3-199 | 3-199 |
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Zoals bekend is met de invoering van de politiehervorming ter uitvoering van het Octopusakkoord de taalkennis bij de Brusselse politiemanschappen pijlsnel achteruitgegaan. Dat akkoord stelde voor de manschappen die van de rijkswacht en andere federale politiediensten naar de Brusselse politiezones overstapten, een overgangsperiode van vijf jaar in om het taalbrevet van de tweede taal te behalen. Intussen is gebleken dat deze overgangsperiode geen stimulans is geweest om de tweetaligheid van de manschappen te bevorderen, maar integendeel een rem. Door het ontbreken van sancties voor de betrokkenen, het gebrek aan politieke wil en de laksheid van de beleidsvoerders werd het omgekeerde effect bereikt van wat officieel werd nagestreefd. De cijfers die de minister dienaangaande aan collega De Groote heeft bezorgd, spreken boekdelen. Nauwelijks 52% van de politiemanschappen zou aan de tweetaligheidseis voldoen.
De regering heeft daar echter geen lessen uit getrokken en heeft midden vorig jaar met terugwerkende kracht een nieuwe overgangsperiode van 1 jaar en 8 maanden ingesteld, dat wil dus zeggen tot 31 december 2007. Tegen dan zouden alle Brusselse politieagenten dus over een taalbrevet moeten beschikken. Gelet op het feit dat midden 2006 amper 52% van hen daarvan in het bezit was, is er dus nog heel wat werk aan de winkel.
Een derde van deze nieuwe overgangsperiode is intussen al verstreken. Als we ervan uitgaan dat alle Brusselse politiemensen op 31 december 2007 tweetalig moeten zijn, dan zou statistisch gezien op dit moment al 71% over het taalbrevet moeten beschikken. Het is dus interessant te vernemen waar we nu staan en of er het laatste half jaar een kentering is ingetreden in de bevordering van de tweetaligheid bij de Brusselse politiemanschappen.
De minister heeft hier bij monde van staatssecretaris Van Weert in antwoord op een vraag laten weten dat de veiligheid primeert. De taalwetgeving is ook een wetgeving van openbare orde. Wij maken ons geen illusies, maar stellen desalniettemin volgende vragen aan de minister.
Kan de minister mij, net zoals aan collega De Groote, het rapport met gedetailleerde cijfergegevens over de taalkennis van de Brusselse politie bezorgen?
Ik veronderstel dat dit rapport de situatie van de taaltoestand bij de Brusselse politie midden 2006 weergeeft. Inmiddels zijn we een half jaar verder en is reeds meer dan een derde van de nieuwe termijn verlopen. Wat is de huidige stand van zaken omtrent de taalkennis van de Brusselse politiemanschappen?
Worden er bijkomende maatregelen genomen om de tweetaligheid op te trekken, zodat we eind 2007 niet weer moeten vaststellen dat heel wat politieagenten niet aan de tweetaligheidsvereisten voldoen?
De heer Patrick Dewael, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken. - De gevraagde gegevens per politiezone werden vorige week aan Kamer en Senaat bezorgd en zijn dus beschikbaar. We hebben hierover de voorbije maanden trouwens al uitgebreid in het parlement gediscussieerd. Ik heb daarbij meermaals gezegd dat twee belangrijke premissen, veiligheid én tweetaligheid, zoveel mogelijk met elkaar moeten worden verzoend.
Onder meer volksvertegenwoordiger Laeremans, een collega van de heer Van Hauthem, heb ik al herhaaldelijk gevraagd wat volgens hem het alternatief voor de bestaande regeling kan zijn, maar dan zonder dat de Brusselse politiepersoneelsformaties, die na de politiehervorming voor het eerst bijna volledig zijn ingevuld, opnieuw onvolledig worden. Moeten we misschien al de agenten die niet tweetalig zijn, de deur wijzen? Hierdoor zou de veiligheid in Brussel ernstig gehypothekeerd worden. En dan zou de heer Van Hauthem mij zonder twijfel vragen wat ik ga doen om de veiligheid in Brussel te verhogen. Ik wil in geen geval een situatie waar de veiligheid in Brussel opnieuw in het gevaar komt.
De personeelsformaties van de Brusselse zones konden worden ingevuld dankzij federale maatregelen. De Brusselse zones krijgen ook de nodige middelen om hun agenten in staat te stellen opleidingen met het oog op het bereiken van de tweetaligheid te volgen. De zones moeten er dan ook voor zorgen dat de agenten deze opleiding effectief volgen.
Inzake nieuwe rekruteringen van tweetalige agenten herhaal ik dat tweetalige kandidaten nauwelijks of niet beschikbaar zijn. Dat zijn feiten waar ik niet omheen kan. Ook daarover hebben we in het parlement uitgebreid gediscussieerd. De vraag daarbij was wie een taalopleiding moet aanbieden. Is dat een taak van de politie of van het gewone taalonderwijs? Als er zich onvoldoende kandidaten met de vereiste tweetaligheid aanmelden, dan moeten we ook eens durven na te gaan of er niet een en ander schort aan het taalonderwijs. Dan moeten we daar samen met de gemeenschappen een debat over voeren.
Het is duidelijk dat de situatie alleen geleidelijk kan evolueren naarmate de taalopleidingen effect beginnen te krijgen.
We moeten ook een onderscheid maken tussen de wettelijke tweetaligheid en de functionele tweetaligheid. De laatste is vaak heel wat hoger dan de cijfers aangeven.
Uit de ervaringen van de zones blijkt dat het volgen van taallessen in combinatie met werken soms moeilijk te organiseren valt. De zones moeten voldoende flexibele mechanismen uitwerken, maar toch laat ik onderzoeken of we de taalopleiding niet voorafgaand aan de indiensttreding kunnen organiseren. Vraag is dan wie dat zal financieren. Als de lat bij de taalexamens hoog ligt, dan moeten we misschien kiezen voor een ander systeem, waarbij de nieuwe rekruut kan beginnen met een minimaal niveau aan de start en trapsgewijs kan evolueren. Het systeem van taalpremies zou daarop kunnen worden afgestemd.
Deze mogelijkheden worden momenteel grondig bekeken. In overleg met de politiezones en met de federale politie wil ik inspanningen blijven leveren om de beoogde tweetaligheid vorm te geven.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - De minister verschuilt zich achter het argument dat de veiligheid in het gedrang komt als hij de taalwetgeving toepast. Dat is al te gemakkelijk. In Nederland werd een trein tegengehouden omdat de conducteur onvoldoende Nederlands kende, want anders kwam de veiligheid in het gedrang. Het argument van de veiligheid kan dus even goed worden ingeroepen om de taalwetgeving wel toe te passen.
Een ander voorbeeld is de problematiek van de MUG in Halle. Er kan geargumenteerd worden dat er bij gebrek aan tweetalig personeel beter een MUG met Franstalig personeel rijdt dan helemaal geen MUG. Er is echter een geval geweest van een MUG met eentalig Frans personeel die naar een verkeerde plaats reed. Wordt de veiligheid, of in dit geval de gezondheid, dan nog gegarandeerd? In Brusselse ziekenhuizen komt het voor dat dokters de patiënten niet begrijpen, hoewel ze daartoe wettelijk gezien in staat moeten zijn. Dat heeft al geleid tot sterfgevallen. Het is dus te gemakkelijk het argument van de veiligheid in te roepen. Er zal altijd wel een reden zijn waarom de taalwetgeving niet kan worden toegepast.
Ik kan geloven dat er te weinig tweetalige kandidaten zijn, maar dat was twintig jaar geleden niet het geval en ook toen werd de tweetaligheid van de politiediensten niet gegarandeerd.
De taalwetgeving is een wet van openbare orde. Indien al de benoemingen van niet-tweetalige politieagenten zouden worden aangevochten voor de Raad van State, zouden er ook te weinig politiemensen zijn. Dat wil uiteraard niemand, zoals de minister zegt.
De minister stelt de vraag of het wel een federale taak is om tijdens de politieopleiding taallessen te organiseren, aangezien taalonderwijs een taak van de gemeenschappen is. Die vraag is terecht. Als echter een minimale functionele tweetaligheid nodig wordt geacht voor de functie van politieagent, dan is er geen reden waarom de federale overheid geen taalopleiding in de opleiding voor politieagent zou invoeren.
Als de minister geen taalopleiding organiseert, dan schuift hij het probleem af op de gemeenschappen. De gemeenschappen zijn inderdaad bevoegd voor het onderwijs, en dus ook voor taalonderwijs, maar het taalonderwijs in het algemeen moet niet gericht zijn op eventuele toekomstige politieagenten.
De heer Patrick Dewael, vice-eerste minister en minister van Binnenlandse Zaken. - De huidige situatie verschilt wel grondig van die van twintig jaar geleden. Destijds was er sprake van Franstalige onwil en konden de Nederlandstalige burgers nooit in hun taal worden geholpen. Nu rijst er een probleem in beide richtingen. Uit de cijfers die ik aan de Senaatsvoorzitter heb meegedeeld, blijkt dat er nagenoeg even vaak Nederlandstaligen zijn die het Frans niet machtig zijn, als omgekeerd.
Brussel is inmiddels geëvolueerd tot een internationale stad bij uitstek. De klassieke tegenstelling Vlaams versus Franstalig heeft dus een heel andere dimensie gekregen.
De heer Van Hauthem kan wellicht een aantal voorbeelden geven van situaties waarin de veiligheid in het gedrang komt omdat een politiebeambte de tweede landstaal onvoldoende beheerst, maar niemand wenst vandaag politiebeambten die niet aan de wettelijke vereisten inzake tweetaligheid beantwoorden, naar een andere politiezone over te plaatsen, want dan komen er in Brussel binnen de kortste tijd tientallen vacatures.
Tweetaligheid blijft het doel dat we nastreven. De overgangsperiode is inmiddels wel verlengd. Vraagsteller heeft dat gehekeld. Zelf stel ik vast dat tweetaligheidspremies niet of in onvoldoende mate hebben gewerkt. Mijns inziens moet ook de attitude in het gewone onderwijs onder de loep worden genomen. Als tweetaligheid via de politieopleiding moet worden bereikt, dan leggen we die opleiding taken op waarvoor het niet wordt ingericht.
Tweetaligheid zal de vrucht van vereende inspanningen zijn. Ik pleit niet er niet voor om het probleem af te wentelen op de gemeenschappen. De ministers van Onderwijs delen wel in de verantwoordelijkheid.
Waarom wordt tweetaligheid niet van bij de rekrutering als norm gesteld voor een voortgangsproces doorheen de loopbaan? Voortgang inzake tweetaligheid beïnvloedt dan de loopbaan en in die context zullen tweetaligheidspremies wel effect sorteren.
Mocht de heer Van Hauthem vandaag op mijn stoel zitten - ik mag het niet dromen - en vaststellen dat het aan tweetalig politiepersoneel ontbreekt, dan zie ik hem nooit instemmen met een halvering van het politiepersoneel in Brussel. Hij stelt echter liever vragen of geeft liever kritiek.
Noch de Kamer, noch de Senaat heeft mij een alternatief aangereikt om binnen zes maanden de tweetaligheidsvereisten bij het politiepersoneel in Brussel te bereiken. De heer Van Hauthem heeft evenmin een oplossing. Tot daar mijn vaststelling.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - De minister speelt wat te licht met de keuze tussen veiligheid of tweetaligheid. De problematiek bestaat al van bij de invoering van de taalwetgeving. Nu stemt de minister steeds opnieuw in met de verlenging van de periode waarin uitzonderingsbepalingen gelden.
Er is een structurele ingreep nodig. Mijn alternatief bestaat erin om de taalopleiding op te nemen in de opleiding tot politieagent, aangezien de functie van politieman in Brussel tweetaligheid vereist.
Ik stel vast dat de opeenvolgende ministers van Binnenlandse Zaken al twintig jaar lang een wetgeving van openbare orde overtreden. De overheid neemt er vrede mee dat de inwerkingtreding van de taalwetgeving steeds wordt uitgesteld.
Een voortgangsproces? Ik wil wel, maar wordt een politieman met bijvoorbeeld vier jaar ervaring zomaar op straat gezet? Uit het verleden weten we dat zulks in Brussel nooit gebeurt, noch bij de politie, noch bij het gemeentepersoneel, noch bij het OCMW-personeel. Men laat de toestand gewoonweg verrotten. De situatie vandaag verschilt uiteraard van die van twintig jaar geleden. Daarom stel ik ook voor om in de opleiding tot politieagent een pakket functionele tweetaligheidsvorming op te nemen.