3-2423/3

3-2423/3

Belgische Senaat

ZITTING 2006-2007

24 APRIL 2007


Wetsontwerp tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN EN VOOR DE ADMINISTRATIEVE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW TALHAOUI


I. INLEIDING

Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 51-3009/1).

Het werd op 19 april 2007 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 121 stemmen bij 4 onthoudingen.

Het werd op 20 april 2007 overgezonden aan de Senaat en dezelfde dag geëvoceerd.

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 24 april 2007.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VICE-PREMIER EN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN

Het mag duidelijk zijn dat veiligheid een essentiële overheidstaak is en dat de politie hierin « als sterke arm » een wezenlijke rol dient te spelen, doch evenzeer dat politie en justitie dit niet alleen kunnen. Vandaar het belang van preventie (onder het motto « voorkomen is beter dan genezen ») en een goed partnerschap tussen politie en andere actoren op het domein van veiligheid.

Een van die andere actoren is de categorie van niet-politionele publieke toezichthouders, die onder diverse benamingen en met diverse statuten in het straatbeeld zijn opgedoken de laatste jaren.

Naast het noodzakelijke « blauw op straat » vinden we in onze steden en gemeenten veiligheids- en preventieagenten terug, actieve stadswachten, lijnspotters, parkwachters, stewards, maar ook gemeentelijke « bestraffende » functionarissen, belast met het bedwingen van overlast door middel van administratieve boetes. Deze niet-politionele veiligheidsberoepen worden steeds talrijker. Ze hebben elk een eigen benaming, een eigen taakomschrijving en een eigen uniform, evenwel zonder specifiek reglementair kader maar vaak met hetzelfde doel voor ogen.

Dit leidt niet alleen tot een mogelijke overlapping met de taken van andere, wel gereglementeerde toezichtfuncties, zoals private bewakingsagenten, maar ook tot verwarring bij de bevolking. Het gevaar bestaat dat de bevolking sommige van deze beambten bevoegdheden toeschrijft die zij niet hebben, met mogelijk rechtsmisbruik tot gevolg.

Het statuut van « alle » toezichthouders moet wettelijk geregeld worden. Voor de niet-politionele publieke toezichthouders is dit vandaag niet het geval. Er gelden weliswaar bepaalde regels maar deze zijn verspreid over verschillende, vaak sociaalrechtelijke, regelgevingen en zijn geenszins op elkaar afgestemd.

Zowel de functie, de plichten als de bevoegdheden van deze terreinwerkers moeten juridisch worden vastgelegd. De logica vereist dat wie in dezelfde omstandigheden gelijke taken uitvoert, op een gelijkaardige wijze wettelijk wordt omkaderd en aan gelijkaardige vereisten moet voldoen, bijvoorbeeld inzake opleiding en profiel. Er moet ook een controle zijn op deze toezichthouders. Dat hoort zo in een democratische rechtsstaat.

Deze initiatieven moeten dus een wettelijk en functioneel samenhangend geheel vormen. Dat is precies wat dit ontwerp tracht te doen : een uniek wettelijk kader creëren voor alle niet-politionele publieke wachters. Het is dus geenszins de bedoeling een bijkomende categorie te maken.

De krachtlijnen van het ontwerp zijn :

— een algemene benaming « gemeenschapswacht » toekennen;

— de activiteiten, het werkterrein en de bevoegdheden van de gemeenschapswachten nauwkeurig bepalen;

— een duidelijk onderscheid maken tussen openbare en private toezichtsfuncties; Dat is noodzakelijk aangezien de activiteiten van de verschillende toezichters soms samenvallen met die van de private veiligheid. Beide functies zijn niet concurrentieel, maar wel complementair;

— de functionele relaties tussen deze gemeenschapswachten en de politiediensten verbeteren;

— de toegangs- en uitoefeningsvoorwaarden, inclusief de veiligheids- en opleidingsvoorwaarden en de controle op deze beambten regelen;

— de zichtbaarheid van deze beambten en hun herkenning door de bevolking verbeteren door een uniforme werkkleding met eenzelfde embleem te voorzien en het zichtbaar dragen van een identificatiekaart verplicht te stellen;

— deze beambten de middelen geven om hun taken efficiënt uit te voeren (het vaststellen van inbreuken in het kader van de administratieve gemeentelijke sancties, artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet).

Het ontwerp heeft geen betrekking op de arbeidsvoorwaarden of het sociaal statuut van de beambten die deze functie uitoefenen. Op dit punt wordt de gemeentelijke autonomie gerespecteerd. Ook inzake de financiering van de dienst gemeenschapswacht is dit ontwerp niet regulerend.

Geen enkele gemeente wordt trouwens verplicht een dienst gemeenschapswachten in te richten. De gemeente heeft daarvoor de vrije keuze en in die zin wordt niet geraakt aan de gemeentelijke autonomie. Het ontwerp bepaalt slechts het kader waarin de functie van gemeenschapswacht moet worden georganiseerd indien de gemeente wel beslist deze activiteiten op haar grondgebied te organiseren.

III. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING

De heer Delpérée verheugt zich over het initiatief van de minister van Binnenlandse Zaken om het wettelijk stelsel voor de gemeenschapswachten te stroomlijnen. Hij vraagt zich echter af of de gewenste samenhang in de hele tekst terug te vinden is.

Artikel 8 bepaalt de voorwaarden waaraan de gemeenschapswachten en de gemeenschapswachten-vaststellers moeten voldoen. In het 2º van dit artikel worden een aantal welbepaalde veroordelingen opgesomd. Hij stelt vast dat dit onderscheid niet gemaakt wordt voor de gemeenteambtenaren-vaststellers inzake administratieve sancties, en dat voor hen elke veroordeling zonder onderscheid bedoeld wordt. Het koninklijk besluit van 5 december 2004 legt dus strengere voorwaarden op dan het onderhavige wetsontwerp.

Artikel 12 voorziet in het dragen van een identificatiekaart. Hij herinnert eraan dat de ambtenaren-vaststellers ook reeds een identificatiekaart hebben. Gaat het om dezelfde kaart ?

Ontwerpartikel 21 wijzigt artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet. Gemeenteambtenaren-vaststellers zullen een identiteitsbewijs mogen opvragen. Kunnen zij dit vragen of eisen ? Om de tekst op dit punt duidelijker te maken dient hij een amendement in (amendement nr. 1, stuk Senaat, nr. 3-2423/2) waarin hij voorstelt het woord « opvragen » te vervangen door het woord « opeisen ». Aangezien de huidige tekst van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet het woord « gemeenteambtenaar-vaststeller » niet bezigt, stelt hij in hetzelfde amendement voor het woord « vaststeller » te schrappen.

De minister wijst er op dat de gemeenteambtenaren geen dwang mogen gebruiken. Dat is het essentiële onderscheid met politietaken. Hij verwijst hierbij naar een gelijkaardige discussie over de veiligheidsagenten van de openbare vervoersmaatschappijen, die enkel handboeien en peperspray mogen gebruiken. Het karakteristieke van gemeenschapswachten is dat zij geen dwangmiddelen mogen gebruiken. Het woord « vragen » is dus in dit geval juister dan het woord « eisen ». Eisen veronderstelt dat de gepaste dwangmiddelen kunnen worden ingezet. Hij verkiest daarom dat de huidige tekst wordt gehandhaafd.

Het woord « vaststellende » zoals het in de tekst staat, is gebruikt om aan te duiden dat er een verschil bestaat tussen gemeenschapswachten met vaststellingsbevoegdheid en gemeenschapswachten zonder deze bevoegdheid. In artikel 119bis is er sprake van een gemeenteambtenaar. Welnu een gemeenschapswacht is een gemeenteambtenaar. Er is volgens hem dus geen tegenspraak. Ook op dit punt is het amendement voor hem overbodig.

De heer Delpérée vindt dat de tekst van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet moeilijk te begrijpen wordt. Het 1º van de huidige § 6, dat reeds 2 leden bevat, vermeldt alleen « gemeenteambtenaren ». Het ontwerp voegt er twee leden aan toe waarvan het eerste het woord « gemeenteambtenaar-vaststeller » gebruikt zonder te verduidelijken wat het verschil is met het andere woord in dezelfde paragraaf. Wetgevingstechnisch lijkt hem dit weinig coherent.

Op de vraag van de heer Delpérée over de voorwaarden die de gemeenschapswachten worden opgelegd in artikel 8 van het ontwerp, antwoordt de minister dat de opmerking over de strengere voorwaarden in het koninklijk besluit terecht is. Hij wijst er evenwel op dat de wet voorrang heeft op het koninklijk besluit en dat dit laatste zal worden aangepast.

IV. STEMMINGEN

Het amendement nr. 1 wordt verworpen met 10 stemmen tegen één stem.

Het geheel van het geëvoceerde ontwerp wordt goedgekeurd met 10 stemmen bij één onthouding.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.

De rapporteur, De voorzitter,
Fauzaya TALHAOUI. Ludwig VANDENHOVE.

De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp (zie stuk Kamer, nr. 51-3009/004)