3-2363/3 | 3-2363/3 |
24 APRIL 2007
I. INLEIDING
Dit optioneel bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 51-2721/1).
Het werd op 29 maart 2007 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 90 tegen 19 stemmen bij 18 onthoudingen.
Het werd op 30 maart 2007 overgezonden aan de Senaat en dezelfde dag geëvoceerd.
De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 12, 18 en 24 april 2007, in aanwezigheid van de minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN AMBTENARENZAKEN, MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE, GROOTSTEDENBELEID EN GELIJKE KANSEN
Zie stuk Senaat, nr. 3-2362/3.
III. ALGEMENE BESPREKING
Mevrouw Durant herinnert aan haar vraag over het niet gebruiken van de term seksisme waaraan zij vrij gehecht is, ook al biedt de tekst een oplossing voor een aantal discriminaties en voorziet hij in een aantal rechtsmiddelen voor de benadeelde personen.
Recent werd nog vastgesteld, onder meer in verband met bepaalde reclame, dat seksisme alom tegenwoordig is in onze samenleving, dat men het verschijnsel moet kunnen benoemen en dat is iets wat het ontwerp niet doet. Het benoemen van een probleem kan de zaken nochtans doen bewegen. Spreekster zal hierover geen amendement indienen omdat zij wil dat het ontwerp onverwijld wordt aangenomen. Zij verwijst overigens naar haar wetsvoorstel tot bestraffing van bepaalde door seksisme ingegeven daden (stuk Senaat nr. 3-1840/1) dat in ruime mate is ingegeven door de racismewet en door de principes vervat in de voorliggende ontwerpen.
De minister antwoordt dat in de Kamer een soortgelijk amendement is ingediend maar dat het werd verworpen. Hoewel de minister een dergelijk amendement niet afwijst, wenst hij toch zoals vorige spreekster dat de voorliggende ontwerpen zo snel mogelijk wet worden.
Mevrouw de T' Serclaes deelt de bezorgdheid van mevrouw Durant maar is van mening dat seksistisch gedrag op basis van de huidige wet bestraft kan worden, aangezien het geslacht één van de mogelijke criteria voor discriminatie is.
Ook via het begrip intimidatie is bestraffing van bepaald gedrag mogelijk maar het begrip is niet zo duidelijk als het begrip seksisme.
De heer Hugo Vandenberghe verwijst naar de opmerkingen van de dienst Wetsevaluatie van de Senaat :
« TITEL I
Artikel 2
— Eerste streepje : het betreft hier richtlijn 75/117/EEG van de Raad van 10 februari 1975 ...
— tweede streepje : het betreft hier richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 ... gewijzigd door richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002.
Artikel 4
De indeling in paragrafen opheffen : zij is niet verantwoord als elke paragraaf uit slechts één lid bestaat.
Artikel 6
§ 1 :
Zoals hij nu is opgesteld, bepaalt deze paragraaf eerst het toepassingsgebied ratione materiae (Met uitzondering van de aangelegenheden ...), vervolgens het toepassingsgebied ratione personae (zowel in de overheidssector als in de particuliere sector) om ten slotte opnieuw het toepassingsgebied ratione materiae te bepalen (punten 1 tot 8).
Voor een betere leesbaarheid is het logischer de toepassingsgebieden samen te brengen.
De tekst zou als volgt kunnen worden gesteld :
« Deze wet is van toepassing op alle personen, zowel in de overheidssector als in de particuliere sector, met inbegrip van overheidsinstellingen.
Met uitzondering van de aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen en Gewesten vallen, heeft deze wet betrekking op :
... »
§ 2 te wijzigen als volgt :
§ 2 Wat de arbeidsbetrekkingen als bedoeld in § 1, 5º, betreft, is deze wet onder meer van toepassing op :
1º de voorwaarden voor toegang tot arbeid, waaronder onder meer wordt begrepen :
— ...
2º de bepalingen en praktijken met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en beloning, waaronder onder meer wordt begrepen :
— ...
3º de bepalingen en de praktijken inzake de beëindiging van de arbeidsbetrekking, waaronder onder meer wordt begrepen :
...
§ 3 te wijzigen als volgt :
« § 3 Wat de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid als bedoeld in § 1, 4º,betreft, is deze wet onder meer van toepassing op :
... »
De opmerkingen over artikel 6 gelden voor de drie ontwerpen inzake discriminatie :
Opschrift | Nummer van het ontwerp | Artikel |
Racismewet | 3-2362 | 5 |
Genderwet | 3-2363 | 6 |
Anti-discriminatiewet | 3-2364 | 5 |
Artikel 7
In het Frans luidt het juiste opschrift van de wet van 4 augustus 1996 :
Loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de (en niet « dans ») l'exécution de leur travail.
De opmerkingen over artikel 7 gelden voor de drie ontwerpen inzake discriminatie :
Opschrift | Nummer van het ontwerp | Artikel |
Racismewet | 3-2362 | 6 |
Genderwet | 3-2363 | 7 |
Anti-discriminatiewet | 3-2364 | 6 |
Artikel 8
In de tweede zin van de Franse tekst : « ..., sauf dans les hypothèses ... (en niet « des les hypothèses ... »).
Artikel 9
§ 2 :
— interpunctie : in het Frans de komma schrappen na « ...détermine de manière limitative, ... ».
Het is raadzaam te bepalen dat de exhaustieve lijst wordt opgesteld met inachtname van de voorwaarden bepaald in § 1.
Voorstel tot vervollediging :
§ 2. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na raadpleging van het Instituut, op limitatieve wijze de goederen en diensten die beschouwd kunnen worden als exclusief of essentieel bestemd voor de leden van één geslacht, overeenkomstig de voorwaarden bepaald in § 1.
§ 3 : Tekst stemt niet overeen :
« § 3. Bij gebreke van de in de vorige paragraaf bedoelde koninklijke besluiten, en uiterlijk op 21 december 2007, komt het de rechter toe ... »
In het Nederlands, « uiterlijk op » vervangen door « tot uiterlijk ».
Is een uiterste datum trouwens wel nodig ?
Zoals de tekst nu is opgesteld, kan de rechter na 21 december 2007 niet langer nagaan of aan de voorwaarden voor de afwijking van § 1 is voldaan, aangezien vanaf die datum richtlijn 2004/113/EG van de Raad moet zijn omgezet en bij koninklijk besluit een limitatieve lijst met goederen en diensten moet zijn opgesteld waarvoor een afwijking mogelijk is.
Als die koninklijke besluiten tegen die datum niet bestaan, ontstaat er een juridisch vacuüm.
De volgende woorden kunnen dan ook beter worden geschrapt :
« ...en uiterlijk op 21 december 2007, ... »
Artikel 10
§ 1.
« Objectief » invoegen tussen « als het » en « gerechtvaardigd is ».
Ratio : overeenstemming met de andere bepalingen van de tekst (bijvoorbeeld artikel 9, artikel 14, ...)
§ 2 :
« § 2. « Deze bepaling is niet van toepassing op verzekeringsovereenkomsten die worden afgesloten in het kader van een aanvullende regeling voor sociale zekerheid. Deze overeenkomsten worden exclusief beheerst door artikel 12. »
Commentaar :
« Deze bepaling » : niet juist
Over welke bepaling gaat het ?
Wellicht wordt gedoeld op de afwijking bepaald in § 1 inzake verzekeringscontracten.
Het volstaat echter niet terug te verwijzen naar § 1, aangezien die zelf verwijst naar artikel 8, dat op zijn beurt enkel betrekking heeft op artikel 6, § 1, 1º, terwijl de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid — waarvan in § 2 sprake is — vermeld worden in artikel 6, § 3.
Er moet dus worden verwezen naar het principe van de afwijking.
Voorstel tot verbetering van § 2 : « De afwijking inzake verzekeringscontracten bedoeld in § 1, is niet van toepassing ... (onveranderd). »
Artikel 13
Dit artikel bepaalt dat een onderscheid op grond van geslacht enkel kan worden gerechtvaardigd « op grond van een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste ».
Dezelfde uitzondering op het verbod op discriminatie in arbeidsbetrekkingen, staat ook in de andere delen van het federale anti-discriminatierecht :
Loi-genre 51-2721/008, art. 13 — Genderwet 51-2721/008 art. 13 | Loi-racisme 51-2720/011, art. 8 — Racismewet 51-2720/011 art. 8 | Loi anti-discrim. 51-2722/008, art. 8 — Anti-discriminatiewet 51-2722/008 art. 8 |
§ 1er. Dans le domaine des relations de travail, et sous réserve des articles 16, 17 et 18, une distinction directe fondée sur le sexe, ne peut être justifiée que sur la base d'une exigence professionnelle essentielle et déterminante. — § 1. Op het vlak van de arbeidsbetrekkingen, en onder voorbehoud van artikelen 16, 17 en 18, kan een direct onderscheid op grond van geslacht enkel worden gerechtvaardigd op grond van een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste. | § 1er. Dans le domaine des relations de travail, une distinction directe fondée sur une prétendue race, la couleur de peau, l'ascendance ou l'origine nationale ou ethnique, ne peut être justifiée que sur la base d'une exigence professionnelle essentielle et déterminante. — § 1. Op het vlak van de arbeidsbetrekkingen kan een direct onderscheid op grond van een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming, enkel gerechtvaardigd worden op basis van een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste. | § 1er. Par dérogation à l'article 7, et sans préjudice des autres dispositions du présent titre, une distinction directe sur base de l'âge, ..., peut uniquement être justifiée par des exigences professionnelles essentielles et déterminantes. — § 1. In afwijking van artikel 7, en onverminderd de overige bepalingen van deze titel, kan een direct onderscheid op grond van leeftijd, seksuele geaardheid, geloof of levensbeschouwing of een handicap in de in artikel 5, § 1, 4º, 5º en 7º, bedoelde aangelegenheden uitsluitend gerechtvaardigd worden op grond van wezenlijke en bepalende beroepsvereisten. |
§ 2. Il ne peut être question d'une exigence professionnelle essentielle et déterminante que lorsque: — § 2. Van een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste kan slechts sprake zijn wanneer: | § 2. Il ne peut être question d'une exigence professionnelle essentielle et déterminante que lorsque: — § 2.. Van een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste kan slechts sprake zijn wanneer: | § 2. Il ne peut être question d'une exigence professionnelle essentielle et déterminante que lorsque: — § 2. Van een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste kan slechts sprake zijn wanneer: |
— une caractéristique déterminée liée au sexe est essentielle et déterminante en raison de la nature spécifique de l'activité professionnelle concernée ou du contexte de son exécution, et; — een bepaald kenmerk dat verband houdt met het geslacht vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd, wezenlijk en bepalend is, en; | — une caractéristique déterminée, liée à une prétendue race, ..., est essentielle et déterminante en raison de la nature spécifique de l'activité professionnelle concernée ou du contexte de son exécution, et; — een bepaald kenmerk, dat verband houdt met een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming, vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd, wezenlijk en bepalend is, en; | — une caractéristique déterminée, liée à l'âge, ...., est essentielle et déterminante en raison de la nature des activités professionnelles spécifiques concernées ou du contexte dans lequel celles-ci sont exécutées, et; — een bepaald kenmerk, dat verband houdt met leeftijd, seksuele geaardheid, geloof of levensbeschouwing of een handicap, vanwege de aard van de betrokken specifieke beroepsactiviteiten of de context waarin deze worden uitgevoerd, wezenlijk en bepalend is, en; |
— l'exigence repose sur un objectif légitime et est proportionnée par rapport à celui-ci. — — het vereiste berust op een legitieme doelstelling en evenredig is ten aanzien van deze nagestreefde doelstelling. | — l'exigence repose sur un objectif légitime et est proportionnée par rapport à celui-ci. — — het vereiste berust op een legitieme doelstelling en evenredig is ten aanzien van deze nagestreefde doelstelling. | — l'exigence repose sur un objectif légitime et est proportionnée par rapoport à celui-ci. — — het vereiste berust op een legitieme doelstelling en evenredig is ten aanzien van deze nagestreefde doelstelling. |
§ 3. Le Roi, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, détermine les situations dans lesquelles une caractéristique déterminée constitue, conformément aux conditions visées au paragraphe 2 de la présente disposition, une exigence professionnelle essentielle et déterminante. — § 3. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de situaties waarin een bepaald kenmerk een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt overeenkomstig de in § 2 bepaalde voorwaarden. | § 3. Il appartient au juge de vérifier, au cas par cas, si telle caractéristique donnée constitue une exigence professionnelle essentielle et déterminante. — § 3. De rechter onderzoekt in elk concreet geval of een bepaald kenmerk een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt. | § 3. Il appartient au juge de vérifier, au cas par cas, si telle caractéristique donnée constitue une exigence professionnelle essentielle et déterminante. — § 3. De rechter onderzoekt in elk concreet geval of een bepaald kenmerk een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste vormt. |
§ 4. Le Roi peut établir, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, après consultation des organes visés à l'article 10, § 4, une liste exemplative de situations dans lesquelles une caractéristique déterminée constitue, conformément au § 2, une exigence professionnelle essentielle et déterminante ..... — § 4. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na raadpleging van de organen bedoeld in artikel 10 § 4, een exemplatieve lijst van situaties bepalen waarin een bepaald kenmerk een wezenlijk en bepalende beroepsvereiste vormt overeenkomstig de voorwaarden bepaald in § 2. | § 4. Le Roi peut établir, par arrêté délibéré en Conseil des ministres, après consultation des organes visés à l'article 10, § 4, une liste exemplative de situations dans lesquelles une caractéristique déterminée constitue, conformément au § 2, une exigence professionnelle essentielle et déterminante ..... — § 4. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na raadpleging van de organen bedoeld in artikel 10 § 4, een exemplatieve lijst van situaties bepalen waarin een bepaald kenmerk een wezenlijk en bepalende beroepsvereiste vormt overeenkomstig de voorwaarden bepaald in § 2. | |
Toelichting bij de vergelijking
§ 1 : De tekst van de genderwet vermeldt de algemene rechtvaardigingsgronden (artt. 16, 17 en 18), de anti-discriminatiewet vermeldt de algemene en specifieke rechtvaardigingsgronden (andere bepalingen van Titel III), maar de racismewet vermeldt de algemene rechtvaardigingsgronden bedoeld in de artikelen 10 en 11 niet (versie 51-2720/011). Dat moet worden rechtgezet.
§§ 3 en 4 : De rechtvaardigingsgrond voor een wezenlijke en bepalende beroepsvereiste wordt in de drie teksten niet op dezelfde manier behandeld.
In tekst 51-2721/008 is de tekst « gesloten » (de lijst met wezenlijke en bepalende beroepsvereisten wordt vastgelegd bij koninklijk besluit, artikel 13, § 3), terwijl de beide andere teksten « open » zijn (in elk concreet geval, onderzoek door de rechter; exemplatieve lijst, artikelen 8, §§ 3 en 4).
De memorie van toelichting rechtvaardigt dit verschil als volgt :
Dit verschil vindt zijn oorsprong in een licht verschillende benadering van deze problematiek in het Europees recht.
Deze beknopte uitleg maakt niet duidelijk waar dit verschil vandaan komt.
Er moet worden uitgelegd waarom het Europees recht verschillende stelsels oplegt, om kritiek over ongelijke behandeling te voorkomen.
Waarom is voorafgaande raadpleging van de organen niet nodig bij de genderwet ?
Artikel 17
« De bepalingen betreffende de bescherming van de zwangerschap en het moederschap kunnen niet beschouwd worden als een vorm van discriminatie, ... »
Artikel 5, 3º, geeft een definitie van « bepalingen », namelijk « de bestuursrechtelijke bepalingen, de bepalingen opgenomen in individuele of collectieve overeenkomsten en collectieve reglementen, evenals de bepalingen opgenomen in eenzijdig uitgevaardigde documenten. »
Horen daar niet ook de wettelijke bepalingen bij ?
TITEL III
Waarom is het opschrift van deze titel geschrapt ?
Het oorspronkelijke ontwerp bevatte een opschrift « Burgerrechtelijke bepalingen ». (Zie stuk 51-2721/001, blz. 157)
De opschriften zijn nuttig om de tekst structuur te geven en snel bepalingen terug te vinden.
Ook in de racismewet en in de anti-discriminatiewet zijn de opschriften weggevallen.
Hoofdstuk 1
Opschrift : Interdiction de la discrimination — Discriminatieverbod.
In het Frans het bepaald lidwoord schrappen; Interdiction de discrimination.
Dit geldt ook voor de racismewet en de anti-discriminatiewet.
Hoofdstuk 2
Geen overeenstemming in het opschrift : Dispositifs de protection en Rechtsbescherming
Dit geldt ook voor de racismewet en de anti-discriminatiewet.
Artikel 20
« Sont nulles, les dispositions qui sont contraires à la présente loi, ... » (interpunctie : in het Frans moet de komma na « nulles » worden geschrapt).
Moet ook niet worden aangegeven waarom de bepalingen nietig zijn ? (absolute nietigheid, zie memorie van toelichting, stuk 51-2721/001, blz. 54).
De opmerkingen over artikel 20 gelden voor de drie ontwerpen inzake discriminatie :
Opschrift | Nummer van het ontwerp | Artikel |
Racismewet | 3-2362 | 13 |
Genderwet | 3-2363 | 20 |
Anti-discriminatiewet | 3-2364 | 15 |
Artikel 21
§ 5 : zie de opmerkingen in de nota van de Dienst Wetsevaluatie inzake artikel 14, § 5 van het ontwerp « racismewet » (bescherming van getuigen, overeenstemming met de antipestwet).
Artikel 22
Zie de opmerkingen in de nota van de Dienst Wetsevaluatie inzake artikel 15, van het ontwerp « racismewet » (overeenstemming met de antipestwet).
§ 7 Nederlandse tekst : geen overeenstemming in de gebruikte termen : in 1º staat « rechtscollege » en in 3º « rechtsorgaan ». In het Frans staat er twee maal « juridiction » (compétente).
De opmerkingen over artikel 22 gelden voor de drie ontwerpen inzake discriminatie :
Opschrift | Nummer van et ontwerp | Artikel |
Racismewet | 3-2362 | 15 |
Genderwet | 3-2363 | 22 |
Anti-discriminatiewet | 3-2364 | 17 |
Artikel 23
§ 2, 1º en 2º : « de betwiste ongunstige of nadelige behandeling ... » de woorden « of nadelige » schrappen (redundant).
De opmerkingen over artikel 23 gelden voor de drie ontwerpen inzake discriminatie :
Opschrift | Nummer van het ontwerp | Artikel |
Racismewet | 3-2362 | 16 |
Genderwet | 3-2363 | 23 |
Anti-discriminatiewet | 3-2364 | 18 |
Artikel 24
Laatste regel : 1385nonies (en niet novies) van het Gerechtelijk Wetboek.
Verantwoording :
Beide vormen worden gebruikt, novies lijkt de meest correcte, maar in artikel 1385 van het Gerechtelijk Wetboek wordt de nummering nonies gebruikt.
Aangezien hier wordt verwezen naar een bestaand artikel, moet nonies worden gebruikt, tenzij het Gerechtelijk Wetboek zou worden gewijzigd.
De opmerkingen over artikel 24 gelden voor de drie ontwerpen inzake discriminatie :
Opschrift | Nummer van het ontwerp | Artikel |
Racismewet | 3-2362 | 17 |
Genderwet | 3-2363 | 24 |
Anti-discriminatiewet | 3-2364 | 19 |
Artikel 25
§ 4, derde lid :
Enkele verbeteringen om de tekst in overeenstemming te brengen met artikel 1034ter van het Gerechtelijk Wetboek, dat de inhoud van het verzoek bepaalt en de volgende termen hanteert :
Het verzoekschrift vermeldt op straffe van nietigheid : (andere woordvolgorde)
1º de dag, de maand en het jaar;
2º de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van de verzoeker (enkelvoud)
3º de naam en het adres van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon tegen wie de vordering wordt ingesteld;
4º het onderwerp en de korte samenvatting van de middelen van de vordering (correct Nederlands en toevoeging).
§ 5 : Het betreft hier de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State (en niet 12 juni).
De opmerkingen over artikel 25 gelden voor de drie ontwerpen inzake discriminatie :
Opschrift | Nummer van het ontwerp | Artikel |
Racismewet | 3-2362 | 18 |
Genderwet | 3-2363 | 25 |
Anti-discriminatiewet | 3-2364 | 20 |
Artikel 28
Zie de opmerkingen in de nota van de Dienst Wetsevaluatie inzake artikel 23 van het ontwerp « racismewet » (strafmaat).
Artikel 30
In het Frans « En cas d'infraction aux.. » vervangen « En cas d'application des ... ». In het Nederlands « In geval van toepassing ... » in plaats van « In geval van inbreuk ... »).
De opmerkingen over artikel 30 gelden voor de drie ontwerpen inzake discriminatie :
Opschrift | Nummer van het ontwerp | Artikel |
Racismewet | 3-2362 | 27 |
Genderwet | 3-2363 | 30 |
Anti-discriminatiewet | 3-2364 | 25 |
Artikel 31
Zie de opmerkingen in de nota van de Dienst Wetsevaluatie inzake artikel 28 van het ontwerp « racismewet » (strafmaat).
Artikel 33
§ 2 :
het 1º : tussen « van personen van hetzelfde geslacht » en « ; onder meer » de woorden « als het slachtoffer van de discriminatie » invoegen.
het 2º : de referentiepersoon = ? Dit begrip wordt niet gedefinieerd.
De opmerkingen over artikel 33, 2º gelden voor de drie ontwerpen inzake discriminatie :
Opschrift | Nummer van het ontwerp | Artikel |
Racismewet | 3-2362 | 30, § 2, 2º |
Genderwet | 3-2363 | 33, § 2, 2º |
Anti-discriminatiewet | 3-2364 | 28, § 2, 2º |
Artikel 35
Eerste lid : grammaticale fout in het Frans « « ...aux fins statutaires qu'ils se sont donné (geen « accord ») pour mission de poursuivre »
De opmerking geldt voor de drie ontwerpen inzake discriminatie, in verschillende vormen :
Opschrift | Nummer van het ontwerp | Artikel | Bestaande spelling : |
Racismewet | 3-2362 | 32 | Donnés |
Loi-genre | 3-2363 | 35 | Données |
Loi anti-discrimination | 3-2364 | 30 | Donnés |
Artikel 38
§ 2 : « artikel 54 van voornoemde wet » is een verkeerde verwijzing.
De laatste expliciet vermelde wet is die van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten. Artikel 54 van die wet betreft de werking van de CBFA (Commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen) en vermeldt geen strafbepalingen.
Het hier bedoelde artikel 54 is dat van de wet van 28 april 2003, waarvan sprake is aan het begin van de paragraaf, de tekst moet dus luiden :
« ... van de in artikel 54 van de hierboven vermelde wet van 28 april 2003 ... »
De opmerking geldt voor twee ontwerpen inzake discriminatie :
Opschrift | Nummer van het ontwerp | Artikel |
Genderwet | 3-2363 | 38 |
Anti-discriminatiewet | 3-2364 | 32 |
Artikel 42
In het Frans, derde regel :
« ...les lettres n, o, p. sont abrogées » vervangen door « ...les points n, o, p. sont abrogés ». »
De heer Ceder meent dat de senatoren duidelijk over onvoldoende tijd beschikken om de nota grondig te bestuderen en eventueel amendementen in te dienen.
Wat de opmerking in verband met de verschillende wetsbepalingen betreft, zegt de minister dat de richtlijnen zelf verschillende mechanismen opleggen.
Aangezien het gaat om wezenlijke beroepsvereisten, een sleutelconcept op het gebied van werkgelegenheid, dat behandeld wordt in de Europese richtlijnen en waardoor de verschillen in behandeling die door die richtlijnen zijn gedekt kunnen worden gerechtvaardigd, stelt men vast, wanneer men ze leest, dat de transparantie die van de lidstaten wordt geëist veel strikter geformuleerd wordt wanneer het gaat om de gelijkheid tussen vrouwen en mannen.
In deze materie legt de richtlijn de staat op om de Europese Commissie informatie te geven over de uitzonderingen die op het vlak van werkgelegenheid worden gemaakt inzake de gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Voor de andere criteria die in de Europese richtlijnen worden vermeld, wordt deze transparantie niet op dezelfde manier geëist. In Belgisch recht heeft men, vanuit historisch oogpunt, inzake de gelijkheid tussen mannen en vrouwen tot nu toe een gesloten systeem gehanteerd met beperkende koninklijke besluiten. Voor de andere Europese criteria heeft men daarentegen in 2003 de volledige beoordeling aan de rechter overgelaten.
De optie waarvoor hier wordt gekozen blijft voor wat de gelijkheid tussen vrouwen en mannen betreft bij het gesloten systeem met de koninklijke besluiten. Die koninklijke besluiten bestaan trouwens al en zijn nu van kracht.
Voor de andere criteria heeft men, aangezien het moeilijk is om alles van tevoren in een koninklijk besluit vast te leggen, voor een systeem gekozen waarbij de rechter eerst kan oordelen en het vervolgens aan de Koning is om aan te geven of er, in deze of gene situatie, een wezenlijke beroepsvereiste is.
Daarom worden de zaken dus niet op dezelfde manier aangepakt.
De heer Hugo Vandenberghe meent dat deze uitleg juridisch niet overtuigend is. Er is duidelijk een gebrek aan coherentie in de verscheidene ontwerpen met betrekking tot discriminatie. Soms neemt men de Europese regelgeving over, dan gaat men weer verder.
Verder is het feit dat de richtlijnen onderling verschillend kunnen zijn geen argument. Ook de richtlijnen moeten beantwoorden aan het coherentiebeginsel vervat in de artikelen 10 en 11.
Ten slotte kan spreker instemmen met de bemerkingen van de Raad van State over het feit dat het niet opgaat het hele contentieux over te zenden aan de rechter en eventueel terug te zenden naar de Koning.
De heer Mahoux stelt voor technische wijzigingen in de tekst aan te brengen.
De heer Hugo Vandenberghe meent dat ook de juridisch-technische opmerkingen amendering vergen en niet zomaar als tekstcorrecties kunnen worden aangebracht.
Spreker verwijst bijvoorbeeld naar de opmerkingen van de dienst Wetsevaluatie over artikel 25, § 4, derde lid.
IV. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING EN STEMMINGEN
Artikelen 1 tot 32
Over deze artikelen worden geen opmerkingen gemaakt.
Artikel 33
De heer Hugo Vandenberghe dient amendement nr. 12 in (stuk Senaat, nr. 3-2363/2) dat ertoe strekt dit artikel te doen vervallen.
Het artikel in zijn huidige vorm beoogt een omkering van de bewijslast (door de regering verdeling genoemd), wanneer de persoon die zich slachtoffer acht van een genderdiscriminatie feiten aanvoert die het bestaan van een discriminatie op grond van het geslacht kunnen doen vermoeden.
Als dergelijke feiten worden onder andere statistische gegevens, het gebruik van een intrinsiek verdacht criterium van onderscheid, of gegevens van een referentiepersoon genoemd.
De Raad van State stipte reeds aan dat hoewel het niet helemaal onmogelijk is te bewijzen dat iets niet bestaat, zulks niet wegneemt dat bewijzen dat er geen discriminatie in het spel zou zijn wel eens bijzonder moeilijk zou kunnen blijken, vooral wanneer een indirecte discriminatie zou worden aangevoerd.
Dit is des te meer het geval wanneer de wetgever criteria hanteert als het gebruik van een intrinsiek verdacht criterium van onderscheid, welke in geen enkele hypothese als voldoende duidelijk kunnen worden bestempeld, hoewel ze in dit ontwerp toch strafrechtelijk worden gesanctioneerd.
Deze bepaling doorstaat dus sowieso de legaliteitstoets niet, en creëert daarenboven een werkelijk onmogelijke situatie voor de (rechts)persoon die van een directe of indirecte genderdiscriminatie wordt beschuldigd.
De Raad van State verwijst in zijn advies nr. 42 400 (stuk Kamer 51-2721/5) uitdrukkelijk naar de wettigheidsvereiste die ... impliceert ... dat de wettekst duidelijk en nauwkeurig moet worden gesteld, en voegt daaraan toe dat dit principe geldt voor alle procédés die het mogelijk maken de bewijslast om te keren.
Het is niet omdat de richtlijnen een invoering van een verdeling van de bewijslast zouden opleggen, dat de lidstaten zich bij deze invoering niet zouden dienen te houden aan de grondbeginselen van hun eigen rechtsorde wat dergelijke kwesties betreft, met inbegrip van het wettigheidsbeginsel.
De Raad van State onderlijnt trouwens dat de geciteerde richtlijnen op zich niet de algemene mechanismen waarin het ontwerp voorziet, opleggen, zodat er niet mee kan worden volstaan in de verantwoording van de voorgestelde bepaling naar de richtlijnen te verwijzen om deze bepaling aanvaardbaar te maken in het licht van het wettigheidsbeginsel.
De door de regering geciteerde arresten van het Europees Hof worden door de Raad van State eveneens als niet dienend van tafel geveegd.
De Raad van State zegt ten slotte met zoveel woorden dat termen als « een bepaald patroon van ongunstige behandeling, verschillende, los van elkaar staande ... meldingen, referentiepersoon, algemene statistieken, statistisch materiaal, ... » zoals deze in artikel 33 van dit ontwerp worden gebruikt, verduidelijking behoeven, en dat de redactie van het ontwerp op dit punt duidelijk te kort schiet.
In die omstandigheden kan de voorgestelde bepaling dan ook niet gehandhaafd blijven.
Het amendement wordt verworpen met 9 tegen 2 stemmen.
Artikelen 34 tot 42
Over deze artikelen worden geen opmerkingen gemaakt.
V. EINDSTEMMING
Het verbeterde wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 9 stemmen bij 2 onthoudingen.
Dit verslag is eenparig goedgekeurd door de 12 aanwezige leden.
VI. TEKSTVERBETERINGEN
De commissie brengt volgende tekstcorrecties aan die evenwel niets aan de inhoud van het wetsontwerp wijzigen :
In artikel 2, eerste streepje, betreft het de richtlijn 75/117/EEG van de Raad van 10 februari 1975. In het tweede streepje betreft het de richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 gewijzigd door richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002.
In artikel 10, § 1, wordt het woord « objectief » ingevoegd tussen de woorden « als het » en de woorden « gerechtvaardigd is » teneinde de tekst in overeenstemming te brengen met de andere bepalingen van de tekst (bijvoorbeeld artikel 9, artikel 14, enz.)
De tekst van artikel 25, § 4, derde lid, wordt in overeenstemming gebracht met artikel 1034ter van het Gerechtelijk Wetboek, dat de inhoud van het verzoek bepaalt. In § 5 dient te worden verwezen naar de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State (en niet 12 juni).
In artikel 38, § 2, laatste zin, worden, na de woorden « in artikel 54 van voornoemde wet » de woorden « van 28 april 2003 » ingevoegd.
De rapporteurs, | De voorzitter, |
Philippe MAHOUX. Fauzaya TALHAOUI. | Hugo VANDENBERGHE. |
Onder voorbehoud van de bovenvermelde formele verbeteringen is de door de commissie aangenomen tekst dezelfde als de tekst van het wetsontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers (zie stuk Kamer, nr. 51-2721/008)