(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
Vaak wordt de problematiek van de lekenborgtocht gekoppeld aan « het huidige economische klimaat ». Vastgesteld moet worden dat het aankaarten van deze problematiek reeds enige jaren geleden gebeurde en sindsdien vaak weerklinkt, echter zonder gevolg.
De problematiek doet zich voor als een derde persoon zich borg stelt voor een kredietnemer die zelf onvoldoende waarborgen kan leveren om zijn verplichtingen na te komen ten aanzien van de kredietinstelling of kredietgever. De borg die vaak in sentimentele omstandigheden ontstaat, heeft echter verreikende gevolgen voor het eigen patrimonium van de borg. Maar al te vaak wordt de schuldenproblematiek uitgebreid van de hoofdschuldenaar tot de borg zonder dat deze laatste zich op enigerlei wijze kan verdedigen. De diverse bepalingen opgenomen in de artikelen 2011-2039 van het Burgerlijk Wetboek bieden geen extra bescherming voor de lekenborg in casu die borgen die geen enkele zeggenschap hebben over de financiële situatie van de hoofdschuldenaar en vaak niet vertrouwd zijn met de technisch — juridische gevolgen van dergelijke borgen.
Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen :
1. Is er een mogelijkheid tot het invoeren van de fatsoenplicht naar analogie met Nederland voor lekenborgen ? De fatsoenplicht die in Nederland is opgenomen in artikel 855, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek, rust op de schuldeiser en houdt in dat men de borg niet onmiddellijk aanspreekt maar eerst tracht voldoening te verkrijgen van de hoofdschuldenaar.
2. Vaak zijn de problemen voor de borgsteller verbonden aan het tekort aan informatie over de technisch — juridische gevolgen van zijn borgstelling. Kan de informatieverplichting ten aanzien van de kandidaat borgsteller uitgebreid worden en kan dit wettelijk opgelegd worden aan kredietgevers ?
3. Kan er een uitbreiding voorzien worden van de uitwinning van de goederen van de hoofdschuldenaar, zoals voorzien in de artikels 2021 tot 2023 van het Burgerlijk Wetboek bijvoorbeeld de mogelijkheid om goederen aan te wijzen die buiten het rechtsgebied van het hof van beroep van de plaats waar de betaling gedaan moet worden ?
4. Erkent de geachte minister deze problematiek in zijn geheel of enkel gedeeltelijk ? Welke andere mogelijkheden tot bescherming ziet hij voor de (deel)problematiek(en) en binnen welke termijn mogen oplossingen worden verwacht ?
Antwoord : Ik heb de eer het geachte lid mee te delen dat het onderwerp van zijn vraag onder de bevoegdheid van de minister van Justitie valt.