3-1939/3 | 3-1939/3 |
16 JANVIER 2007
I. INLEIDING
Het wetsontwerp waarover dit rapport gaat valt onder de verplicht bicamerale procedure en werd oorspronkelijk in de Kamer van volksvertegenwoordigers ingediend als een wetsontwerp van de regering (stuk Kamer, nr. 51-2565/1) onder het opschrift « Wetsontwerp betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen ».
Op haar vergadering van 7 november 2006 heeft de Commissie voor de Volksgezondheid, het Leefmilieu en de Maatschappelijke Hernieuwing vastgesteld dat het merendeel van de in het wetsontwerp opgenomen bepalingen onder artikel 78 van de Grondwet vielen, behalve artikel 68, dat het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de geschillen inzake de toewijzing, de herziening en de weigering van materiële hulp wijzigt en dat een aangelegenheid regelt als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
De Kamercommissie heeft daarom overeenkomstig artikel 72.2, tweede lid, van het reglement, beslist het wetsontwerp in twee ontwerpen op te splitsen (stuk Kamer, nr. 51-2565/004). Het eerste van die wetsontwerpen bevat alleen bepalingen die aangelegenheden regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (stuk Kamer, nr. 51-2565/005), het tweede bevat alleen bepalingen die aangelegenheden regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet (stuk Kamer, nr. 51-2565/006).
Het wetsontwerp betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen werd door de Kamer van volksvertegenwoordigers op 23 november 2006 aangenomen (stuk Kamer, nr. 51-2565/008). Het werd op 24 november 2006 overgezonden aan de Senaat (stuk Senaat, nr. 3-1938/1), waar het niet geëvoceerd werd.
Het wetsontwerp tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de geschillen inzake de toewijzing, de herziening en de weigering van de materiële hulp, dat een aangelegenheid regelt als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, werd door de Kamer van volksvertegenwoordigers op 23 november 2006 aangenomen met 97 tegen 16 stemmen bij 8 onthoudingen.
Het werd op 24 november 2006 overgezonden aan de Senaat.
De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 16 januari 2007.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN AMBTENARENZAKEN, MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE, GROOTSTEDENBELEID EN GELIJKE KANSEN
De minister wijst erop dat het doel van het besproken wetsontwerp de gedeeltelijke omzetting is van richtlijn 2003/9/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003. Door de omzetting kunnen we het recht van onze opvang actualiseren, ook al voldeed België reeds in zeer hoge mate aan de voorschriften van de richtlijn.
Toch vult het wetsontwerp een aantal lacunes in het recht op, zoals onder meer het evalueren van de specifieke noden van de asielzoeker wanneer hij op ons grondgebied aankomt en het verstrekken van informatie over de rechten en de plichten van de asielzoeker.
Tevens bevestigt het wetsontwerp onze bestaande praktijken, waarvan er een aantal reeds beter zijn dan de minimumnormen van de richtlijn. Het standstill effect, als bedoeld in artikel 23 van het Grondwet, rechtvaardigt het behoud van deze gunstiger regeling.
Ook voert het wetsontwerp verschillende vernieuwingen in het huidige opvangsysteem in, waarvan de belangrijkste het gefaseerde opvangmodel is. Dit betekent concreet dat er twee fasen zullen bestaan : een eerste fase waarin de asielzoekers in collectieve eenheden leven en daarna een meer geïndividualiseerde opvang.
Kortom, de wet zal de samenhang van de opvang in ons systeem waarborgen.
Overeenkomstig de eisen van de Europese richtlijn, organiseert het wetsontwerp ook een rechtsmiddel tegen de beslissingen die tegen de asielzoekers worden genomen. De arbeidsrechtbank, die hierin reeds een ruime ervaring heeft verworven, moet controle uitoefenen op het recht op materiële hulp.
Daarom strekt artikel 2 van onderhavig wetsontwerp ertoe de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank te verruimen. Voortaan zal ze de geschillen toegewezen krijgen inzake de toewijzing, de herziening en de weigering van de materiële hulp.
Overeenkomstig de geest van de Europese richtlijn zullen de rechtbanken hierover de volle rechtsmacht hebben. Tevens moet onderhavige bepaling ruim worden geïnterpreteerd en moet de begunstigde van de opvang de mogelijkheid hebben alle problemen betreffende de toewijzing, de herziening en de weigering van de materiële hulp voor het gerecht te brengen.
De minister wil de bepaling ruim doen interpreteren, om zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden en zoveel mogelijk waarborgen voor de asielzoekers en voor alle actoren in ons opvangbeleid.
III. ALGEMENE BESPREKING
De heer Delpérée wil een algemene opmerking maken : hij verheugt zich over de hervorming van ons opvangsysteem, ook al hebben hoven en rechtbanken in hun jurisprudentie al een gedeeltelijke oplossing gevonden voor de voornaamste problemen. Het idee om een systeem van medische, sociale, juridische en psychologische begeleiding in te voeren, lijkt hem een aanzienlijke vooruitgang. Het door artikel 23 van de Grondwet bekrachtigde recht op menselijke waardigheid wordt hierdoor op een nauwkeurige manier in de praktijk omgezet.
Hij wil echter twee opmerkingen maken over het door de Senaat niet geëvoceerde wetsontwerp betreffende de opvang van asielzoekers en bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (stuk Kamer, nr. 2565/04) : volgens artikel 24 van het ontwerp moet de lijst van verzorging en prestaties die de betrokken personen kunnen worden geboden, bij koninklijke besluiten worden vastgesteld. Hierdoor ontstaat volgens spreker een vorm van discriminatie wat betreft de verzorging die aan verschillende personen kan worden geboden.
Ten tweede wil hij erop wijzen dat de wetswijzigingen alleen betrekking hebben op de asielzoekers en vreemdelingen die zich bevinden in centra en andere opvangstructuren. Wat met de anderen ? Wordt de situatie van die andere personen door een afzonderlijk koninklijk besluit geregeld ? Zo ja, vindt spreker dat dit veeleer door de wetgever zelf moet worden geregeld.
De minister antwoordt kort op de vragen betreffende de medische begeleiding en de lijst van de medische handelingen, die wordt vastgesteld in samenwerking met de verenigingen die praktijkervaring hebben. Die lijst zal niet dezelfde zijn als die van het RIZIV om voor de hand liggende redenen : een aantal zogezegde « comfortgeneesmiddelen » worden volgens de RIZIV-nomenclatuur niet terugbetaald terwijl vele asielzoekers er behoefte aan hebben Als tegenvoorbeeld kan worden verwezen naar in-vitrofertilisatie, die door het RIZIV wel wordt terugbetaald maar niet zal worden opgenomen op de lijst van aan asielzoekers geboden medische hulp.
Men kan dus de lijst niet zomaar overnemen, er moet een redelijk en objectief onderscheid worden gemaakt.
Asielzoekers die zich niet in opvangstructuren bevinden, worden meestal als « no show » beschouwd. Het gaat om asielzoekers die voor de centrale dispatching verschijnen en een code 207 krijgen maar dan weer verdwijnen. Als zij opnieuw opduiken en hun plaats in het circuit innemen kunnen zij uiteraard medisch, psychologisch, enz. worden geholpen. Als zij niet opnieuw opduiken en besluiten het zonder materiële hulp te doen, kan hun situatie moeilijk worden gecontroleerd.
IV. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING EN STEMMINGEN
Tijdens de bespreking in de Kamer zijn op het wetsontwerp vijf amendementen ingediend. De minister juicht dat toe, aangezien zij de toepassingssfeer van het beroep als bepaald in de Europese richtlijn verruimen. Volgens hem was de vorm van de oorspronkelijke tekst te beperkend. De gelijktijdige inwerkingtreding van beide ontwerpen lijkt hem ook een positief idee.
Opschrift
Amendement nr. 1
Mevrouw Bouarfa c.s. dienen een amendement in (amendement nr. 1, stuk Senaat, nr. 3-1939/2), dat ertoe strekt een aantal technische wijzigingen aan te brengen in het Franse opschrift van het ontwerp.
Amendement nr. 1 wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Het aldus geamendeerde opschrift wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden
Artikel 1
Dit artikel geeft geen aanleiding tot bespreking.
Het wordt eenparig aangenomen door de 12 aanwezige leden.
Artikel 2
Amendement nr. 2
Mevrouw Bouarfa c.s. dienen een amendement in (amendement nr. 2, stuk Senaat, nr. 3-1939/2), dat ertoe strekt te verduidelijken dat het beroep bij de arbeidsrechtbank betrekking heeft op « elke schending van de rechten die aan de begunstigden van de opvang worden gewaarborgd door de boeken II en III van de wet van ... betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen ».
Het materiële toepassingsgebied van de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank wordt verduidelijkt wat betreft het recht op een algemeen beroep, erkend door artikel 3 van de ontwerpwet, betreffende alle beslissingen die worden genomen met toepassing van de boeken II en III van de wet. Overeenkomstig de bedoeling van de opstellers van het ontwerp, verduidelijkt dit amendement de rechten die beschermd worden door het beroep. Deze formulering beantwoordt beter aan de bepalingen van artikel 21 van richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 « tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten », dat vereist een beroep in te stellen tegen de « negatieve beslissingen wat betreft de toekenning van de voordelen waarin wordt voorzien door deze richtlijn »
Amendement nr. 2 wordt aangenomen met 10 tegen 2 stemmen.
Het aldus geamendeerde artikel 2 wordt aangenomen met 10 stemmen bij 2 onthoudingen.
Artikel 3 (nieuw)
Amendement nr. 3
Mevrouw Bouarfa c.s. dienen een amendement in (amendement nr. 3, stuk Senaat, nr. 3-1939/2), dat ertoe strekt het laatste lid van artikel 47 van de wet van ... betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, te doen vervallen. De invoeging in dit wetsontwerp van een artikel 4, dat een algemeen beroepsrecht invoert tegen alle beslissingen die worden genomen met toepassing van de boeken II en III van de wet van ... op de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, doet het bijzonder beroep betreffende sommige van die bepalingen teniet die deel uitmaken van het toepassingsgebied van het algemeen beroep.
Amendement nr. 3 wordt aangenomen met 10 tegen 2 stemmen.
Artikel 4 (nieuw)
Amendement nr. 4
Mevrouw Bouarfa c.s. dienen een amendement in (amendement nr. 4, stuk Senaat, nr. 3-1939/2), dat ertoe strekt een artikel 47bis in te voegen in de wet van ... betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen. Het zou luiden als volgt :
« De begunstigde van de opvang kan een beroep instellen bij de arbeidsrechtbank van de plaats van de opvangstructuur tegen elke schending van de rechten die worden gewaarborgd door de boeken II en III van de wet van ... betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen.
Op straffe van verval moet dit beroep worden ingesteld binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de betekening van de beslissing die nadeel berokkent of, indien er geen beslissing is, wanneer een termijn wordt bepaald opdat een beslissing wordt genomen, te rekenen vanaf het verstrijken van deze termijn, of, wanneer geen enkele beslissing vereist is voor de betreffende bepaling, te rekenen vanaf de vaststelling van de schending door de begunstigde van de opvang. Het beroep is niet schorsend ».
Mevrouw Bouarfa verduidelijkt dat het recht op het instellen van beroep dat wordt toegekend aan de begunstigde van de opvang alsook de voorwaarden voor de uitoefening van dit recht, omwille van een zo groot mogelijke rechtszekerheid uitdrukkelijk in de wet dienen te worden opgenomen. De algemene beroepsmogelijkheid, die wordt bedoeld in artikel 47bis van de wet van ... betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, vervangt het bijzonder beroep dat vroeger bestond in artikel 47, laatste lid, van dezelfde wet. Het spreekt vanzelf dat, wanneer er intern administratief beroep wordt ingesteld, zoals in artikel 47 van de wet, dit moet worden gedaan vooraleer er gerechtelijk beroep wordt ingesteld.
Amendement nr. 4 wordt aangenomen met 10 tegen 2 stemmen.
Artikel 5 (nieuw)
Amendement nr. 5
Mevrouw Bouarfa c.s. dienen een amendement in (amendement nr. 5, stuk Senaat, nr. 3-1939/2), dat bepaalt dat deze wet in werking treedt op dezelfde dag als de wet van ... betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen en wel omdat dit logischer is.
Amendement nr. 5 wordt aangenomen met 10 stemmen bij 2 onthoudingen.
Het aldus geamendeerde wetsontwerp wordt in zijn geheel aangenomen met 10 stemmen bij 2 onthoudingen.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Fauzaya TALHAOUI. | Ludwig VANDENHOVE. |
Tekst geamendeerd door de commissie (zie stuk Senaat, nr. 3-1939/4 - 2006/2007)