3-198 | 3-198 |
De voorzitter. - Mevrouw Gisèle Mandaila Malamba, staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, antwoordt.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BELANG). - Krachtens de wapenwet is al wie beschikt over een meer dan vijf jaar oude vergunning voor een verweervuurwapen, verplicht die te hernieuwen. Om die hernieuwing te bekomen moet de aanvrager voldoen aan de nieuwe wettelijke voorwaarden, in casu een wettelijke reden kunnen aantonen.
Een van die nieuwe wettelijke redenen is het `sportief en recreatief schieten'. Om die wettelijke reden te kunnen aantonen, moet de aanvrager minstens lid zijn van een schietvereniging.
Om lid te worden van een schietvereniging moeten onder andere de particuliere schutters krachtens het koninklijk besluit van 3 juli 2000 tot bepaling van de erkenningvoorwaarden van schietstanden jaarlijks een getuigschrift van goed zedelijk gedrag overhandigen aan die vereniging. In de praktijk vraagt het kandidaat-lid een getuigschrift aan bij de bevoegde instantie met de vermelding dat het bestemd is voor een schietvereniging. Voor de afgifte van dat administratieve stuk rekenen de overgrote meerderheid van de gemeenten vrij zware retributies van 5 tot 15 euro aan.
In dat getuigschrift mogen geen veroordelingen vermeld zijn, zoals bedoeld in artikel 4, §2, 1º, van het bovenvermelde koninklijk besluit.
Als we artikel 1, §2, van de wapenwet samen lezen met artikel 3, 3º, en artikel 4, §2, 1º, van het koninklijk besluit tot bepaling van de erkenningvoorwaarden van schietstanden, leren we dat een kandidaat-lid van een schietvereniging evenmin voor bovenvermelde misdrijven mag zijn veroordeeld om te mogen toetreden tot een schietvereniging.
Aangezien de regularisatieperiode aanvankelijk afliep op 9 december 2006, was er een grote toeloop van kandidaten. In een weliswaar beperkt aantal gevallen werden bestuurders van schietverenigingen geconfronteerd met kandidaat-leden die beschikken over recent uitgereikte getuigschriften van goed zedelijk gedrag, met fiscaal zegel en met vermelding `schuttersvereniging', waaruit blijkt dat volgens de ambtenaar die het uitreikt, betrokkene van goed gedrag is, terwijl zijn strafregister een of meerdere veroordelingen vermeldt zoals bedoeld in de zojuist geciteerde artikelen.
Het spreekt vanzelf dat de verenigingen verveeld zitten met dat soort voorvallen. Enerzijds wordt hun een getuigschrift voorgelegd waaruit blijkt dat voor de ambtenaar die het uitreikt, betrokkene van goed gedrag is en lid kan worden van een schietvereniging, terwijl ze anderzijds moeten vaststellen dat ze onder de geldende regels betrokkenen gezien de veroordelingen, niet tot hun vereniging mogen toelaten.
Ik zou dan ook duidelijkheid willen bekomen over wat volgt.
Wat is de waarde van een getuigschrift van goed zedelijk gedrag ten behoeve van een schietvereniging, waarin melding wordt gemaakt van een of meerdere misdrijven zoals bedoeld in het nog geldende artikel 1, §2, van de oude wapenwet en waarin tegelijk wordt geattesteerd dat de aanvrager van goed zedelijk gedrag wordt bevonden?
Mag, gelet op de retributies die worden gevraagd voor het uitreiken van een getuigschrift van goed zedelijk gedrag voor een schietvereniging, van de ambtenaar die bevoegd is voor het uitreiken van bedoeld getuigschrift, verwacht worden dat hij de verenigbaarheid onderzoekt van bepaalde strafrechtelijke antecedenten met de algemene wettelijk bepaalde toelatingsvoorwaarden voor lidmaatschap van een sportschuttersvereniging?
Kan men van bestuursleden van een schietvereniging verwachten dat zij eventueel op getuigschriften vermelde misdrijven systematisch toetsen aan de uitgebreide reeks van misdrijven die een lidmaatschap van een schietvereniging in de weg staan?
(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, ondervoorzitter.)
Mevrouw Gisèle Mandaila Malamba, staatssecretaris voor het Gezin en Personen met een handicap, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. - Ik antwoord namens minister Onkelinx.
Artikel 3, 3º, van het koninklijk besluit van 13 juli 2000 tot bepaling van de erkenningsvoorwaarden van schietstanden beoogt maximale waarborgen om te voorkomen dat personen die werden veroordeeld op grond van de wapenwet, een schietstand bezoeken.
Krachtens dat artikel kan een persoon met een attest van goed zedelijk gedrag waarin wordt vermeld dat hij of zij een van bovengenoemde veroordelingen heeft opgelopen, geen schietstand bezoeken.
De ambtenaar die bevoegd is voor het uitreiken van de attesten van goed zedelijk gedrag is geen politieman. Artikel 25 van de wet op het politieambt legt die taak inderdaad niet op aan de politiediensten.
De ambtenaar die bevoegd is voor de uitreiking van genoemd attest is geenszins bevoegd om te onderzoeken of de strafrechtelijke antecedenten van de kandidaat-schutter verenigbaar zijn met de wettelijk bepaalde toelatingsvoorwaarden voor lidmaatschap van een sportschuttersvereniging.
Krachtens het koninklijk besluit van 13 juli 2000 mag de uitbater van een schietstand een schutter alleen inschrijven als aan de wettelijke voorwaarden is voldaan.
De personen die bevoegd zijn voor het controleren van de schietstanden moeten dus ook nagaan of die wettelijke voorwaarden worden gerespecteerd.
Met het oog op meer uniformiteit tussen de verschillende wetgevingen, onder meer de wapenwet en de decreten inzake het statuut van de sportschutter, zullen de drie bestuursniveaus overleg plegen. Indien nodig zal een wijziging worden bestudeerd van artikel 3, 3º, van het koninklijk besluit betreffende de schietstanden.