(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
De Europese Unie (EU) heeft een bevoegdheid inzake ontwikkelingssamenwerking gegrondvest in de artikelen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-verdrag) :
— 177-181 (130U-130Y) — algemene bepalingen;
— 310 (238) — overeenkomst van Cotonou en een aantal associatie-overeenkomsten;
— 133 (113) — stelsel van algemene preferenties en samenwerkingsovereenkomsten;
— 308 (235) — financiële en technische bijstand aan ontwikkelingslanden in Azië en Latijns-Amerika.
In het eerste jaarhelft van 2006 was Oostenrijk voorzitter van de Europese Raad.
Daarom kreeg ik graag een antwoord op volgende vragen :
1. Welke waren de agendapunten inzake ontwikkelingssamenwerking, betreffende het Cotonou-akkoord en de relaties tussen de Europese Unie en Afrika tijdens het Oostenrijks voorzitterschap ?
2. Welke standpunten heeft België ingenomen inzake deze agendapunten ?
3. Welke beslissingen zijn er genomen inzake ontwikkelingssamenwerking, betreffende het Cotonou-akkoord en de relaties tussen de Europese Unie en Afrika tijdens het Oostenrijks voorzitterschap ?
Antwoord : Zoals gesuggereerd door het geachte lid, richtten de ambities van het Oostenrijkse EU-voorzitterschap in het domein van ontwikkelingssamenwerking zich vooral op het 10e Europees Ontwikkelingsfonds dat de middelen moet bieden voor de uitvoering van het akkoord van Cotonou, en de relaties van de Europese Unie (EU) met Afrika.
1. Het 10e Europees Ontwikkelingsfonds
Op 23 februari 2005 (Luxemburgs voorzitterschap) verbonden de lidstaten van de EU er zich toe om de hulp van de EU aan de ACS-landen op het niveau van het 9e EOF te houden. De Europese Raad van december 2005 (Brits voorzitterschap) legde de enveloppe van het 10e EOF voor de ACS-landen voor een periode van 6 jaar (2008-2013) vast op 22 682 miljoen euro.
Op voorstel van de Europese Commissie werden onder het Oostenrijkse voorzitterschap beslissingen genomen over :
— Het meerjarenkader voor de periode 2008-2013 dat de instrumenten van het 10e EOF definieert, in het bijzonder de nationale en regionale indicatieve programma's, de intra-ACS samenwerking en de Investeringsfaciliteit van de Europese Investeringsbank. Dit kader werd goedgekeurd op de gezamenlijke ACS-EU Ministerraad van 1 en 2 juni 2006. België steunde de voorstellen van de Commissie.
— Het Intern Financieel akkoord voor het 10e EOF dat de bijdragen voor elk van de 25 EU-Lidstaten vastlegt evenals de weging van de stemmen binnen het EOF-Comité. Dit akkoord werd eveneens goedgekeurd op de bovenvermelde gezamenlijke ACS-EU Ministerraad. Het voorstel van de Commissie, hierin actief gesteund door België, om bovenop de enveloppe van 22 682 miljoen euro ook middelen te reserveren voor de Overzeese Gebieden en landen en de administratieve kosten verbonden aan het 10e EOF, vond geen consensus binnen de EU.
2. De relaties van de EU met Afrika
Het Oostenrijkse voorzitterschap zag de tenuitvoerlegging van de EU-Afrika strategie als de uitdaging voor 2006. Na de bijeenkomst van de « task force » van de Afrikaanse Unie en de EU op 13 en 14 februari 2006 in Addis Abeba, werd een gezamenlijke matrix uitgewerkt betreffende de uitvoering van de verbintenissen die in de strategie vervat zijn. Deze matrix werd na besprekingen in de bevoegde raadsinstanties goedgekeurd op de ministeriële trojka van de EU en de AU van 5 mei 2006. België heeft tijdens de discussies het belang van een doeltreffende uitvoering van de strategie bepleit en daarom onderlijnd dat de matrix regelmatig moet worden geëvalueerd en aangevuld.
De programmatie van de middelen van het 10e EOF was de eerste concrete kans om de EU-Afrika strategie die in 2005 was aangenomen, in praktijk om te zetten. De nieuwe programmatiecyclus voor het 10e EOF moet model staan voor de relaties van de EU met Afrika. De Europese Commissie heeft in dit kader een reeks regionale seminaries georganiseerd waarin werd aangetoond dat de EU en de Commissie in het bijzonder erover zullen waken dat de recente politieke engagementen van de EU (« De Europese Consensus betreffende het ontwikkelingsbeleid van de EU, de EU-Afrika strategie, de Verklaring van Parijs en de principes betreffende efficiënte hulp) in de samenwerkingsprogramma's zullen worden vertaald, in een geest van partnerschap en permanent overleg met de Afrikaanse partners. België nam actief deel aan deze seminaries in Afrika en in Brussel.
Verder namen de EU-ministers van ontwikkelingssamenwerking, op 10 en 11 april 2006, op basis van een reeks voorstellen van de Europese Commissie Raadsbesluiten aan voor het opdrijven van de doelmatigheid van de ontwikkelingshulp van de Commissie en de lidstaten. Deze besluiten bevatten ónder meer een gemeenschappelijk model voor de Commissie en de lidstaten voor de redactie van landenstrategienota's, en een verbintenis om te werken aan gezamenlijke responsstrategieën van Commissie en lidstaten voor de uitdagingen die in de landenanalyses naar voor komen. België steunde maximaal de commissievoorstellen in het licht van de EU engagementen betreffende doeltreffendheid en de noodzaak om de door de EU in het vooruitzicht gestelde bijkomende openbare ontwikkelingshulp doelmatig aan te wenden.
Vermelden we ten slotte dat de EU onder het Oostenrijkse Voorzitterschap actief heeft gewerkt aan de voorbereiding van de High Level Dialogue on Migration and Development (New York, 14-15 september 2006) en meer bepaald de Euro-Afrikaanse Conferentie over migratie en ontwikkeling (Rabat, 10-11 juli 2006). België heeft actief aan deze werkzaamheden bijgedragen, niet in het minst door de organisatie van de Conferentie over migratie en ontwikkeling (Brussel, 15-16 maart 2006).