Vragen en Antwoorden

BELGISCHE SENAAT


Bulletin 3-75

ZITTING 2005-2006

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers (Art. 70 van het reglement van de Senaat)

(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans


Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid

Vraag nr. 3-5593 van mevrouw Thijs d.d. 30 juni 2006 (N.) :
Lekenborgtocht. — Invoering van een fatsoenplicht. — Informatie voor de borgstellers.

Vaak wordt de problematiek van de lekenborgtocht gekoppeld aan « het huidige economische klimaat ». Vastgesteld moet worden dat het aankaarten van deze problematiek reeds enige jaren geleden gebeurde en sindsdien vaak weerklinkt echter zonder gevolg.

De problematiek doet zich voor als een derde persoon zich waarborg stelt voor een kredietnemer die zelf onvoldoende waarborgen kan leveren om zijn verplichtingen na te komen ten aanzien van de kredietinstelling of kredietgever. De borg die vaak in sentimentele omstandigheden ontstaat, heeft echter verreikende gevolgen voor het eigen patrimonium van de borg. Maar al te vaak wordt de schuldenproblematiek uitgebreid van de hoofdschuldenaar tot de borg zonder dat deze laatste zich op enigerlei wijze kan verdedigen. De diverse bepalingen opgenomen in de artikelen 2011-2039 bieden geen extra bescherming voor de lekenborg in casu die borgen die geen enkele zeggenschap hebben over de financiėle situatie van de hoofdschuldenaar en vaak niet vertrouwd zijn met de technisch-juridische gevolgen van dergelijke borgen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :

1. Is er een mogelijkheid tot het invoeren van de fatsoenplicht naar analogie met Nederland voor lekenborgen ? De fatsoenplicht die in Nederland is opgenomen in artikel 855, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek, rust op de schuldeiser en houdt in dat men de borg niet onmiddellijk aanspreekt maar eerst tracht voldoening te verkrijgen van de hoofdschuldenaar.

2. Vaak zijn de problemen voor de borgsteller verbonden aan het tekort aan informatie over de technisch-juridische gevolgen van zijn borgstelling. Kan de informatieverplichting ten aanzien van de kandidaat borgsteller uitgebreid worden en kan dit wettelijk opgelegd worden aan kredietgevers ?

3. Kan er een uitbreiding voorzien worden van de uitwinning van de goederen van de hoofdschuldenaar, zoals voorzien in de artikels 2021 tot 2023 van het Burgerlijk Wetboek bijvoorbeeld de mogelijkheid om goederen aan te wijzen die buiten het rechtsgebied van het hof van beroep van de plaats waar de betaling gedaan moet worden ?

4. Erkent de geachte minister deze problematiek in zijn geheel of enkel gedeeltelijk ? Welke andere mogelijkheden tot bescherming ziet hij voor de (deel)problematiek(en) en binnen welke termijn mogen oplossingen worden verwacht ?

Antwoord : 1 tot 3. Ik kan het geachte lid meedelen dat de « lekenborgtocht » waarover zij vragen stelt, in hoofdzaak geregeld wordt onder titel XIV van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 2011 en volgende). Deze materie behoort in hoofdzaak tot de bevoegdheid van mijn collega's, de minister van Justitie en de minister belast met consumentenzaken (zie ook punt 4).

Toch dien ik het geachte lid er op te wijzen dat in de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (hierna WCK), die onder mijn bevoegdheid valt, de borgtocht reeds voorwerp uitmaakt van specifieke beschermingsregels, waaronder de « fatsoenplicht » :

— duidelijke, exacte en voldoende informatie voor de borg die zich verbindt, in zowel de voorafgaande als de contractuele fase (artikel 34, eerste en tweede leden WCK). Bovendien moet de borg ook zo snel als mogelijk op de hoogte worden gesteld van de tekortkoming van de hoofdschuldenaar (artikel 35 WCK);

— beperking van de verbintenis van de borg tot een nauwkeurig vermeld bedrag, eventueel vermeerderd met nalatigheidsinteresten en met uitsluiting van alle andere boetes of kosten van niet-uitvoering (artikel 34, eerste lid WCK), zodat hij op het ogenblik dat de overeenkomst wordt afgesloten, zeer goed weet waartoe hij zich verbindt;

— de schuldeiser is verplicht zich eerst te wenden tot de hoofdschuldenaar. Pas wanneer hij er niet in slaagt voldoening te krijgen van deze laatste, is hij gerechtigd om de bedragen te vorderen van de borg (zie artikel 36 WCK);

— voor kredietovereenkomsten die worden gesloten voor een onbepaalde duur, kan een borgtocht of een persoonlijke zekerheid alleen gevraagd worden voor een periode van vijf jaar, waarbij deze periode alleen hernieuwd kan worden na afloop van deze periode wanneer de borg of de persoon die een persoonlijke zekerheid stelt daarmee uitdrukkelijk akkoord gaat (artikel 34 in fine WCK).

4. Sinds de invoering van het Burgerlijk Wetboek werden de regels inzake borgtocht, behoudens enkele wettelijke wijzigingen voor specifieke materies, vrijwel niet gewijzigd. De bijsturing aan de evolutie die we vandaag de dag kennen, gebeurde dan ook grotendeels door de rechtsleer en de rechtspraak.

Ik kan haar echter meedelen dat de Ministerraad van 2 juni 2006 op voorstel van mijn bovenvermelde collega's, een voorontwerp van wet met betrekking tot de kosteloze borgtocht heeft goedgekeurd. Dit ontwerp heeft precies de door haar aangehaalde punten tot voorwerp.

De totstandkoming van een voldoende evenwicht tussen enerzijds de rechten en belangen van de schuldeiser, en anderzijds de wettelijke bescherming van de borg, is essentieel.