(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
Het Center for Global Development, een Amerikaanse denktank, bracht onlangs een interessant rapport uit over de bijdrage van de rijke westerse landen aan de ontwikkeling van arme landen. Dit rapport is interessant omdat men een beeld geeft van de nationale bijdragen aan ontwikkeling volgens een brede definitie. België scoort niet goed in dit rapport, en dat heeft verschillende oorzaken. Het gaat niet zozeer om onze ontwikkelingssamenwerking (die haalt een mooie 6e plaats), maar om andere parameters die eveneens waardevol zijn om onze bijdrage aan ontwikkelingssteun in te schatten.
De zeer lage score behalen we ook door ons gebrek aan handelsbetrekkingen met ontwikkelingslanden (12e plaats, maar vooral door het falen van de Doha-ronde is dit voor heel Europa en de VS een groot minpunt), door de lage investeringen in ontwikkelingslanden (10e plaats), door lage score op conflictpreventie en veiligheid (16e plaats) en het gebrek aan investeringen in research and development (R&D) (ook een 16e plaats).
Deze resultaten zijn bedroevend, omdat er al genoeg gewezen is op deze problemen. Uit zovele internationale rapporten blijkt dat België een zwak beleid heeft op het vlak van technologie, innovatie en onderzoek. Hetzelfde geldt voor het investeringsklimaat van de Belgische ondernemingen in de ontwikkelingslanden. De kwaliteit van deze ondernemingen zou getoetst kunnen worden aan duidelijke parameters zoals voorzien in de Guidelines for Multinational Enterprises van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO). Volgens het rapport gaat er gewoon te weinig geld en aandacht naar deze sectoren.
Vooral op het vlak van conflictpreventie is de lage score pijnlijk. Hoewel de wapenexporten geregionaliseerd zijn, blijven ze onze internationale politiek parten spelen. België is wereldwijd de op 4 na grootste uitvoerder van lichte wapens. Wapenleveringen zijn überhaupt nefast voor conflictpreventie, en vooral het gebrek aan transparantie bij de leveringen en licenties zorgt ervoor dat er weinig controle is. U sprak eerder tijdens de Herzieningsconferentie betreffende lichte wapens in New York over de stappen die België in de goede richting heeft gezet. Die zijn inderdaad onmiskenbaar (aangepaste wetgeving, steun aan ontwikkelingslanden en strenge Europese Unie (EU) gedragscode). Maar toch zijn de cijfers hard : België exporteert voor 175 miljoen dollar lichte wapens naar het buitenland en levert onrechtstreeks aan ondemocratische regimes. Het rapport meldt ook dat België weinig investeert in humanitaire hulp (6 % van onze Official Development Assistance (ODA) volgens de OESO, onder het Europese gemiddelde van 7,4 %) en internationale conflictpreventie.
Het is vanuit deze bezorgdheid dat ik u volgende vragen wil voorleggen.
1. Welk gedeelte van de Belgische ODA werd in 2003, 2004 en 2005 besteed aan humanitaire hulp en bijdragen tot conflictpreventie ? Aan welke initiatieven, partners of fondsen werden deze bedragen besteed ? Hoe gebeurde de opvolging van deze bijdragen, dat de gestorte bedragen ook daadwerkelijk ter plaatse raken en correct geïnvesteerd worden ?
2. Welke bijdragen en initiatieven heeft België de laatste jaren ondernomen om meer te investeren in conflictpreventie en humanitaire hulp ? Zijn hiervoor nieuwe structuren georganiseerd en zo ja, hoe werden zij reeds geëvalueerd ? In welke internationale fondsen wordt hiervoor geïnvesteerd ?
3. Welke vorm van overleg bestaat er tussen de actoren op federaal en regionaal vlak, wat betreft de wapenexporten ? Bestaan er wettelijke verplichtingen of akkoorden tot samenwerking tussen de gewesten en de federale Staat wat betreft wapenexporten en internationaal beleid ?
4. Is er mogelijkheid tot een protocolakkoord tussen de gewesten en de federale overheid, dat het buitenlandse beleid en het wapenexportbeleid beter op elkaar afstemt ? Is er mogelijkheid, mits financiële ondersteuning, om het afbouwen van de Belgische wapenindustrie te bevorderen ?
5. Welke maatregelen heeft de regering de afgelopen legislatuur genomen, om meer Belgische investeringen in ontwikkelingslanden mogelijk te maken ? Zijn hier al concrete resultaten merkbaar ?
Antwoord : De onderstaande tabel geeft een overzicht van de bedragen die in de jaren 2002 tot 2005 aan humanitaire hulp (voedselhulp inbegrepen) en aan conflictpreventie werden besteed en het respectieve percentage van de totale Belgische ODA.
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | |
Totaal ODA | 1 090 034 365 euro(s) | 1 595 383 237 euro(s) | 1 178 288 615 euro(s) | 1 579 720 349 euro(s) |
Humanitaire hulp (zonder voedselhulp) | 50 384 576 euro(s) | 49 695 332 euro(s) | 54 983 234 euro(s) | 57 399 308 euro(s) |
Voedselhulp | 28 608 539 euro(s) | 32 421 988 euro | 32 283 799 euro(s) | 36 676 075 euro(s) |
Totaal humanitaire hulp | 78 993 115 euro(s) | 82 117 320 euro | 87 267 033 euro(s) | 94 075 383 euro(s) |
% van de ODA | 7,2 % | 5,1 % | 7,4 % | 6,0 % |
Conflictpreventie | 10 892 617 euro(s) | 12 063 359 euro(s) | 24 265 315 euro(s) | 25 954 030 euro(s) |
% van de ODA | 1,0 % | 0,8 % | 2,1 % | 1,6 % |
Het betreft zeer gediversifieerde partners en initiatieven naar gelang van de internationale actualiteit en de humanitaire crises ten gevolge van conflicten of natuurrampen.
Ondanks ernstige crises in andere gebieden kreeg Centraal-Afrika steeds de voorrang, zowel bij humanitaire hulp, voedselhulp alsook bij conflictpreventie. In tegenstelling tot andere donoren, heeft België de humanitaire hulp voor de slachtoffers van de tsunami niet van het budget van de humanitaire hulp voor Centraal-Afrika afgehouden.
De belangrijkste partners waren :
1 voor noodhulp, rehabilitatie- en overgangshulp : de internationale VN-organisaties en het ICRC voor ongeveer de helft van het bedrag, de Belgische NGO's voor de andere helft;
2 voor voedselhulp : het WVP (Wereldvoedselprogramma) en de FAO (afdeling noodhulp) elk de helft;
3 voor conflictpreventie kunnen meer actoren worden ingeschakeld zoals Belgische NGO's, maar ook lokale organisaties, buitenlandse NGO's, internationale organisaties (VN en ICRC).
De verschillende acties worden opgevolgd door de diplomatieke missies, door de beheerders van de organisatie zelf wanneer het opvolgingsopdrachten betreft of, vaker nog, wanneer vereiste tussentijdse verslagen of eindverslagen moeten worden geëvalueerd in het kader van de toekenning van subsidies (narratieve en financiële verslagen met bewijsstukken wat de NGO's betreft).
Bij het aantreden van de huidige regering werden de bevoegdheden inzake de budgetten voor noodhulp en conflictpreventie herschikt en overgeheveld van de minister van Ontwikkelingssamenwerking naar de minister van Buitenlandse Zaken. Tot 1 oktober 2006 beheerde de DGOS de dossiers. Sindsdien zijn de activiteiten op het gebied van preventieve diplomatie en conflictbeheersing in een enkele dienst gebundeld, die rechtstreeks onder de voorzitter van de FOD ressorteert.
Bij de collegiale toetsing (peer review) formuleerde de DAC in 2005 aanbevelingen. Met het oog op een hogere efficiëntie en coherentie van de Belgische humanitaire hulp dienen de structuren en budgetten te worden bijgestuurd. Een andere aanbeveling betreft het uitwerken van een nota waarin het Belgische humanitaire beleid duidelijker wordt beschreven. Deze aanbevelingen worden momenteel uitgevoerd en/of onderzocht. In de maand september 2006 hebben de minister van Buitenlandse Zaken en mijzelf een « humanitair stuurplan » uitgewerkt.
Het promoten van de Belgische investeringen in het buitenland is strikt genomen geen bevoegdheid van de minister van Ontwikkelingssamenwerking. Toch heeft de Belgische ontwikkelingssamenwerking in deze legislatuur opnieuw de dialoog aangeknoopt met de bedrijven in België en in het buitenland met de bedoeling potentiële investeerders, ook Belgische, te sensibiliseren voor de ontwikkelingslanden in het algemeen en voor Afrika in het bijzonder. Zo waren er de conferentie « Ondernemen in Centraal-Afrika » van juni 2005, de rondetafelgesprekken van het departement Buitenlandse Zaken over de infrastructuur en het transport in de DRC of andere meer gerichte initiatieven. Ik had onder andere de bedoeling die leden van de Afrikaanse diaspora in België hierbij te betrekken die de middelen hebben of zinnens zijn in hun land te investeren. Momenteel zijn gesprekken aan de gang om de samenwerking concreet uit te werken. Let wel, bij het sensibiliseren voor investeringen in Afrika staat steeds de duurzame ontwikkeling van de Afrikaanse landen voorop. BIO, de Belgische Investeringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden werd in 2001 opgericht door de Belgische Maatschappij voor internationale investering en de Belgische Staat en waarvan de interventies worden gefinancierd door het budget van ontwikkelingssamenwerking, kan rechtstreeks investeren in bedrijven in ontwikkelingslanden.