3-2029/1 | 3-2029/1 |
23 JANUARI 2007
Tijdens de carnavalsperiode lokken de indrukwekkende praalwagens steeds weer de bewondering van de toeschouwers. Die carnavalwagens worden groter, mooier en spectaculairder. Spijtig genoeg evolueren de wettelijke bepalingen niet mee waardoor de creatieve bouwers en bestuurders van deze mobiele kunstwerken in de praktijk op juridische problemen kunnen stoten.
Zo werd in december 2006 een carnavalwagen in beslag genomen omdat de eigenaar een aantal documenten niet kon voorleggen. Het voorval zorgde voor beroering in de carnavalswereld. De diverse carnavalverenigingen en -organisatoren menen terecht dat het voor een aantal carnavalwagens onhaalbaar is om aan alle wettelijke vereisten te voldoen, waardoor de voertuigen zich in feite onwettelijk op de openbare weg begeven. Met dit voorstel worden de voertuigen, die uitsluitend worden gebruikt voor « folkloristische » manifestaties, van een aantal wettelijke bepalingen vrijgesteld, waardoor zij zich zowel tijdens als ter voorbereiding van een dergelijk evenement, reglementair kunnen verplaatsen.
Zo voldoen (praal)wagens die meerijden in folkloristische manifestaties veelal niet aan de technische vereisten, zoals opgelegd door het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende het algemeen reglement op de technische eisen. Niet alleen beantwoordt het chassis of zelfdragend voertuig zelden aan de goedkeuringsvoorwaarden en ontbreekt bijgevolg het gelijkvormigheidsattest, maar voldoet het voertuig, wat materialen, constructie en afwerking betreft, evenmin aan de strenge eisen, waardoor het voertuig niet reglementair op de openbare weg kan worden gebracht. In de eerste plaats vormen de afmetingen van het voertuig een obstakel, maar ook alle verplichtingen inzake lichten, reflectoren, achteruitkijkspiegels, draagvermogen van de banden, spatborden, instrumentenbord, geluidshoorn, ruitenwissers, reminrichting, brandstoftoevoer, koppeling tussen twee voertuigen, etc. maken het er voor de deelnemers van dergelijke manifestaties niet eenvoudiger op.
Aangezien artikel 78 van het bovenvermeld koninklijk besluit het mogelijk maakt dat de minister van Verkeerswezen of diens afgevaardigde bij wijze van uitzondering bepaalde voertuigen geheel of gedeeltelijk kan vrijstellen van dit technisch reglement — zoals voertuigen voor uitzonderlijk vervoer en voertuigen op naam van een permanente vertegenwoordiging of van diplomaten — wordt er in dit voorstel voor geopteerd om ook voertuigen of voertuigenslepen die enkel en alleen het voorwerp uitmaken van een folkloristische manifestatie in deze uitzonderingsclausule onder te brengen.
Het voorstel zorgt er eveneens voor dat het gelijkvormigheidsattest — dat het voertuig waarop het betrekking heeft moet vergezellen — niet langer van tel is voor voertuigen die uitsluitend gebruikt worden voor folkloristische manifestaties.
Ook voor wat de immatriculatie van de voertuigen betreft, rijzen er problemen. Het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen bepaalt nu al dat aanhangwagens die gebruikt worden voor folkloristische manifestaties, niet verplicht moeten worden ingeschreven. Die uitzondering geldt echter enkel voor de aanhangwagens en niet voor het gemotoriseerd voertuig dat zichzelf of een of meer andere voertuigen voortbeweegt. De indieners van dit wetsvoorstel breiden deze uitzondering uit tot alle wagens die uitsluitend gebruikt worden voor folkloristische manifestaties.
Tot slot mag ook de verzekering niet uit het oog worden verloren. De wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering bepaalt dat motorrijtuigen enkel op de openbare weg, op terreinen die toegankelijk zijn voor het publiek of slechts voor een zeker aantal personen die het recht hebben om er te komen, worden toegelaten wanneer de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, waartoe zij aanleiding kunnen geven, door een verzekeringsovereenkomst gedekt is. Die verzekering moet waarborgen dat benadeelden schadeloos worden gesteld indien de eigenaar, de houder of de bestuurder van het voertuig burgerrechtelijk aansprakelijk wordt gesteld. Het koninklijk besluit van 19 oktober 1995 bepaalt evenwel dat aanhangwagens die uitsluitend bestemd zijn voor folkloristische manifestaties niet worden gelijkgesteld met motorrijtuigen, waardoor zij bijgevolg ook niet moeten verzekerd worden. Wat betreft de gemotoriseerde rijtuigen, bieden verschillende verzekeringsmaatschappijen vandaag de dag al een bijzondere polis aan die de burgerlijke aansprakelijkheid tijdens dergelijke evenementen dekt, veelal met inbegrip van de aanrijweg tot aan de start van het parcours.
Gebeurt de verplaatsing van het motorrijtuig niet tijdens de periode waarin de polis de burgerlijke aansprakelijkheid dekt, dan voorziet het voorstel erin dat het motorrijtuig wordt aangezien als « aanhangwagen » en hiervoor bijgevolg geen bijkomende verzekering voor burgerrechtelijke aansprakelijkheid moet worden afgesloten. Voorwaarde hiervoor is dat het motorrijtuig niet in beweging wordt gesteld door zijn eigen mechanische krachtbron en aldus aangewezen is op een andere krachtbron, net zoals dit bij een aanhangwagen het geval is.
Nele JANSEGERS Karim VAN OVERMEIRE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 augustus 1976, wordt het 4º aangevuld met een littera g), luidende :
« g) voertuigen of voertuigslepen die uitsluitend gebruikt worden voor folkloristische manifestaties; ».
Art. 3
Artikel 10, § 4, 1º, van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met een vierde lid, luidende :
« Dit attest is niet vereist wanneer het voertuigen of voertuigslepen betreft die uitsluitend gebruikt worden voor folkloristische manifestaties. ».
Art. 4
In artikel 78, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 september 1985, wordt aan het 2º een littera f) toegevoegd, luidende :
« f) voertuigen of voertuigslepen die uitsluitend gebruikt worden voor folkloristische manifestaties. ».
Art. 5
Artikel 2, § 2, 7º, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, wordt vervangen als volgt :
« 7º de voertuigen of voertuigslepen die uitsluitend gebruikt worden voor folkloristische manifestaties; ».
Art. 6
Artikel 6 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, gewijzigd bij de wet van 9 juli 2004, wordt aangevuld met een § 3, luidende :
« § 3. De bepalingen van § 2 zijn niet van toepassing op voertuigen of voertuigslepen die uitsluitend gebruikt worden voor folkloristische manifestaties. ».
Art. 7
In het koninklijk besluit van 19 oktober 1995 houdende uitvoering van artikel 1 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende :
« Art. 1bis. — Rij- of voertuigen bestemd om zich over de grond te bewegen en die door een mechanische kracht kunnen worden aangedreven en uitsluitend gebruikt worden voor folkloristische manifestaties, worden gelijkgesteld met aanhangwagens, zoals bedoeld in artikel 1, 5º, op voorwaarde dat de mechanische kracht niet wordt aangewend wanneer zij worden ingezet op de openbare weg, op terreinen die toegankelijk zijn voor het publiek of slechts voor een zeker aantal personen die het recht hebben om er te komen, en aldus in beweging moeten worden gesteld door een krachtbron vreemd aan het bedoelde voertuig. ».
11 januari 2007.
Nele JANSEGERS Karim VAN OVERMEIRE. |