3-2427/2 | 3-2427/2 |
25 APRIL 2007
I. INLEIDING
Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 51-3058/1).
Het werd op 25 april 2007 goedgekeurd door de Kamer van volksvertegenwoordigers en overgezonden naar de Senaat. Deze heeft het ontwerp nog dezelfde dag geëvoceerd.
De commissie heeft de haar overgezonden artikelen besproken tijdens haar vergadering van 25 april 2007.
II. INLEIDENDE UITEENZETTINGEN
A. Inleidende uiteenzetting door de minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid (artikelen 1 tot 12)
De minister wijst erop dat tijdens de begrotingscontrole van 2007 de regering beslist heeft om een Federaal Energie Instituut te creëren. De minister werd door de regering gemandateerd om voor de financiering van dit instituut een begrotingsfonds op te richten, waarin een bedrag van 5 miljoen euro zal worden gestort afkomstig van de eenmalige bijdrage ten belope van 12 miljoen euro gestort door de oliesector. Deze financiering moet het Federaal Energie Instituut de kans bieden om onderzoeksprojecten te voeren inzake aardolie. Bijgevolg werd dan ook in het voorontwerp van wet een hoofdstuk ingevoerd ter creatie van dergelijk begrotingsfonds.
De Raad van State heeft er in zijn advies op gewezen dat de oprichting van een begrotingsfonds niet nodig is omdat artikel 46 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen reeds voorziet in een fonds beheerd door de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie waarin de eenmalige bijdrage wordt gestort. Er was dus reeds een voldoende wettelijke grondslag aanwezig. Daarom heeft de minister geopteerd om niet te werken met een begrotingsfonds maar wel met een wachtrekening bij de Thesaurie beheerd door de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie. De Koning kan dan in overleg met de oliesector de eigenlijke bestemming van de eenmalige bijdrage bepalen.
B. Inleidende uiteenzetting door de staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën (artikelen 66 tot 183)
De heer Jamar stipt aan dat dit ontwerp van programmawet een aantal bepalingen bevat inzake fraudebestrijding en inzake de inning van de belastingen. Tevens worden enkele specifieke wijzigingen aan het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992) beoogd, waarbij het meer bepaald gaat om fiscale maatregelen ter bevordering van energiebesparingen. Andere bepalingen hebben dan weer betrekking op de vennootschapsbelastingen (bedrijfswagens, belastingaftrek voor octrooi-inkomsten, vestiging van de belastingen).
III. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING
Wat het voorgestelde artikel 2 betreft, merkt de dienst Wetsevaluatie van de Senaat op dat luidens dit artikel de individuele bijdrageplicht moet worden gestort op een wachtrekening. Een individuele bijdrageplicht kan niet worden gestort, een verplichte individuele bijdrage wel.
De minister merkt op dat de grond van de opmerking juist is maar dat echter de bedoeling van de voorgestelde bepaling voldoende duidelijk is.
Verder merkt de dienst Wetsevaluatie van de Senaat op dat het voorgestelde artikel 103 artikel 10 van het koninklijk besluit nr. 3 van 10 december 1969 vervangt en dat als gevolg van deze vervanging ook artikel 11 van dat koninklijk besluit moet worden gewijzigd. Dat artikel 11 bevat immers 5 verwijzingen naar artikel 10 die niet langer correct meer zullen zijn.
De staatssecretaris gaat akkoord met de opmerking. Hij geeft er echter de voorkeur aan om op dit ogenblik geen amendementen meer te aanvaarden en om op die manier geen risico's te lopen voor het geheel van de andere voorgestelde artikelen.
Daarnaast beslist de commissie volgende tekstcorrecties te aanvaarden :
Artikel 10
De verwijzing in § 2 naar artikel 7 moet worden vervangen door een verwijzing naar artikel 8.
Artikel 74
De verwijzing in het eerste lid naar artikel 84septies moet worden vervangen door een verwijzing naar artikel 84octies.
IV. STEMMINGEN
Het geheel van de naar de commissie verwezen artikelen wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Berni COLLAS. | Luc WILLEMS. |
Behoudens de twee voormelde tekstcorrecties is de tekst van de door de commissie aangenomen artikelen dezelfde als die overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers (zie stuk Kamer, nr. 51-3058/23)