordt aan het Arbitragehof een dotatie toegekend op basis van artikel 123, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 dat het oorspronkelijke artikel 106, § 1, van de wet van 28 juni 1983 houdende de inrichting, de bevoegdheid en de werking van het Arbitragehof herneemt.
Die dotatie werd lange tijd behandeld zoals de grondwettelijke dotatie van de Kamer van volksvertegenwoordigers, van de Senaat en van leden van de Koninklijke Familie. Zij was ingeschreven in de afzonderlijke begroting der dotaties.
In de loop der jaren werd eveneens een « dotatie » toegekend aan het Rekenhof en aan een reeks nieuw opgerichte instellingen, met name het Vast Comité van toezicht op de politiediensten, het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten, de federale ombudslieden, de Hoge Raad voor de Justitie, de benoemingscommissies voor het notariaat en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Die instellingen zijn hetzij instrumenten van het Parlement (Rekenhof, Comités P & I, Ombudslieden, Privacycommissie), hetzij instrumenten voor (benoemings)functies die voorheen aan de uitvoerende macht toekwamen (Hoge Raad voor de Justitie, benoemingscommissies notariaat).
Wat de dotatie betreft, past het een onderscheid te maken tussen, enerzijds, de voornoemde « dotatiegerechtigde instellingen », die in het verlengde liggen van de wetgevende of de uitvoerende macht, en, anderzijds, het Arbitragehof, dat inzake dotatie kan worden behandeld zoals de Senaat, de Duitstalige Gemeenschap en de politieke partijen, die eveneens geen « begrotingsvoorstellen » neerleggen. Niettemin kan ook voor het Arbitragehof thans worden verwezen naar de algemene uitgavenbegroting van het Rijk in plaats van naar de begroting van de dotaties.
De financiële autonomie waardoor de onafhankelijkheid van het Arbitragehof als scheidsrechter tussen de verschillende wetgevers en als grondwettelijk rechter van wetgevende handelingen wordt gekenmerkt, verhindert niet dat het Arbitragehof door voorlegging van de rekeningen verantwoording dient af te leggen over het beheer van de hem toevertrouwde kredieten.
Het voorgestelde amendement beoogt hiervoor een evenwichtige regeling te bieden.
Paul WILLE. |