3-2122/3

3-2122/3

Belgische Senaat

ZITTING 2006-2007

10 APRIL 2007


Wetsontwerp houdende bepalingen inzake de woninghuur


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR

MEVROUW TALHAOUI


I. INLEIDING

Dit verplicht bicameraal wetsontwerp werd in de Kamer van volksvertegenwoordigers oorspronkelijk ingediend als een wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 51-2874/1).

Het werd op 15 maart 2007 aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, met 80 tegen 21 stemmen.

Het werd op 16 maart 2007 overgezonden aan de Senaat.

De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 21 en 28 maart, en 10 april 2007.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN JUSTITIE

Zie stuk Senaat nr. 3-2122/4.

III. BESPREKING

A. Nota van de dienst Wetsevaluatie

De heer Hugo Vandenberghe verwijst naar de opmerkingen van de dienst wetsevaluatie :

« Opschrift

Het opschrift zou beter luiden : « Wetsontwerp houdende bepalingen inzake huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijf van de huurder », aangezien het enige artikel van dit ontwerp betrekking heeft op de specifieke wetgeving inzake huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats. Als men het huidige opschrift wil behouden, moet in de Franse tekst staan « Projet de loi portant des dispositions en matière de baux à loyer » (« de » en niet « des »).

Artikel 2

1. Dit artikel voegt een artikel 1bis in in de afdeling betreffende de huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en schrijft voor dat van dit soort huurovereenkomsten een geschrift moet worden opgesteld.

Artikel 1 van deze afdeling staat onder het opschrift « toepassingsgebied ».

Het nieuwe artikel 1bis heeft niets te maken met het toepassingsgebied. Artikel 1bis moet dus onder een specifiek opschrift staan, bijvoorbeeld « Vormvereisten met betrekking tot de huurovereenkomst » of eenvoudigweg « Schriftelijke huurovereenkomst ».

2. Het ontwerp schrijft voor dat van elke huurovereenkomst van Afdeling 2 een geschrift moet worden opgesteld, « ...dat afgezien van alle andere nadere regels, het volgende moet inhouden : de identiteit van alle contracterende partijen, de begindatum van de overeenkomst, de omschrijving van alle ruimtes en gedeelten van het gebouw die het voorwerp van de verhuur zijn en het bedrag van de huur. »

Momenteel schrijft de wet betreffende de huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats in bepaalde gevallen ook al voor dat een geschrift wordt opgesteld :

Voor elke huurovereenkomst waarvan de duur afwijkt van de algemene regel dat elke huurovereenkomst wordt geacht te zijn aangegaan voor een duur van negen jaar : zie artikel 3.

§ 6 : « In afwijking van § 1 (1) kan de huurovereenkomst schriftelijk worden gesloten voor een duur die korter is dan of gelijk aan drie jaar .... »

§ 7 : In afwijking van § 1, kan de huurovereenkomst tevens bij geschrift worden gesloten voor een termijn die een duur van negen jaar te boven gaat .... »

§ 8 « In afwijking van § 1 kan de huurder een schriftelijke huurovereenkomst sluiten voor het leven ... »

— als men de huurprijs wil indexeren, artikel 6, eerste lid : « ... op voorwaarde dat de huurovereenkomst bij geschrift is gesloten, is de aanpassing van de huurprijs aan de kosten van levensonderhoud eenmaal per huurjaar verschuldigd ... »

— voor huurovereenkomsten met renovatie, artikel 8 : « De partijen kunnen te allen tijde schriftelijk overeenkomen dat de huurder zich ertoe verbindt op zijn kosten in het gehuurde goed bepaalde werken uit te voeren ... »

Het valt te betreuren dat de duur van de huurovereenkomst niet behoort tot de verplichte vermeldingen die zijn opgelegd in het kader van de veralgemeende verplichting van de schriftelijke huurovereenkomst, wat afdeling 2 zeker samenhangender had gemaakt. In dat geval kon men immers in de §§ 6, 7 en 8 van artikel 3 de verwijzing naar het verplichte geschrift schrappen aangezien dit toch al algemeen wordt vastgesteld in de nieuwe bepaling. Wat daarentegen de indexering en de huurovereenkomst met renovatie betreft, lijkt het wel wenselijk om de verwijzing naar een verplicht geschrift te behouden.

3. Dit artikel is niet bijzonder goed opgesteld, zeker wat betreft het eerste lid van de franse tekst.

Verbeteringen

Het eerste lid van artikel 1bis herschrijven als volgt :

« Art. 1bis — Van elke huurovereenkomst die onder toepassing van deze afdeling valt en die betrekking heeft op de hoofdverblijfplaats van de huurder moet een geschrift worden opgesteld, dat afgezien van alle andere nadere regels, het volgende moet inhouden : de identiteit van alle contracterende partijen, de begindatum (en de duur van de huurovereenkomst) (2) , de aanwijzing van alle privé- en gemeenschappelijke ruimtes die worden verhuurd en het bedrag van de huur »

Tweede lid Franse tekst :

« ...signifiée par une lettre recommandée à la poste ... » het woord « une » schrappen → « ...signifiée par lettre recommandée à la poste ... » (zie artikel 11, tweede lid, van de wet betreffende de huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats).

4. Gebrek aan overeenstemming tussen beide versies :

Eerste lid

* « ...désignation de tous les locaux et parties d'immeuble.. » « ...de omschrijving van alle ruimtes en gedeelten ... »

* in de Nederlandse tekst, het woord « omschrijving » vervangen door het woord « aanwijzing ».

Tweede lid

« La partie contractante la plus diligente pourra faute d'exécution dans les huit jours ... » « De meest gerede contracterende partij zal bij gebreke van uitvoering binnen acht dagen ... »

* In de Nederlandse tekst het woord « zal » vervangen door het woord « kan ». »

Antwoord van de regering

De minister stelt dat sommige opmerkingen als technische correcties kunnen worden beschouwd en als zodanig kunnen worden aangebracht in de tekst.

Gelet op het principe « rubrica non fit lex » hoeft het opschrift niet te worden aangepast.

Wat de overige opmerkingen van de Dienst Wetsevaluatie betreft, wenst de regering zich aan de huidige tekst te houden.


De commissie besluit met betrekking tot punt 4 van de opmerkingen van de Dienst Wetsevaluatie in het eerste lid van artikel 2 de termen « désignation » en « aanwijzing » te gebruiken en in het tweede lid de termen « pourra » en « kan », als technische correcties.

B. Artikelsgewijze bespreking en stemmingen

Opschrift

Amendement nr. 1

De heer Hugo Vandenberghe dient een amendement in (stuk Senaat, nr. 3-2122/2) dat ertoe strekt het opschrift te vervangen als volgt :

« Wetsontwerp houdende bepalingen inzake huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijf van de huurder ».

Het opschrift zou beter luiden : « Wetsontwerp houdende bepalingen inzake huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijf van de huurder », aangezien het enige artikel van dit ontwerp betrekking heeft op de specifieke wetgeving inzake huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats.

De minister wijst erop dat de Kamer het opschrift reeds heeft gewijzigd na een lange bespreking. De regering wenst dit niet opnieuw te wijzigen.

Amendement nr. 1 wordt verworpen met 4 tegen 6 stemmen.

Artikelen 1 en 2

Behalve dan de reeds vermelde opmerkingen over artikel 2, worden over deze artikelen geen opmerkingen gemaakt.

Zij worden aangenomen met 7 tegen 4 stemmen.

IV. EINDSTEMMING

Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 7 tegen 4 stemmen.

Het verslag wordt eenparig goedgekeurd door de 12 aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitter,
Fauzaya TALHAOUI. Hugo VANDENBERGHE.

(1) Artikel 3, § 1, van de wet betreffende de huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats : « Elke huurovereenkomst bedoeld in artikel 1 wordt geacht te zijn aangegaan voor een duur van negen jaar. »

(2) Zie de opmerking bij artikel 2, punt 2. Als dit standpunt wordt bijgetreden, moet in artikel 3, §§ 6 et 7, het woord « schriftelijk » vervallen en in artikel 3, § 8, het woord « schriftelijke ».