3-2016/1 | 3-2016/1 |
11 JANUARI 2007
Het concept eerlijke handel is vrij oud. In 1964 wezen verscheidene landen van het Zuiden op de eerste Conferentie van de Verenigde Naties over Handel en Ontwikkeling (UNCTAD) die in Genève plaatsvond, voor het eerst op het beginsel « Trade not Aid », om de noodzaak te beklemtonen van rechtvaardiger en evenwichtiger internationale handelspraktijken. Dat was het startsein voor verscheidene initiatieven inzake handelsverkeer tussen Noord en Zuid. De eerlijke handel is daar een voorbeeld van. Hoewel eerlijke handel een laag aandeel in de internationale handel heeft, heeft hij zich sinds 1964 positief ontwikkeld, dankzij veertig jaar van bewustmaking.
De internationale gemeenschap heeft de belangrijke rol van de eerlijke handel in de ontwikkeling van de armste landen erkend, zoals de Franse volksvertegenwoordiger Antoine Herth uitlegt in een rapport dat in opdracht van eerste minister Jean-Pierre Raffarin werd opgesteld (1) . De Wereldhandelsorganisatie « heeft geconcludeerd dat initiatieven op dit gebied de liberalisering van de markten niet belemmeren, omdat zij niet tot invoerbeperkingen of andere vormen van protectionisme leiden. Zij zijn dus verenigbaar met de algemene beginselen van de wereldeconomie. » (2) .
In december 2005 heeft het United Nations Research Institute for Social Development (UNRISD) een document gemaakt waarin staat dat eerlijke handel : « est basé sur l'idée d'un contrat passé entre les petits producteurs du Sud, généralement organisés en coopérative, et les organisations de commerce équitable du Nord (3) . (...). Les organisations garantissent les principes du commerce équitable, tandis que les petits producteurs s'engagent sur la qualité des produits et les délais de livraison, la démocratie et la transparence, notamment dans l'utilisation des bénéfices du commerce équitable. » Tevens vermeldt het document vijf criteria waaraan eerlijke handel moet voldoen : werken met de kansarmste producenten in de arme landen, de tussenpersonen beperken om de marge van de producent zo groot mogelijk te maken; een rechtvaardige aankoopprijs waarborgen zodat de producent fatsoenlijk kan leven; transparante informatie geven over het product en de commercialiseringskanalen en ten slotte het milieu respecteren en waarderen.
Op Europees niveau voorziet het mededingings- en consumentenrecht niet in enige bepaling voor eerlijke handel. De producten uit het eerlijke handelcircuit moeten met andere woorden voldoen aan alle regels die voor elk ander product of elke andere dienst gelden.
Dat betekent niet dat de instellingen van de Europees Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, ongevoelig zijn gebleven voor de diverse initiatieven en bewustmakingscampagnes over eerlijke handel.
De Europese Commissie van haar kant heeft op 29 november 1999 een mededeling over fair trade goedgekeurd (4) , waarin ze bekijkt welke middelen reeds worden ingezet of moeten worden overwogen door de Europese Unie om dat soort handel te stimuleren. De Europese Commissie heeft tot dusver « voor activiteiten in verband met « fair trade » reeds beperkte financiële steun verleend aan NGO's in de EU en aan producentenverenigingen in ontwikkelingslanden ». Een van de middelen die moeten worden overwogen om de eerlijke handel te bevorderen, is overeenkomstig de mededeling van de Commissie « de NGO's bij te staan in hun streven « fair trade »-etiketteringsorganisaties te helpen criteria te ontwikkelen voor de toekenning van labels en voor certificering », maar ook een betere follow-up, verificatie van en controle op de labels, of nog een betere voorlichting van de consument.
Bovendien beklemtoont de Europese Commissie het volgende : « Producenten in ontwikkelingslanden in staat stellen hun voordeel te doen met de kansen die de globalisering van de handel biedt, is juist het fundamentele doel van « fair trade »-initiatieven. ».
Op 5 juli 2000 stelt de Europese Commissie in een andere mededeling aan de Raad « betreffende het compendium met door de Gemeenschap in het kader van de ACS-EG-Raad van ministers goed te keuren beleidsrichtsnoeren voor specifieke samenwerkingsgebieden of -sectoren » (5) : « Eerlijke handel is een op ontwikkeling gebaseerd initiatief dat voortbouwt op handelsbetrekkingen en verbeterde handelsmogelijkheden om de kloof tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden te overbruggen, achtergestelde producenten in ontwikkelingslanden in staat te stellen hun voordeel te doen met de kansen geboden door wereldwijde handel en een betere integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie te bevorderen. » In haar mededeling onderstreept de Commissie tevens : « Het doel van eerlijke handel is ervoor te zorgen dat producenten een rechtvaardige prijs en een eerlijk deel van eventuele winsten ontvangen. ».
In een resolutie over fair trade van 2 juli 1998, verzoekt het Europees Parlement de Europese Commissie « het bevorderen van fair trade als een integraal onderdeel op te nemen in het ontwikkelingsbeleid van de EU, het buitenlands en handelsbeleid ». Recenter, in een resolutie over de sociale dimensie van de globalisering van 15 november 2005, onderstreept het Europees Parlement « het belang van eerlijke handel bij het streven naar uitbanning van de armoede in landelijke gebieden en dringt er bij de Commissie op aan haar belofte om de eerlijkehandelsproducenten en hun distributeurs in de EU-landen meer technische en financiële steun te bieden, concrete invulling te geven ».
Het Economisch en Sociaal Comité, een adviesorgaan van de Europese Unie heeft op 15 juli 1997 een advies gegeven over de « European Fairtrade marking »-beweging.
België ondersteunt de eerlijke handel op diverse manieren. Eerst en vooral bepaalt artikel 3 van de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking het volgende : « De Belgische internationale samenwerking heeft als hoofddoel de duurzame menselijke ontwikkeling te realiseren door middel van armoedebestrijding, op basis van het concept « partnerschap » en met inachtneming van de criteria voor ontwikkelingsrelevantie. ». Door in artikel 8, § 1, de « sociale economie » te vermelden als strategische, sectoroverschrijdende prioriteit van de internationale samenwerking, heeft België zich ertoe verbonden de eerlijke handel te steunen. De strategienota (6) « Sociale economie » die de DGOS (7) in november 2002 opstelde, besteedt dan ook veel aandacht aan de eerlijke handel. Voor de uitvoering van die strategie bepaalt de nota : « Er worden initiatieven genomen om de capaciteiten te versterken van de organisaties en coöperaties van producenten van producten van « eerlijke handel ». » (8) . Eerlijke handel behoort dus tot de specifieke doelstellingen van het Belgische beleid inzake internationale samenwerking.
Door de goedkeuring van het Federaal Plan inzake duurzame ontwikkeling 2000-2004, heeft de Belgische regering zich ertoe verbonden « In samenwerking met de maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven te onderzoeken « hoe eerlijke handel (...), verder ontwikkeld en bevorderd kunnen worden. (...) » (9) .
Dat Plan nam de resultaten van verscheidene enquêtes over en vermeldde over de eerlijke handel dat « de consumenten steeds gevoeliger zijn voor de sociale en ecologische problemen die samenhangen met de huidige ontwikkelingspatronen en voor de inhoud van hun verbruik. De meerderheid is bereid haar gedrag te veranderen om het milieu en haar eigen gezondheid te beschermen. Een studie (Een studie uitgevoerd door Survey & Action in maart 1998 bij 1010 Belgische consumenten tussen 15 en 77 jaar. [« La Libre Belgique », 24 september 1998].) heeft aangetoond dat 70 % van de consumenten steeds meer belang hecht aan de kwaliteit van de producten, de bescherming van het milieu en rechtvaardige en eerlijke handel tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden » (10) .
Bovendien « zal België een sociaal keurmerk ontwikkelen dat toegekend wordt aan goederen en diensten voor de naleving van de basisconventies van de Internationale Arbeidsorganisatie. Ze zal ook andere keurmerken aanmoedigen die een eerlijkere handel bevorderen. », aldus het Plan 2000-2004. De regering « zal bij de consumenten, de producenten en de distributeurs de keurmerken bevorderen die de duurzame aard van de op de markt gebrachte producten aanduiden. Het gaat onder andere om het keurmerk « biologisch geteeld », het keurmerk over milieubewust pitfruit, de Europese milieukeur, het keurmerk voor sociaal verantwoorde productie en andere keurmerken die een eerlijkere handel bevorderen. ». Tot slot zal ze « een sociaal keurmerk definiëren, dat steunt op de naleving van de basisconventies van de Internationale Arbeidsorganisatie doorheen de ganse levenscyclus van producten en zal initiatieven inzake eerlijker handel ondersteunen » (11) .
Voor het Federaal Plan inzake Duurzame Ontwikkeling 2004-2008 werd opgesteld, hebben de impactstudie en de opiniepeiling over eerlijke handel in België, die Idea Consult en Rogil Field Research in augustus 2002 hebben gemaakt in opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking en de DGOS, aangetoond dat het systeem van eerlijke handel een belangrijke positieve impact heeft op de betrokken producenten, door de positieve weerslag die het heeft op het inkomen en het welzijn, de marktgerichtheid en de ontwikkeling van de knowhow van de producenten.
Het Federaal Plan inzake Duurzame Ontwikkeling 2004-2008 onderstreept het volgende : « Doorheen de levenscyclus van een product (de ontwikkeling, het winnen van grondstoffen, de fabricage en assemblage, het gebruik en ten slotte de verwijdering) is er sprake van een impact op het milieu (vervuiling, uitputting van niet-hernieuwbare hulpbronnen, aantasting van ecosystemen, enzovoort), op sociaal vlak (respect voor arbeids- en mensenrechten, tewerkstelling, ontginningen ter financiering van oorlogen enz.) en op economisch vlak (eerlijke handel, prijsopbouw, enzovoort). Ecologische, ethische en sociale labels zijn instrumenten die de producenten toelaten om het duurzaam karakter van hun producten te garanderen en om de consumenten in staat stellen een verantwoorde keuze te maken. » (12) .
Het Regeerakkoord van juli 2003 bevat een oproep om een « rechtvaardiger wereld » tot stand te brengen. In het akkoord staat onder andere dat de Belgische regering zich ertoe verbindt « een actief beleid inzake eerlijke wereldhandel » te voeren (13) . Het vermeldt dat België in die context drie belangrijke hervormingen zal verdedigen : de volledige invulling van de Doha Ontwikkelingsagenda van de Wereldhandelsorganisatie, de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Europese Unie en de versterking van alle instellingen die een ondersteunende rol vervullen, zoals de Delcrederedienst en de BMI, alsook het aanzetten van de bedrijven tot ethisch gedrag. Verder bepaalt dat akkoord dat een « interparlementaire commissie » zal worden opgericht die zich zal buigen over alle aspecten van de globalisering, zoals (...) de bevordering van de import uit ontwikkelingslanden.
Onlangs heeft minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht in een antwoord op een parlementaire vraag (14) verklaard dat het duidelijk is dat de eerlijke handel dringend een vorm van erkenning op Belgisch en/of op Europees niveau nodig heeft, om de positieve gevolgen van dergelijke handelsrelaties voor het Zuiden duurzaam te maken en nog uit te breiden. Die behoefte aan erkenning vloeit voort uit de vaststelling dat het risico bestaat op een wildgroei van zogenaamde eerlijke handelinitiatieven die er niet toe strekken een ontwikkelingsmodel te steunen maar potentiële economische winst beogen onder verwijzing naar de verplichtingen die de economische spelers van het Noorden worden opgelegd.
Het probleem van de officiële erkenning van de eerlijke handel werd in opdracht van de Belgische Technische Coöperatie, Fair Trade Centre (15) , onderzocht en het rapport hierover werd in december 2005 gepubliceerd.
De regering geeft dus reeds verscheidene jaren de wil te kennen rechtvaardiger handelspraktijken te ondersteunen, ook de initiatieven met betrekking tot eerlijke handel. We wijzen er nog maar eens op dat de Interparlementaire Commissie die in het huidige Regeerakkoord werd aangekondigd, werd opgericht om « toutes les questions liées à la globalisation, telles que les transactions spéculatives, les normes sociales universelles, le code éthique pour les entreprises recevant une aide publique à leurs activités d'exportations, et la promotion des importations en provenance de pays en voie de développement » te onderzoeken (16) . Dit rapport beoogt hoofdzakelijk die laatste doelstelling.
Daarom heeft de Bijzondere commissie « Globalisering » beslist dieper in te gaan op het thema eerlijke handel. Van oktober tot december 2004 hield ze hoorzittingen met vertegenwoordigers van die sector. Na het afsluiten van de hoorzittingen, werden andere informele ontmoetingen georganiseerd, om betrokkenen die hun mening niet hadden kunnen geven tijdens de hoorzittingen, maar die toch gehoord wilden worden, de kans te geven hun eisen kenbaar te maken. Het ging vooral om EFICO en om Douwe Egberts.
Tot besluit wijzen wij erop dat de behandeling van het thema Eerlijke Handel door de Bijzondere commissie « Globalisering » deel uitmaakt van een breder debat over de Wereldhandelsorganisatie en de Doha Ontwikkelingsagenda.
Pierre GALAND. Olga ZRIHEN. Jacinta DE ROECK. |
DE SENAAT,
a) inzake de definities van de Eerlijke Handel
1.1. herinnert eraan dat de Europese Commissie in haar Mededeling aan de Raad van 29 november 1999 de eerlijke handel definieert als een geheel van « handelspraktijken (...) waarmee de economische positie van kleine producenten en grondeigenaren wordt versterkt om te voorkomen dat zij in de wereldeconomie gemarginaliseerd raken. Het betreft voornamelijk de ontwikkelingslanden en in de genoemde mededeling worden twee belangrijke aspecten onderscheiden : ervoor zorgen dat de producenten, met inbegrip van de werknemers, in de totale winsten delen in evenredigheid met hun inbreng; de sociale omstandigheden verbeteren, vooral voor de werknemers, in het licht van het feit dat goede maatregelen op het gebied van sociale voorzieningen, vertegenwoordiging van de werknemers (bijvoorbeeld via vakbonden), enz. ontbreken. Het gaat bij fair trade om de ontwikkeling op lange termijn. Zowel de verkopers als de consumenten nemen op vrijwillige basis aan initiatieven op dit gebied deel. »;
1.2. herinnert eraan dat in Frankrijk de Assemblée nationale en de Senaat in de wet van 2 augustus 2005 ten gunste van de kleine en middelgrote ondernemingen eerlijke handel definieert als « handel in goederen en diensten tussen ontwikkelde landen en kansarme producenten gevestigd in ontwikkelingslanden, waarbij die handel ertoe strekt duurzame relaties tot stand te brengen zodat de economische en sociale vooruitgang van die producenten bewerkstelligd wordt. »;
1.3. herinnert eraan dat het Agence française de normalisation eerlijke handel aan de hand van drie beginselen gedefinieerd heeft :
— het evenwicht in de handelsrelatie tussen de partners of medecontractanten : een contract als basis van de handelsrelatie, een billijke minimumprijs, de inachtneming van de sociale rechten, duurzaamheid van de handelsrelatie, enz.;
— begeleiding van de producentenorganisaties en/of van de werknemers die bij de eerlijke handel betrokken zijn : opvoeren van de capaciteit, begeleidings- en ontwikkelingsactviteiten op lange termijn;
— het informeren en bewustmaken van de consument, de klant en algemener van het publiek in verband met de eerlijke handel;
1.4. herinnert eraan dat de Belgische Technische Coöperatie in zijn Fair Trade Centre de definitie overneemt van het FINE-netwerk (dat de vier internationale verenigingen inzake eerlijke handel groepeert : FLO, IFAT, NEWS en EFTA) : « Eerlijke handel is een commercieel partnerschap dat steunt op dialoog, transparantie en respect, met als doelstelling te komen tot een rechtvaardiger wereldhandel. Eerlijke handel draagt bij tot duurzame ontwikkeling door betere handelsvoorwaarden te bieden en door de rechten van de producenten en de gemarginaliseerde werknemers te waarborgen, heel speciaal in het zuidelijk halfrond. De organisaties voor Eerlijke Handel (gesteund door de consumenten) verbinden er zich actief toe de opinie te sensibiliseren en campagne te voeren voor veranderingen in de regels en praktijken van de conventionele internationale handel.
De kern van Eerlijke Handel : de strategische doelstelling van Eerlijke Handel bestaat erin :
— bewust met gemarginaliseerde producenten en werknemers te werken om hen te helpen om vanuit een kwetsbare positie te komen tot economische zekerheid en zelfvoorziening;
— de producenten en werknemers meer gewicht geven als belanghebbende partij van hun organisaties;
— actief een grotere rol spelen op het wereldtoneel om meer rechtvaardigheid in de wereldhandel te bereiken. »;
1.5. herinnert eraan dat de Belgische Technische Coöperatie die definitie nader verklaart :
— « De prijs is een hoeksteen van een eerlijke handelsrelatie. De aankoper verbindt zich er bijgevolg toe de « billijke » prijs te bepalen aan de hand van de volgende criteria : De aankoopprijs die aan de producent wordt betaald, moet het mogelijk maken : de productiekosten en logistieke kosten te dekken, een vergoeding te betalen waarmee de benadeelde producenten en werknemers en hun gezinnen kunnen voorzien in hun fundamentele behoeften en hun levensomstandigheden kunnen verbeteren (opvoeding, cultuur, gezondheid, huisvesting, vrije tijd enzovoort), een winstmarge te boeken om te investeren in de productie en bij te dragen tot het vervullen van de collectieve behoeften (organisatie, educatie, cultuur, gezondheid, vrije tijd, infrastructuur, structurering van producentenverenigingen enzovoort). De prijs die aldus wordt betaald aan de producent of aan de producentenorganisatie, moet de gunstigste marktprijs zijn — indien er een marktprijs bestaat — ofwel lokaal, ofwel internationaal, ofwel vastgesteld door internationaal gegroepeerde fair-tradeorganisaties. Op verzoek van de producenten, fabrieken of plantages moeten prefinancieringen worden toegekend. Middellange- en langetermijncontracten moeten de producenten, fabrieken van plantages in de gelegenheid stellen te plannen en te investeren in duurzame productiepraktijken. »;
— « De organisaties van zelfstandige producenten moeten democratisch, participatief en transparant zijn en moeten openstaan voor nieuwe leden. De plantages en fabrieken moeten in overeenstemming zijn met de nationale arbeidswetgeving en de basisovereenkomsten van de Internationale Arbeidsorganisatie : de arbeiders en seizoensarbeiders moeten ten minste het nationale wettelijke minimumloon krijgen; de vakbondsvrijheid en de vrije onderhandeling van collectieve arbeidsovereenkomsten moeten gewaarborgd zijn (ILO-overeenkomsten C87 en C98); het is verboden kinderarbeid (ILO-overeenkomst C138) of dwangarbeid (ILO-overeenkomsten C29 en C105) toe te passen; de arbeiders moeten recht hebben op sociale zekerheid, gezondheid en veiligheid op de arbeidsplek (ILO-overeenkomst C155) »;
— « De producenten eerbiedigen de nationale en internationale wetgeving betreffende het gebruik van fytosanitaire producten, de hantering ervan (opslag, verwerking, reiniging, beheer enzovoort), de bescherming van vochtige zones en waterlopen, het oerwoud en andere ecosystemen van grote ecologische waarde, erosie en afvalbeheer. »;
b) inzake het begrip Eerlijke Handel voor een duurzame ontwikkeling
1.6. stelt vast dat de eerlijke handel tot doel heeft om handelstransacties te laten plaatsvinden in het kader van een op gelijkheid, dialoog, transparantie en respect gebaseerd partnerschap voor ontwikkeling;
1.7. stelt vast dat de eerlijke handel tot doel heeft te werken met kansarme producenten en werknemers om ze te helpen om van een kwetsbare positie te komen tot economische veiligheid en zelfredzaamheid; meer gewicht te geven aan de producenten en de werknemers als partners in hun organisaties; een meer actieve rol te spelen op wereldvlak om de wereldhandel eerlijker te doen verlopen en duurzame ontwikkeling te bevorderen;
1.8 stelt vast dat eerlijke handel ervoor zorgt dat een « billijke » prijs wordt betaald aan de producenten, zodat de prijs betaald voor hun producten het moet mogelijk maken de benadeelde producenten en werknemers en hun gezinnen in staat te stellen te voorzien in hun fundamentele behoeften, hun levensomstandigheden te verbeteren (opvoeding, cultuur, gezondheid, huisvesting, vrije tijd enzovoort), een winstmarge te boeken om te investeren in de productie en bij te dragen tot het vervullen van de collectieve behoeften (organisatie, educatie, cultuur, gezondheid, vrije tijd, infrastructuur, structurering van producentenverenigingen enzovoort) waardoor de productiekosten en de logistieke kosten worden gedekt;
1.9. herinnert er bijgevolg aan dat artikel 23 van de Universele verklaring van de rechten van de mens, die op 10 december 1948 in Parijs door de algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd aangenomen het volgende bepaalt : « Al wie arbeidt, heeft recht op een billijke en toereikende vergoeding die hem alsmede zijn gezin een bestaan verzekert dat overeenkomt met de menselijke waardigheid (...) »;
1.10. stelt vast dat de eerlijke handel ook in het noorden een alternatief project kan zijn. Niet alleen moeten de consumenten geïnformeerd worden, ze moeten zich ook verantwoordelijk voelen voor de impact van hun consumptiebedrag op economisch, sociaal en milieugebied. Dat verantwoordelijkheidsgevoel zal de invoering van betere internationale handelspraktijken en -regels bevorderen. De eerlijke handel kan zich als een olievlek uitbreiden : hij kan aan het licht brengen wat er tussen Noord en Zuid politiek op het spel staat, kan leiden tot debatten en politieke pressie die verder gaan dan het eigenlijke thema « eerlijke handel ». Het label « eerlijke handel » moet de verbruiker aanzetten om in zijn vertrouwde winkels die producten te kopen;
1.11. stelt vast dat het label « eerlijke handel » oorspronkelijk vooral tot doel had om kansarme producenten vooruit te helpen door hun commerciële steun te bieden (de producenten in contact brengen met de groothandelaars), steun op het vlak van de (technische, commerciële, marketing, enz.) ontwikkeling, alsook steun aan de organisatie van gestructureerde coöperatieven. Daar komen nog bij : de producenten een behoorlijke levensstandaard te bieden, de autonomie van diezelfde kleine, plaatselijke producenten te bevorderen en ten slotte een efficiënt en eerlijk productiesysteem in te voeren;
c) inzake het bevorderen van Eerlijke Handel
1.12. aangezien de eerlijke handel bijzonder heilzaam is voor de kleinschalige producenten, met name in de landbouw- en de handwerksector, aangezien deze kleine producenten in de ontwikkelingslanden dikwijls leven in afgelegen plattelandsgebieden, ze afhankelijk zijn van tussenpersonen, zowel voor de verkoop van hun producten als voor het verkrijgen van kredieten; aangezien de landbouwers, dankzij de eerlijke handel, deze afhankelijkheid hebben verkleind door zelf coöperatieve ondernemingen op te richten voor de verhandeling van hun producten, waardoor ze samen gebruik kunnen maken van verschillende hulpmiddelen, technische kennis en uitrusting en in sommige gevallen van socialen diensten zoals ziekenhuizen en scholen, te delen;
1.13. aangezien in België in 2004 de omzet van de vijf belangrijkste spelers op de markt van de eerlijke handel 34,6 miljoen euro bedroeg; het aandeel van de eerlijke handel in de totale consumptie van de gezinnen bedroeg slechts 0,009 %. Voor sommige sterproducten bedraagt dat meer, zoals bijvoorbeeld koffie : het aandeel van de eerlijke handelkoffie bedraagt 1,5 % van de totale Belgische koffiemarkt. De eerlijke handelproducten vertegenwoordigen dus slechts een heel klein percentage van de totale consumptie van de gezinnen;
1.14. aangezien de eerlijke handelproducten vooral worden verkocht door de wereldwinkels, maar ook steeds vaker te vinden te zijn in de groothandels, dankzij het Max Havelaar label; zo werd in 2002 35 % van deze producten verkocht in de supermarkt;
1.15. aangezien de eerlijke handel slechts een laag percentage vertegenwoordigt van de distributie van consumptiegoederen, maar het marktaandeel van de eerlijke handelproducten voortdurend stijgt;
1.16. stelt vast dat de overheid reglementaire en niet-reglementaire instrumenten moet gebruiken om de consument de juiste keuze te helpen maken, de ondernemingen te stimuleren om zich maatschappelijk verantwoord te gedragen en de eerlijke handel te ondersteunen als beleid voor solidaire ontwikkelingssamenwerking;
1.17. stelt vast dat de overheid (onder meer reglementaire) instrumenten moet gebruiken om de consument de juiste keuze te helpen maken, de ondernemingen te stimuleren om zich maatschappelijk verantwoord te gedragen en de eerlijke handel te ondersteunen als beleid voor solidaire ontwikkelingssamenwerking;
d) inzake labels en zelfregulering
1.18. stelt vast dat aan de oorsprong van dit fenomeen niet-staatsgebonden actoren liggen, meestal verenigingen; dat het middenveld als eerste de kwesties van een ethische of verantwoorde economie op de voorgrond plaatste; dat de organisaties binnen de sector sedert ruim veertig jaar door hun bewustmaking en kritiek een niet te ontkennen invloed hebben gehad op de maatschappij;
1.19. stelt vast dat niet alle onder het label « eerlijke handel » verkochte producten (OXFAM Fair Trade, Made in Dignity, Maya en Fair Trade) voorzien zijn van het eigenlijke label maar dat de specifieke aard van die organisaties vaak volstaat om de consumenten ervan te overtuigen dat de producten en handelspraktijken overeenstemmen met de principes van de eerlijke handel;
1.20. stelt vast dat misbruik mogelijk is omdat de eerlijke handel of, specifieker nog, de eerlijke handelstransactie, niet juridisch gedefinieerd of wettelijk erkend is zodat er geen sancties staan op uitwassen; de overheid heeft dus ook geen wettelijke basis om mensen te steunen die op een ernstige manier dit soort handel drijven, tenzij het gaat om NGO's die officieel door de Belgische Ontwikkelingssamenwerking zijn erkend;
1.21. stelt vast dat de NGO's inspanningen hebben geleverd om meer middelen te geven aan de organisaties (FLO, EFTA en IFAT) die zorgen voor het toekennen van de labels en voor de controle op de eerlijke handel teneinde gemeenschappelijke criteria voor het toekennen van een label en voor homologatie op te stellen;
1.22. stelt vast dat de recente uitbreiding van de initiatieven ten voordele van de producenten in het Zuiden tot in de ondernemingen zelf de nood aan regulering en standaardisering heeft vergroot. Steeds meer ondernemingen keuren een eigen gedragscode goed;
1.23. stelt vast dat het verheugend is dat de ondernemingen zich steeds meer bewust worden van sociale en milieuproblemen, maar dat men toch vragen kan stellen bij deze zelfregulering buiten elk normatief optreden om. Die nieuwe ontwikkeling versterkt de nood aan regelgeving en dat is een taak van de overheid;
1.24. stelt vast dat vandaag heel wat « traditionele » distributeurs eerlijke handel als een interessante niche zien voor hun marges en hun imago. In die context is de verleiding groot om gespecialiseerde actoren (de oprichters, voornamelijk NGO's) tegenover de niet-gespecialiseerde te plaatsen (de klassieke industriëlen en distributeurs) en het overnemen van het thema door de grote distributiegroepen aan de kaak te stellen;
1.25. stelt vast dat iedereen een nuttige bijdrage kan leveren voor de ontwikkeling van de sector. De gespecialiseerde en de niet gespecialiseerde sector kunnen elkaar perfect aanvullen. De eerste geeft de voorrang aan bewustmaking van de burger, de hulp bij de ontwikkeling van nieuwe netwerken en producten en zorgt voor de beheersing van de criteria en de ontwikkeling van het concept. Ze hebben voldoende praktijkervaring. Hun motivatie en hun onbaatzuchtige activiteiten voor hun leden geven hun een grote legitimiteit. De tweede sector richt zich in de eerste plaats tot de consument en maakt de grootschalige distributie en ontwikkeling van netwerken en producten mogelijk;
1.26. stelt vast dat de consumentenorganisaties menen dat per domein slechts één label moet bestaan; dat de vele bestaande labels de consumenten in de war brengen;
1.27. stelt vast dat een wettelijke erkenning van het concept het mogelijk zou maken :
— de eerlijke handel te beschermen tegen mogelijke misbruiken. Het risico dat bedrijven het concept eerlijke handel overnemen en er misbruik van maken wordt alsmaar groter;
— een bijkomende garantie te bieden aan de consumenten, de producten uit de eerlijke handel bij openbare aanbestedingen een steuntje in de rug te geven en specifieke instrumenten te ontwikkelen om de eerlijke handel te steunen;
e) inzake de criteria van de Eerlijke Handel
1.28. stelt vast, gelet op de vorige overwegingen, dat de eerlijke handel door de volgende criteria gekenmerkt wordt :
— de eerlijke handel bestaat uit een handelsrelatie met de ontwikkelingslanden, die de vorm krijgt van een handelscontract waarin rekening wordt gehouden met de gemarginaliseerde producenten en werknemers;
— eerlijke handel promoot de zelfredzaamheid en zorgt voor ontwikkeling op lange termijn;
— het handelscontract dat inherent is aan eerlijke handel heeft de vorm van een wederzijdse verbintenis die hoofdzakelijk stoelt op een vergoeding die voldoende hoog is om te kunnen voldoen aan de individuele en collectieve basisbehoeften van de producenten en om een winstmarge te creëren die productiegebonden investeringen mogelijk maakt;
— eerlijke handel impliceert dat de nationale en internationale sociale normen en milieunormen in acht worden genomen;
— eerlijke handel gaat gepaard met de bewustmaking en het informeren van de consumenten in de landen die producten uit de eerlijke handel invoeren.
VERZOEKT DE REGERING :
a) het begrip Eerlijke Handel beter te definiëren
2.1. door te ijveren voor een Europese erkenning van de organisaties voor eerlijke handel;
2.2. door ervoor te ijveren dat er algemene criteria worden opgesteld voor de aanpak van de eerlijke handel, waarover een consensus mogelijk is tussen alle betrokken partijen en die later dienst kunnen doen als basis voor een referentiesysteem; daartoe een werkgroep op te richten met alle betrokken partijen, NGO's en de overheid;
2.3. door, bij ontstentenis van een « institutioneel » kader (zoals ISO-normen) voor de eerlijke handel, die uitsluitend op het verenigingsleven rust, de eerlijke handel te voorzien van een « officieel » waarmerk en daarbij de administratieve problemen die inherent zijn aan dit soort operatie te omzeilen; deze erkenning zou het statuut van de labels versterken en zou ze aantrekkelijker maken voor bedrijven. België, en de EU in het algemeen, zouden het werken met dit kwaliteitslabel ook moeten verdedigen binnen de WHO;
2.4. door te werken aan een grotere duidelijkheid van de labels : ondermeer door de eerlijke handel van de ethische handel te onderscheiden;
2.5. door grondig na te denken over het labelen van producten die niet alleen bestanddelen bevatten afkomstig uit het eerlijke handelcircuit;
b) de eerlijke handel beter te controleren
2.6. door het eerlijke handelcircuit te blijven controleren ondermeer via het labelen van de producten en het certifiëren van de producenten en distributeurs van de IFAT (International Fair Trade Association) en de EFTA (European Fair Trade Association);
2.7. door de follow-up, de verificatie en de controle van de boodschappen en labels via meer bepaald de Europese richtlijn inzake misleidende reclame (richtlijn 84/450/EG) : ze kan als grondslag dienen voor de verificatie en de controle achteraf, met als doel de consumenten de nodige bescherming te bieden. Anderzijds moet een systeem worden bedacht waarin het toezicht en de homologatie in handen van een onafhankelijke, externe instelling worden gegeven;
c) de eerlijke handel te bevorderen
2.8. door erop toe te zien dat, in het raam van het opvoeren van de begroting voor ontwikkelingshulp tot 0,7 % van het BBP tegen 2010 voorrang wordt gegeven aan een verhoging van de budgetten toegewezen aan de sector van de eerlijke handel. Vermits hij reeds meermaals zijn positieve impact heeft bewezen op de strijd tegen de armoede, moet de eerlijke handel een volwaardige pijler van de Belgische ontwikkelingssamenwerking worden;
2.9. door de verenigingen die de eerlijke handel bevorderen te ondersteunen;
2.10. door overheidsdiensten aan te moedigen bij voorkeur eerlijke handelproducten aan te kopen en ze in dit beleid te bevestigen;
2.11. door een bedrag dat aan de accijnzen op koffie beantwoordt, te bestemmen voor productiediversificatie in het eerlijke handelcircuit;
2.12. door de prefinanciering bij het plaatsen van bestellingen van producten uit de eerlijke handel via de DGOS te blijven bevorderen. Dat is van fundamenteel belang om de lokale producenten de financiële zekerheid te waarborgen om de periode tussen twee oogsten te overbruggen, zodat ze geen schulden moeten maken op de lokale markt;
2.13. door het waarborgfonds voor de eerlijke handelsproducten armslag geven : de toegang vergemakkelijken tot het waarborgstelsel dat de prefinanciering dekt en het uitbreiden tot alle partners in het eerlijke handelcircuit die erkend zijn door het FLO of de IFAT, en niet alleen de door de Belgische Ontwikkelingssamenwerking erkende NGO's, handelsbedrijven die werkzaam zijn in het circuit van de eerlijke handel moeten er ook aanspraak op kunnen maken; door de door de waarborg gedekte risico's te verruimen, en niet te beperken tot natuurrampen en oorlogen. Eerlijke handel houdt meer risico's in dan de klassieke handel. Het waarborgfonds moet zich toespitsen op deze risico's. Het moet een volwaardig instrument worden in de ontwikkeling en sommige Zuid-Zuid-transacties zouden ook moeten worden gedekt;
2.14. door te ijveren voor een nieuwe evaluatie van de vrijhandelsakkoorden die de invoerrechten voor producten uit het eerlijke handelcircuit bepalen, zodat ze tegen concurrentiële prijzen in Europa op de markt kunnen komen;
2.15. door na te denken over de eventuele invoering van een extra taks op producten die niet voldoen aan de minimumnormen van de IAO (Internationale Arbeidsorganisatie);
2.16. door de toename van het aantal nieuwe distributeurs van producten uit eerlijke handel in de hand te werken;
2.17. door te ijveren voor de invoering van een programma ter ondersteuning van de productie van en de handel in eerlijke producten, zoals in de Strategische Nota van 2002 wordt vooropgesteld. Om doeltreffend de armoede te bestrijden, moet « eerlijke handel » gemarginaliseerde producenten in staat stellen om hun economische activiteit op langere termijn te bekijken. De ontwikkeling van nieuwe producten of een constante verbetering van bestaande producten is onontbeerlijk om het aangeboden assortiment te vernieuwen, om de producten die aan het einde van de cyclus zijn gekomen te vervangen, om consumenten die gevoelig zijn voor modeverschijnselen tevreden te stellen en om tegemoet te komen aan de fytosanitaire eisen van de Europese Unie;
d) de ontwikkelingshulp en de eerlijke handel te coördineren
2.18. door de totstandkoming te bevorderen van een fonds voor diversificatie en ontwikkeling van de productiecapaciteit van de producenten in het Zuiden : dit fonds zou enerzijds tot taak hebben de oprichting en de consolidering van producentencoöperatieven te begeleiden, en zou anderzijds de producentenorganisaties helpen om een kwaliteitsproduct op de markt te brengen;
2.19. door in het eerlijke handelcircuit bijzondere aandacht te besteden aan Afrika;
2.20. door de ontwikkeling te ondersteunen van eerlijke ambachten;
e) te zorgen voor politieke steun aan de « eerlijke handel » op Europees niveau
2.21. door erop toe te zien dat eerlijke handel geïntegreerd wordt als een instrument dat het Europees beleid voor ontwikkelingssamenwerking aanvult;
2.22. door de discussie om een Europese standaardnorm te definiëren voor producten uit eerlijke handel op Europees niveau voort te zetten;
2.23. door er bij de EU voor te pleiten de douanerechten af te schaffen op de eerlijke handelproducten die in het Zuiden werden verwerkt;
f) te zorgen voor politieke steun aan « eerlijke handel » op internationaal niveau : FAO, UNCTAD, OESO, WHO
2.24. door de UNCTAD aan te sporen zich gedeeltelijk te wijden aan de verschillende lopende experimenten in verband met Eerlijke Handel, en de zwakke punten te bepalen waarvoor meer financiële of politieke steun of meer regelgeving vereist is;
2.25. door te werken aan de verbetering van de handelsregels van de WHO om de ontwikkeling van Eerlijke Handel te vergemakkelijken;
2.26. door de FAO aan te sporen om haar expertise met betrekking tot de synergieën tussen eerlijke handel en ontwikkelingsacties nog te vergroten;
2.27. door binnen de WHO de discussie aan te gaan over de regels van oorsprong die de intellectuele eigendom beschermen en daarbij de producten uit eerlijke handel te betrekken;
2.28. door binnen de Verenigde Naties opnieuw het debat aan te gaan over een marktreguleringssysteem per product, ten einde bij te dragen tot een stabilisatie van de prijzen.
21 december 2006.
Pierre GALAND. Olga ZRIHEN. Jacinta DE ROECK. |
Gebruikelijke afkortingen
CNUCED/UNCTAD : Conférence des Nations unies pour le commerce et le développement/United Nations Conference on Trade and Development
DGCD/DGOS : Direction Générale de la Coopération au Développement/Directie-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking
EFTA : European Fair Trade Association
FAO : Food and Agriculture Organization of the United Nations/ Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties
FLO : Fair Trade Labelling Organisations International
IFAT : International Federation for Alternative Trade
ISO : Organisation internationale de normalisation/International Organization for Standardization
OCDE/OESO : Organisation de coopération et de développement économiques/Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OMC/WHO : Organisation mondiale du commerce/Wereldhandelsorganisatie
OIT/ILO : Organisation internationale du Travail/International Labour Organization
PIB/BBP : Produit intérieur brut/Bruto Binnenlands Product
UE/EU : Union européenne/Europese Unie
Oxfam : Oxford Committee for Famine Relief
(1) Antoine Herth, « Le commerce équitable : 40 propositions pour soutenir son développement », Rapport au premier ministre Jean-Pierre Raffarin, mei 2005.
(2) http://europa.eu.int/scadplus/leg/nl/lvb/r12508.htm
(3) Murat Yilmaz, « Le commerce équitable », Institut de recherche des Nations unies pour le développement social, december 2005.
(4) COM (1999) 619.
(5) COM(2000) 424.
(6) De wet van 25 mei 1999 bepaalt dat om de doelstellingen van de duurzame menselijke ontwikkeling te bereiken, een strategienota wordt opgesteld voor elk partnerland van de rechtstreekse, bilaterale Belgische samenwerking, alsook voor de vijf sectoren van de Belgische bilaterale samenwerking en voor de drie sectoroverschrijdende thema's. Die nota's worden, samen met het advies van de Federale Raad voor duurzame ontwikkeling en van de Commissie vrouwen en ontwikkeling, aan de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat overgezonden.
(7) Directie-Generaal voor Ontwikkelingssamenwerking.
(8) DGOS, strategienota « Sociale economie », november 2002, hoofdstuk 4, blz. 55.
(9) {569} van het Federaal Plan inzake Duurzame Ontwikkeling 2000-2004, op 20 juli 2000 door de regering goedgekeurd.
(10) {111} van het Federaal Plan inzake Duurzame Ontwikkeling 2000-2004.
(11) Idem, {102}, {116} et {145}.
(12) Federaal Plan inzake Duurzame Ontwikkeling 2004-2008, 24 september 2004, blz. 58.
(13) « Zuurstof voor het land. Een creatief en solidair België. », Regeringsverklaring en Regeerakkoord, juli 2003, blz. 94-95.
(14) Mondelinge vraag van mevrouw Olga Zrihen aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking over « de definitie van eerlijke handel » (nr. 3-853), 17 november 2005. Antwoord van de heer Karel De Gucht, minister Buitenlandse Zaken namens de heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking.
(15) « Le commerce équitable en Belgique : Quelles pistes de reconnaissance officielle ? », Étude de différentes pistes de reconnaissance du commerce équitable, Belgische Technische Coöperatie — Fair Trade Centre, december 2005.
(16) Idem, blz. 98.