3-216 | 3-216 |
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging zie stuk 3-1517/2.
Mme Olga Zrihen (PS), corapporteuse. - Le rapport que j'ai eu l'occasion de rédiger conjointement avec M. Wille nous a permis d'examiner quatre des plus grands pays en développement : le Brésil, la Russie, l'Inde et la Chine.
Ces pays sont au coeur de l'actualité économique. Pas un jour ne passe sans qu'un événement ne leur soit associé de près ou de loin.
Le rapport de Goldman Sachs prévoit que la Chine et l'Inde se hisseront respectivement aux premier et troisième rangs mondiaux en 2050, les États-Unis et le Japon se trouvant relégués aux deuxième et quatrième places. Si la Russie connaît une évolution moins spectaculaire, elle est néanmoins appelée à devenir la première puissance européenne devant l'Allemagne. La démographie n'est pas le facteur déterminant pour expliquer l'émergence de ces nouveaux géants. En effet, les projections réalisées par l'ONU montrent que la structure de la population mondiale ne devrait pas évoluer fortement sur cette période. Si le poids de la Chine dans la population mondiale est appelé à diminuer, celui de l'Inde devrait se stabiliser. Le modèle de Goldman Sachs repose en fait sur une hypothèse forte de convergence progressive des niveaux de vie.
Le produit intérieur brut par habitant augmentant, l'écart entre les pays BRIC et les économies développées devrait se resserrer. Cette convergence n'en sera pas moins lente et si les écarts de niveau de vie devraient être réduits en 2050, ils n'auront pas pour autant disparu.
L'étude de Goldman Sachs ne constitue en aucun cas une prévision exacte de la croissance mondiale sur les prochaines années. Elle propose un scénario qui repose sur un certain nombre de conditions fondamentales. Elle suppose que des facteurs qui ont permis à des pays comme la Corée, Taiwan ou le Portugal, d'accéder en une génération au statut de pays industrialisés, pourront être transposés à une tout autre échelle à la Chine, l'Inde ou la Russie.
Ainsi, le rattrapage des BRIC est largement conditionné par un ensemble de facteurs tant internes qu'externes : le développement du capital humain, l'accès aux ressources naturelles, l'absence de grands conflits internationaux, la mise en place d'institutions et de politiques appropriées et, enfin, le maintien de l'ouverture des marchés internationaux.
Plusieurs questions sont posées dans le rapport :
Qu'est-ce qu'une puissance ? Peut-on dire que les BRIC sont des puissances régionales mondiales ? Quelles sont les interactions entre eux ? Y a-t-il une forme de mainmise des BRIC sur l'Afrique ? Une série de recommandations au gouvernement sont formulées à la fin de ce rapport. Celles-ci devraient permettre à la Belgique de rester attentive aux développements sociaux, environnementaux et économiques dans les BRIC et de demeurer, tout comme l'Union européenne, un partenaire à part entière dans les années à venir.
Ce rapport a été adopté à l'unanimité.
De heer Paul Wille (VLD), corapporteur. - Ik kan het verslag van mevrouw Zrihen onmogelijk verbeteren en voel me daarom bevrijd van mijn taak als rapporteur. Ik wil dan ook een uiteenzetting houden namens de VLD.
Nergens beter dan in de Senaat kan de belangrijke vraag worden beantwoord naar de kwaliteit van de groei in de vier grote landen Brazilië, Rusland, India en China, en naar de invloed ervan op de Belgische en Europese situatie, nu en in de toekomst. We hebben daar dan ook de tijd voor genomen en met `we' bedoel ik, zonder te willen polemiseren, de democratische families van de Senaat. Het moet me echter van het hart dat de afwezigheid van de christendemocratische familie in dit debat elke keer zo groot was dat ik me er eigenlijk door beledigd voel. Ik heb dat vanmiddag ook aan de fractievoorzitter van de CD&V gezegd. Deze problematiek zou iedereen moeten interesseren en ik kan me niet voorstellen dat voor deze familie, waarvoor ik respect heb, de buitenlandse politiek gelijkstaat met Afrikaanse politiek en de Afrikaanse politiek zich beperkt tot Broederlijk Delen. Ik hoop dat ze ten minste het respect zullen hebben de teksten te lezen.
In een paar grote lijnen wil ik proberen omvang en gewicht van dit werkstuk naar voren te brengen. Het gaat over vier landen die een gemeenschappelijk punt hebben, namelijk een merkwaardige groei, waarvan de kwaliteit echter vaak zeer verschillend is. Er wordt gezegd dat de duurzaamheid van de groei in India groter is dan in China. Dat is een waardeoordeel. Wij hebben in elk geval nooit de bedoeling gehad, zoals in een songfestival, een winnend land te kiezen. Wel wilden we nagaan hoe we de kwaliteit van de groei konden inschatten, zowel om de levenskwaliteit van de grootste groepen van het betrokken land te verbeteren, als om die groei op een juiste manier te gebruiken voor het wegwerken van grote onbalansen.
Op dat punt zien we bepaalde grondige gelijkenissen, maar ook grote verschillen. In de Aziatische landen en dan vooral in China zien we dat de aanpak van de problemen uit het verleden ten koste van het leefmilieu ging. De uitspraak van Deng Xiaoping, `No matter if it is a white cat or a black cat; as long as it can catch mice, it is a good cat', bleek desastreuze gevolgen te hebben, te meer omdat opnieuw de zwakste groepen in de maatschappij er het slachtoffer van zijn. De gevolgen op het vlak van infrastructuur, milieu, bodemverontreiniging, drinkwater zijn eigenlijk nauwelijks te overzien.
In India is het de bedoeling op zeer korte termijn, ongeacht de samenstelling van de regering, een aantal zaken te realiseren voor de minderen in de maatschappij. Tot spijt van velen kunnen echter bepaalde gevolgen van de globalisering niet altijd op korte termijn worden weggewerkt.
Voortdurende groei zal nodig zijn om een en ander weg te werken. In China is er momenteel een spanningsveld over de mogelijke oplossing van het vergrijzen van de bevolking. Er is nog altijd de one child policy en een grote groei van een jonge bevolking is voor de ene een probleem en voor de andere een troef.
In Europa beschouwt men India als het werkatelier en het servicekantoor van de wereld. Dat is een totaal achterhaalde conservatieve benadering. Ze stemt niet meer overeen met de realiteit.
Mevrouw Zrihen en ikzelf hebben geprobeerd over een land waarover we minder wisten, veel te weten te komen. De medewerking van de ene ambassade was al wat beter dan de andere, maar mevrouw Zrihen is erin geslaagd de groei en de ontwikkeling van Brazilië, een enorm land met een grote bevolking en een grote achterstand, in kaart te brengen. Het wegwerken van de onbalansen en de aanpak van het armoedeprobleem is de grote uitdaging. Wanneer men daar onvoldoende mee bezig is, dan ontstaan er extreem rechtse bewegingen die proberen veiligheid te creëren in de favelas en in de grote steden. Dan misbruikt men het onrecht tegenover de minderbedeelden om politieke groepen te versterken. Niemand kan daar achter staan.
We hebben geprobeerd de groei van deze landen niet tegenover de achteruitgang van ons werelddeel te stellen. Dat is trouwens een kortzichtige visie. We zijn er vast van overtuigd dat de groei van die vier landen, met de zogenaamde foreign direct investment, een absolute win-winsituatie kan zijn. België kan naast een rol in de internationale politiek, ook een bilaterale rol spelen. De gevolgen van de groei uiten zich meestal in grote monetaire reserves van vreemde munten en in een afwezigheid in sectoren als distributie en de handel. Welnu, we zouden met die landen kunnen onderhandelen om in de toekomst hun investeringsbeleid in Europa te situeren, al dan niet binnen de huidige EU.
Zelfs op het vlak van de kennis is het oude idee van de braindrain ondertussen al lang geëvolueerd. Een aantal landen die we altijd als de daders van migratie naar ons gebied hebben beschouwd, zijn intussen op basis van een eigen groei netto immigratielanden.
We hebben de problematiek van Rusland, meer bepaald de energievoorziening, besproken en de manier waarop de aanwezigheid van grondstoffen wordt gebruikt om zich strategisch en geopolitiek een positie te verwerven. We hebben erop gewezen dat het geen goede politiek zou zijn mochten de groeilanden voor de eigen energiebevoorrading een politiek ontwikkelen ten opzichte van een aantal landen die grondstoffen hebben.
Terwijl prijzen van dergelijke grondstoffen, bijvoorbeeld uit India of China fors stegen, waardoor die landen een veel sterkere groei kennen dan vroeger, moeten een aantal arme landen uit Afrika die hoge grondstofprijzen betalen en kunnen zij die hoge prijzen alleen compenseren met de export van landbouwproducten.
De aanbevelingen van de resolutie zijn dan ook een boodschap aan de regering om op een positieve manier de win-winsituatie te helpen implementeren, zonder te betuttelen of een moreel oordeel uit te spreken. We moeten tegenover hen durven erkennen dat wij, toen wij in onze groeifase waren, vaak onvoldoende het recht van de armen onder ogen hebben genomen, dikwijls landen hebben geplunderd en de principes van good governance vaak schromelijk geschonden. Toch moeten we er bij die landen op aandringen dat zij beter dan wij in het verleden omspringen met hun groei. Vaak gaat het om landen die in hun regio niet alleen decision makers zijn, maar ook op militair cruciale beslissingen over oorlog en vrede zullen nemen.
Als conclusie wijs ik er nog op dat het niet evident was om met alle politieke families die aan de commissiewerkzaamheden deelnamen, spanningen en discussies te vermijden. Mevrouw Zrihen heeft me bijvoorbeeld bijzonder weinig toegegeven in een aantal discussies, maar we hebben wel een grondige discussie kunnen voeren met elkaar en met leden van andere fracties. We zijn uiteindelijk tot een brede consensus gekomen over de houding die we moeten aannemen tegenover die snel groeiende landen. Ik kan alleen maar hopen dat het verslag van onze werkzaamheden moreel hoogstaand genoeg is, zodat het nog lang en vaak zal worden gelezen.
(Langdurig en levendig applaus)
De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Het verheugt me dat de resolutie het ook heeft over mensen- en volkenrechten en dat ze niet alleen oog heeft voor het economische perspectief voor ons, maar ook en zelfs vooral voor de mensen ter plekke. Mensrechten zijn niet altijd evident in de landen die werden bestudeerd. Ik hoop alleen maar dat ook de volgende regering daar voldoende aandacht zal aan besteden.