3-1929/1 | 3-1929/1 |
17 NOVEMBER 2006
De Regering onderwerpt vandaag aan uw goedkeuring de Algemene Overeenkomst inzake ontwikkelings-samenwerking ondertekend te Kampala op 1 februari 2005, betreffende de internationale samenwerking tussen België en Oeganda.
Deze Algemene Overeenkomst betreft exclusief de ontwikkelingssamenwerking en is dus exclusief een federale Overeenkomst.
1. Achtergrond en ontstaan van de Algemene Overeenkomst
Geschiedenis van de samenwerking van Oeganda met België
De officiële bilaterale samenwerking met Oeganda dateert slechts van 1995. Voordien concentreerde de samenwerking zich op initiatieven van het Belgisch Overlevingsfonds en van indirecte actoren.
De eerste bilaterale samenwerkingsinitiatieven baseerden zich op een Memorandum of Understanding, getekend op 23 maart 1995. In 2002 werd een strategienota voor Oeganda goedgekeurd door de toenmalige Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking Eddy Boutmans.
Op 31 januari en 1 februari 2005 werd de eerste Gemengde Commissie met Oeganda gehouden. Bij die gelegenheid werd ook een eerste Indicatief Samenwerkingsprogramma bekrachtigd door de Minister van Ontwikkelingssamenwerking Armand De Decker en de Oegandese Minister van Financiën en Algemene Zaken Mwesigwa Rukutana.
De afgelopen 4 jaar (2001-2004) was de totale hulp vanwege DGOS beperkt tot een jaarlijks gemiddelde van 4 miljoen euro. Daarbinnen bedroeg de directe bilaterale samenwerking jaarlijks gemiddeld 1,8 miljoen euro. De indirecte bilaterale samenwerking bedroeg jaarlijks gemiddeld 1,6 miljoen euro tijdens dezelfde periode, en de hulp via de multilaterale samenwerking 0,27 miljoen euro. Het Belgisch Overlevingsfonds besteedde in dezelfde periode jaarlijks gemiddeld 0,33 miljoen euro in Oeganda.
Oeganda was één van de eerste ontwikkelingslanden die zelf een strategie voor armoedebestrijding (PRSP) uittekenden, hier Poverty Eradication Action Plan (PEAP) geheten. Dit plan berust op 5 pijlers : economisch beheer; verhogen van productie, competitiviteit en inkomens; veiligheid, conflictbeheersing en rampenbeheer; goed bestuur; menselijke ontwikkeling. Binnen dit beleid zijn basisonderwijs, rurale watervoorziening, landbouw en rurale wegen prioritair — deze sectoren worden ook in de begroting beschermd via het Poverty Action Fund.
De Gemengde Commissie die op 31 januari en 1 februari 2005 werd georganiseerd, heeft een Indicatief Samenwerkingsprogramma (ISP) van 24 miljoen EUR voor de komende periode 2005-2007/8 goedgekeurd.
De hoofddoelstelling van het samenwerkingsprogramma tussen de beide landen is de vermindering van de armoede, coherent met het PEAP.
Daartoe zijn in gezamenlijk overleg een aantal sectoren afgesproken waarop de hulp zich prioritair zal toespitsen :
— basisgezondheidszorg
— steun aan het decentralisatieproces
— duurzaam beheer van het leefmilieu
— goed bestuur
— ontwikkeling van de privé-sector.
Een van de instrumenten die zullen worden ingezet betreft sectorale begrotingshulp.
Het Indicatief Samenwerkingsprogramma voorziet eveneens multisectorale activiteiten : het studiefonds, de beurzen buiten de projecten en het programma van de micro-interventies.
De wet betreffende de Belgische internationale samenwerking
Met deze wet gaf België een wettelijk kader aan zijn internationaal samenwerkingsbeleid. De wet werd op 25 mei 1999 door de Kamer van Volksvertegenwoordigers goedgekeurd en verscheen in het Belgisch Staatsblad van 1 juli 1999. De wet bepaalt onder meer dat de bilaterale samenwerking zich concentreert op landen (of regionale organisaties van landen), die worden geselecteerd op basis van de zeven criteria die de wet voorschrijft.
Oeganda maakt deel uit van deze partners.
België levert momenteel technische en financiële samenwerking aan Oeganda in de domeinen gezondheid, onderwijs, lokale besturen en leefmilieu.
De Algemene Overeenkomst inzake ontwikkelings-samenwerking werd ondertekend te Kampala op 1 februari 2005 door de Minister van Ontwikkelingssamenwerking Armand De Decker en de Oegandese Minister van Financiën en Algemene Zaken Mwesigwa Rukutana.
Naast de Algemene overeenkomst en het Indicatief samenwerkingsprogramma, werden er tijdens de Gemengde Commissie van 31 januari en 1 februari 2005 door de twee landen ook een specifiek overeenkomst ondertekend die betrekking heeft op het Kampala City Integrated Environmental Management Programme.
De uitvoering van de projecten en programma's zal hoofdzakelijk worden toevertrouw aan de BTC.
2. Doelstelling en inhoud van de Algemene Overeenkomst
De doelstelling van deze kaderovereenkomst is een juridische en verdragsrechterlijke basis te geven aan onze samenwerkingsrelatie met Oeganda.
Hierbij worden een aantal fundamentele beginselen centraal gesteld :
— het respect van de mensenrechten,
— de sociale ontwikkeling,
— de gelijke behandeling van man en vrouw,
— de bescherming en de vrijwaring van het leefmilieu,
— het naleven van de algemene principes en de fundamentele rechten in de werksfeer.
De inhoud van dit kaderakkoord bepaalt de essentiële kenmerken die de bilaterale samenwerking tussen België en Oeganda zal hebben :
betreffende de sectoren waarin de Belgische hulp zal uitgevoerd worden :
— de basisgezondheidszorg, met inbegrip van de reproductieve gezondheidszorg,
— het onderwijs en de vorming,
— de landbouw en de voedselzekerheid,
— de basisinfrastructuur,
— de conflictpreventie en maatschappijopbouw;
betreffende de thema's die de Belgische hulp transsectoraal zal benadrukken :
— de gelijkheid van rechten en kansen voor mannen en vrouwen,
— de zorg voor het leefmilieu,
— de sociale economie.
Ten slotte schept dit akkoord het kader dat de concretisering van de samenwerkingsrelaties tussen België en Oeganda mogelijk maakt. Die concretisering zal gebeuren via het afsluiten van Bijzondere Overeenkomsten die de tenuitvoerlegging van projecten en programma's organiseren.
Om redenen van doeltreffendheid, geloofwaardigheid en juridische zekerheid is het nuttig, zoals gebeurd is bij de goedkeuring van het « Memorandum of Understanding » met Zuid-Afrika, in artikel 3 van het ontwerp van wet te stellen dat de getekende Bijzondere Overeenkomsten
— na hun ondertekening aan het Parlement zullen medegedeeld worden;
— volkomen gevolg zullen hebben op de datum die zij zullen bepalen.
Zij zullen dus geen afzonderlijk voorwerp uitmaken van een parlementaire goedkeuring. Aangezien het Parlement zal ingelicht zijn, zal het zijn bevoegdheden kunnen laten gelden.
Het afsluiten van die Bijzondere Overeenkomsten is toevertrouwd aan de Minister die de Internationale Samenwerking onder zijn bevoegdheid heeft.
Ter informatie kan medegedeeld worden dat de Bijzondere Overeenkomsten, waarvan sprake hierboven, met de aangekondigde begrotingsmiddelen zullen gefinancierd worden.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Karel DE GUCHT.
De minister van Ontwikkelingssamenwerking,
Armand DE DECKER.
Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
Onze Groet.
Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken en van Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Onze Minister van Buitenlandse Zaken en Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking zijn ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
De Algemene Overeenkomst inzake directe bilaterale samenwerking tussen het Koninkrijk België en de Republiek Oeganda, ondertekend te Kampala op 1 februari 2005, zal volkomen gevolg hebben.
Art. 3
De bijzondere overeenkomsten gesloten op basis van artikel 6 van deze Overeenkomst zullen de uitvoeringsmodaliteiten bepalen van de interventies voorzien door haar artikel 3.
Deze bijzondere overeenkomsten zullen gesloten worden door de Minister van Ontwikkelingssamenwerking of door een andere persoon die te dien einde werd gemachtigd; zij zullen medegedeeld worden aan het Parlement meteen na hun ondertekening en zij zullen volkomen gevolg hebben op de datum die zij zullen bepalen.
Gegeven te Brussel, 10 november 2006.
ALBERT
Van Koningswege :
De minister van Buitenlandse Zaken,
Karel DE GUCHT.
De minister van Ontwikkelingssamenwerking,
Armand DE DECKER.
inzake directe bilaterale samenwerking tussen het Koninkrijk België en de Republiek Oeganda.
HET KONINKRIJK BELGIË
en
DE REPUBLIEK OEGANDA
hierna « de Partijen » genoemd,
Met het vaste voornemen hun partnerschaps- en samenwerkingsbetrekkingen te intensiveren en wensende deze verder uit te bouwen op basis van wederzijds respect, soevereiniteit en gelijkheid van beide partijen alsmede op basis van het streven naar een duurzame en harmonieuze ontwikkeling die alle lagen van hun bevolking en inzonderheid de armste plattelands- en stedelijke gebieden ten goede komt,
Opnieuw bevestigend dat ze zich scharen achter :
— de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, de waarden van democratie en mensenrechten, zoals erkend in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het Verdrag van Rome inzake de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 1950 en de Wereldconferentie over de Rechten van de Mens die in juni 1993 in Wenen plaatsvond;
— de 20/20 formule die in maart 1995 op de Wereldtop over Sociale Ontwikkeling in Kopenhagen werd aangenomen;
— de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie over de beginselen en fundamentele rechten op arbeid, aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in Genève in juni 1998;
— de waardigheid en de waarde van de mens, mannen en vrouwen, actoren en begunstigden van de ontwikkeling, die gelijke rechten hebben, zoals bepaald in de aanbevelingen van de 4de Wereldconferentie voor Vrouwen die in september 1995 in Peking werd georganiseerd;
— de bescherming en het behoud van het leefmilieu en de uitvoering van Agenda 21 die in juni 1992 op de Conferentie van de Verenigde Naties over Leefmilieu en Ontwikkeling in Rio de Janeiro werd aangenomen;
Ervan overtuigd dat deze beginselen de wezenlijke grondslag vormen van samenwerking tussen beide Partijen,
Van oordeel dat aan de ontwikkelingssamenwerking tussen beide gestalte moet worden gegeven door de overheid, de civiele maatschappij en de particuliere sector en dat elk van hen terzake een belangrijke en onontbeerlijke taak te vervullen heeft.
Rekening houdend met de nauwe, vriendschappelijke en hartelijke betrekkingen tussen beide landen en wensend de samenwerking tussen België en Oeganda voort te zetten in het kader van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Oeganda inzake ontwikkelingssamenwerking, die op 23 maart 1995 in Brussel werd ondertekend.
In het besef dat met het oog op de samenwerking moet worden voorzien in een politiek en juridisch kader dat stoelt op wederzijds respect, dialoog en gedeelde verantwoordelijkheid
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN :
ARTIKEL 1
Voorwerp
Het doel van deze Algemene Overeenkomst is het politieke, institutionele en juridische kader van de directe bilaterale samenwerking tussen beide Partijen vast te leggen.
ARTIKEL 2
Doelstellingen van de samenwerking
Hoofddoel van de bilaterale samenwerking is het bevorderen van duurzame menselijke, sociale, culturele en economische ontwikkeling.
Met dit doel voor ogen is de samenwerking toegespitst op armoedebestrijding, het stimuleren van een partnerschap tussen de bevolking van beide Partijen, het bevorderen van democratie, de rechtsstaat, de rol van de civiele samenleving en goed bestuur, het aanmoedigen van de eerbiediging van de menselijke waardigheid, de menselijke vrijheid en de mensenrechten alsmede het bestrijden van elke vorm van discriminatie op grond van sociale of etnische afstamming, godsdienstige of filosofische gezindheid of geslacht.
a. Binnen het kader van hun respectieve wet- en regelgeving, doen de Partijen er alles aan om een duurzame menselijke, sociale, culturele en economische ontwikkeling aan te moedigen, daarbij rekening houdend met hun internationale verplichtingen en met de Overeenkomsten tussen de Europese Unie en Oeganda.
b. Deze Overeenkomst beoogt bij de Partijen de ontwikkelingscapaciteit van de burgers te verhogen en aan hun basisnoden tegemoet te komen. Daarbij wordt voorrang gegeven aan een duurzame ontwikkeling die het individu centraal stelt en is toegesneden op de behoeften en de capaciteiten van de begunstigden, waarbij terdege rekening wordt gehouden met genderspecifieke vraagstukken.
c. De Partijen streven naar coherente en complementaire bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsprogramma's. Rekening houdend met het beleid en de activiteiten van Oeganda, de gedecentraliseerde overheden, andere donors, niet-gouvernementele organisaties en lokale initiatieven, worden coördinatie en participatie beschouwd als zijnde een wezenlijk onderdeel van duurzame samenwerking.
d. De Partijen zijn voornemens nauw samen te werken teneinde een transparant, verantwoord en integer gebruik van overheidsmiddelen te verzekeren en elke gelegenheid tot corrupte praktijken in de ontwikkelingssamenwerking tussen hen uit te sluiten.
ARTIKEL 3
Prioritaire sectoren en thema's
De directe bilaterale samenwerking tussen de Partijen is toegespitst op één of meerdere van de volgende sectoren :
1º basisgezondheidszorg, inclusief de reproductieve gezondheid;
2º onderwijs en opleiding;
3º landbouw en voedselzekerheid;
4º basisinfrastructuur;
5º conflictpreventie en maatschappijopbouw;
en op de volgende sectoroverschrijdende thema's :
1º gelijke rechten en kansen voor mannen en vrouwen;
2º respect voor het milieu;
3º sociale economie.
ARTIKEL 4
Indicatieve samenwerkingsprogramma's
Om uitvoering te geven aan de directe bilaterale samenwerking, worden indicatieve samenwerkingsprogramma's gezamenlijk goedgekeurd of vastgelegd door de in artikel 5 bedoelde Gemengde Commissie.
De doelstellingen van voornoemde programma's zijn volledig afgestemd op die van de ontwikkelingsplannen van de Regering van Oeganda en op de doelstellingen zoals vermeld in artikel 2.
Daarnaast betreffen de indicatieve samenwerkingsprogramma's de in artikel 3 genoemde sectoren en thema's en beogen ze het volgende :
— de institutionele en beheerscapaciteit versterken middels de grotere rol die het lokale beheers- en uitvoeringsniveau krijgt toebedeeld;
— de technische en financiële leefbaarheid van de programma's verzekeren nadat de Belgische financiering is afgelopen;
— bewerkstelligen dat de programma's op een doeltreffende en doelmatige wijze worden uitgevoerd waarbij de doelgroepen zo nauw mogelijk bij de besluitvorming worden betrokken.
ARTIKEL 5
Gemengde Commissie
Een Gemengde Commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide Partijen zal :
— de in artikel 4 bedoelde indicatieve samenwerkingsprogramma's goedkeuren of vastleggen
— toezien op de uitvoering van de programma's en deze evalueren en zo nodig bijsturen.
De Gemengde Commissie komt altijd in Kampala bijeen. Op ministerieel niveau is dat ten minste om de drie jaar en op een passend niveau van vertegenwoordiging, ten minste eens per jaar.
ARTIKEL 6
Samenwerkingsactiviteiten
6.1. Aan de indicatieve samenwerkingprogramma's wordt concreet vorm gegeven door middel van specifieke samenwerkingsactiviteiten. Voor elk daarvan kan de bijdrage van het Koninkrijk België ondermeer bestaan uit technische samenwerking, opleidings- of studieactiviteiten, schenkingen in natura of in speciën, met inbegrip van begrotingssteun, leningen, het nemen van participaties, schuldverlichting of een combinatie daarvan.
6.2. Elke samenwerkingsactiviteit wordt voorbereid, gepland en uitgevoerd volgens een op doelstellingen gerichte geïntegreerde beheerscyclus die uit 4 fasen bestaat (behalve voor budgettaire hulp) : identificatie, formulering, uitvoering en evaluatie.
6.3. De identificatie van elke samenwerkingsactiviteit gebeurt na overleg tussen de Partijen. De eindverantwoordelijkheid voor de identificatie berust bij de Regering van Oeganda.
6.4. Om zeker te stellen dat elke samenwerkingsactiviteit is toegesneden op de capaciteiten en de noden van de begunstigden, wordt een participatieve benadering gehanteerd. Te dien einde zullen gemengde plaatselijke overlegstructuren worden opgezet.
6.5. Een vóór de aanvang van de uitvoeringsfase tussen beide Partijen gesloten Specifieke Overeenkomst vormt de rechtsgrond voor elke samenwerkingsactiviteit. Afhankelijk van de overeengekomen vorm van samenwerking, worden volgende punten in de specifieke Overeenkomst vastgelegd :
— doelstellingen;
— uitvoeringsmechanismen en -termijnen;
— indien van toepassing, de voorschriften inzake de besteding en overdracht van middelen;
— indien van toepassing, de voorschriften inzake de aankoop en overdracht van uitrusting;
— rechten, verantwoordelijkheid en verplichtingen van alle betrokken partijen
— de werkwijze inzake rapportage, monitoring en controle
— de kenmerken en bevoegdheden van de gemengde lokale overlegstructuur met betrekking tot die bepaalde samenwerkingsactiviteit.
ARTIKEL 7
Met de uitvoering van deze Algemene Overeenkomst belaste organen
7.1. Voor de algemene uitvoering van deze Overeenkomst wordt de Oegandese Partij vertegenwoordigd door het Ministerie van Financiën, Planning en Economische Ontwikkeling en de auditeur-generaal, de dienst van de inspecteur-generaal van de regering en elke andere dienst die met de uitvoering is belast.
7.2.1. Voor de algemene uitvoering van deze Overeenkomst wordt de Belgische Partij vertegenwoordigd door de Ambassade van België in Kampala. Bij de ambassade is de attaché internationale samenwerking bevoegd voor alle aangelegenheden die verband houden met ontwikkelingssamenwerking.
7.2.2. In principe zal de Belgische Partij de uitvoering van haar verplichtingen in de formulerings-en de uitvoeringsfase, zoals bedoeld in artikel 6.2, exclusief toevertrouwen aan de "Belgische Technische Coöperatie" (BTC), een naamloze vennootschap van Belgisch publiek recht met een sociaal oogmerk. De Belgische Partij sluit met de BTC overeenkomsten waarin de BTC zich ertoe verbindt om de in artikel 6.5 bedoelde specifieke overeenkomsten na te leven.
7.2.3. Zo de aard van de samenwerkingsactiviteiten zulks vereist, kunnen gespecialiseerde organisaties door de voor ontwikkelingssamenwerking bevoegde Belgische Minister of door de BTC met de uitvoering ervan worden belast.
7.2.4. In bepaalde gevallen kan de BTC belast worden met de identificatiefase, mits de Oegandese Partij daarvan in kennis wordt gesteld door de attaché internationale samenwerking.
ARTIKEL 8
Voorrechten en immuniteiten
8.1. Voor de uitvoering van deze Overeenkomst genieten de BTC-vertegenwoordiger ter plaatse en zijn in België aangeworven adjuncten, voor zover het geen onderdanen van de Republiek Oeganda zijn, in principe de voorrechten en immuniteiten die op het administratief en technisch personeel van de diplomatieke en consulaire zendingen van toepassing zijn.
8.2. Voor de uitvoering van deze Overeenkomst genieten alle deskundigen die geen onderdaan van de Republiek Oeganda zijn, dezelfde voorrechten en immuniteiten als die welke aan de technisch deskundigen van de Verenigde Naties in Oeganda zijn verleend.
Zij hebben het recht om een voertuig, meubelen en persoonlijke goederen voor zichzelf en voor de inwonende gezinsleden, belastingvrij aan te kopen of in te voeren. Ze zijn vrijgesteld van belasting op het salaris en de vergoeding op het grondgebied van de Republiek Oeganda. Zo nodig, zijn ze wel onderworpen aan de sociale zekerheidsheffingen overeenkomstig de Belgische of de Oegandese wetgeving
8.3. Persoonlijke eigendom en onroerend goed van de vertegenwoordiging van de BTC alsook de uitrusting of diensten die in het kader van deze Overeenkomst of van een daaruit voortvloeiende Specifieke Overeenkomst worden ingevoerd of ter plaatse aangekocht, zijn vrijgesteld van rechten en heffingen.
ARTIKEL 9
Controle en evaluatie
De Partijen nemen alle nodige administratieve en budgettaire maatregelen om de doelstellingen van de uit deze Algemene Overeenkomst voortvloeiende Specifieke Overeenkomsten te verwezenlijken.
Te dien einde kunnen de Partijen gezamenlijk of apart alle interne of externe controles en evaluaties verrichten die ze nuttig achten. Elke Partij stelt de andere Partij evenwel in kennis van elke controle of evaluatie die ze voornemens is apart te verrichten.
Mochten er tegenstrijdigheden zijn tussen de Algemene Overeenkomst en de Specifieke Overeenkomst, dan is eerstgenoemde doorslaggevend.
Wanneer met betrekking tot de samenwerkingsactiviteit oneigenlijk gebruik van gelden wordt vastgesteld, wordt de desbetreffende autoriteiten alsmede de Criminele inlichtingendienst van de Oegandese politie of de dienst van de inspecteur-generaal van de regering, gevraagd een onderzoek in te stellen. De regering van de Republiek Oeganda zal, indien en wanneer zulks passend wordt geacht, dienovereenkomstig maatregelen nemen ten aanzien van de verdachten. Zulks kan behelzen dat bedoelde personen onmiddellijk een werkverbod of -schorsing krijgen opgelegd, om te voorkomen dat ze het onderzoek zouden belemmeren.
ARTIKEL 10
Geschillen
De geschillen die ontstaan uit de tenuitvoerlegging van deze Algemene Overeenkomst en de daarmee samenhangende toepassingsmaatregelen, worden via bilateraal overleg geregeld. Mocht het onmogelijk blijken de geschillen aldus te beslechten, dan worden de in het Handvest van de Verenigde Naties vastgelegde procedures gevolgd.
ARTIKEL 11
Duur en beëindiging
Deze Overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd aangegaan.
Elke Partij kan ze op elk tijdstip opzeggen mits kennisgeving aan de andere Partij. De opzegging gaat dan zes maanden later in. De opzegging geldt evenwel niet voor de Specifieke Overeenkomsten of andere bilaterale overeenkomsten waarin deze Algemene Overeenkomst voorziet. Deze overeenkomsten moeten apart worden opgezegd.
ARTIKEL 12
Inwerkingtreding en overgangsmaatregelen
Deze Algemene Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de laatste Partij de andere Partij ervan in kennis heeft gesteld dat aan de interne vereisten voor de inwerkingtreding van de Overeenkomst is voldaan.
Een op de datum van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst lopende samenwerkingsactiviteit, wordt voortgezet overeenkomstig het bepaalde in desbetreffende overeenkomsten.
ARTIKEL 13
Kennisgevingen
Elke kennisgeving met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze Algemene Overeenkomst en de daaruit voortvloeiende Specifieke Overeenkomsten wordt, tenzij anderszins bepaald, naar de onderstaande adressen gestuurd. Elke wijziging hieromtrent wordt medegedeeld langs diplomatieke weg.
TEN BLIJKE WAARVAN beide Partijen deze Algemene Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Kampala, op 1 februari 2005, in twee originele exemplaren in de Engelse taal, zijnde beide teksten authentiek.
Voorontwerp van wet houdende instemming met de Algemene Overeenkomst inzake directe bilaterale samenwerking tussen het Koninkrijk België en de Republiek Oeganda, ondertekend te Kampala op 1 februari 2005.
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
De Algemene Overeenkomst inzake directe bilaterale samenwerking tussen het Koninkrijk België en de Republiek Oeganda, ondertekend te Kampala op 1 februari 2005, zal volkomen gevolg hebben.
Art. 3
De bijzondere overeenkomsten gesloten op basis van artikel 6 van deze Overeenkomst zullen de uitvoeringsmodaliteiten bepalen van de interventies voorzien door haar artikel 3.
Deze bijzondere overeenkomsten zullen gesloten worden door de Minister van Ontwikkelingssamenwerking of door een andere persoon die te dien einde werd gemachtigd; zij zullen medegedeeld worden aan het Parlement meteen na hun ondertekening en zij zullen volkomen gevolg hebben op de datum die zij zullen bepalen.
41.392/4
De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 27 september 2006 door de Minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Algemene Overeenkomst inzake directe bilaterale samenwerking tussen het Koninkrijk België en de Republiek Oeganda, ondertekend te Kampala op 1 februari 2005 », heeft op 23 oktober 2006 het volgende advies gegeven :
Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.
Wat deze drie punten betreft, geeft het voorontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.
Bevoegdheid van de federale overheid
Artikel 6ter, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen schrijft voor :
«Onderdelen van de ontwikkelingssamenwerking worden vanaf 1 januari 2004 overgeheveld in zoverre ze betrekking hebben op de gemeenschaps- en gewestbevoegdheden », maar zoals de afdeling wetgeving van de Raad van State, verenigde kamers, heeft opgemerkt in zijn advies 35.915A/R, dat op 23 oktober 2003 is verstrekt, volgt uit het tweede lid van de voornoemde bepaling, alsmede uit de parlementaire voorbereiding ervan dat ze slechts een beginselverklaring inhoudt zodat de federale overheid, bij gebrek aan een bijzondere wet die de bevoegdheidsoverdracht nader concretiseert, haar huidige bevoegdheid terzake ook na 1 januari 2004 behoudt (1) ,
Bijgevolg komt de exclusieve bevoegdheid om het thans onderzochte verdrag te sluiten nog steeds toe aan de Koning en aan de federale wetgevende vergaderingen (Grondwet, artikel 167, § 2) (2) .
Voorafgaande instemming met de specifieke akkoorden bepaald in de Algemene Overeenkomst
1. Artikel 6, § 5, van de Algemene Overeenkomst luidt als volgt :
«Een vóór de aanvang van de uitvoeringsfase tussen beide Partijen gesloten Specifieke Overeenkomst vormt de rechtsgrond voor elke samenwerkingsactiviteit. Afhankelijk van de overeengekomen vorm van samenwerking, worden volgende punten in de specifieke Overeenkomst vastgelegd :
— doelstellingen;
— uitvoeringsmechanismen en -termijnen;
— indien van toepassing, de voorschriften inzake de besteding en overdracht van middelen;
— indien van toepassing, de voorschriften inzake de aankoop en overdracht van uitrusting;
— rechten, verantwoordelijkheid en verplichtingen van alle betrokken partijen;
— de werkwijze inzake rapportage, monitoring en controle;
— de kenmerken en bevoegdheden van de gemengde lokale overlegstructuur met betrekking tot die bepaalde samenwerkingsactiviteit.»
In de memorie van toelichting, gevoegd bij de aan de Raad van State gerichte adviesaanvraag, staat te lezen :
«Om redenen van doeltreffendheid, geloofwaardigheid en juridische zekerheid is het nuttig, zoals gebeurd is bij de goedkeuring van het «Memorandum of Understanding» met Zuid-Afrika, in artikel 3 van het ontwerp van wet te stellen dat de getekende Bijzondere Overeenkomsten na hun ondertekening aan het Parlement zullen medegedeeld worden; volkomen gevolg zullen hebben op de datum die zij zullen bepalen.
Zij zullen dus geen afzonderlijk voorwerp uitmaken van een parlementaire goedkeuring. Aangezien het Parlement zal ingelicht zijn zal het zijn bevoegdheden kunnen laten gelden.
Het afsluiten van die Bijzondere Overeenkomsten is toevertrouwd aan de Minister die de Internationale Samenwerking onder zijn bevoegdheid heeft.
Ter informatie kan medegedeeld worden dat de Bijzondere Overeenkomsten, waarvan sprake hierboven, met de aangekondigde begrotingsmiddelen zullen gefinancierd worden.»
2. Er kan worden aanvaard dat de wetgevende kamers onder sommige voorwaarden voorafgaandelijk instemmen met een verdrag; wil een zodanige voorafgaande instemming bestaanbaar zijn met artikel 167, § 2, van de Grondwet, dan moeten de wetgevende kamers nochtans de grenzen kennen waarbinnen die instemming wordt verleend (3) .
In het onderhavige geval is de strekking van de specifieke overeenkomsten voldoende afgebakend in de Algemene Overeenkomst.
Daarenboven is, hetgeen duidelijk naar voren komt in de memorie van toelichting, om de vergaderingen in staat te stellen een standpunt in te nemen over de inhoud van de specifieke overeenkomsten, een tekst analoog met die van artikel 3, tweede lid, van de wet van 11 april 1999 houdende instemming met het Memorandum van Overeenkomst over de ontwikkelingssamenwerking tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Brussel op 16 maart 1995, ingevoegd in artikel 3 van het dispositief van het voorontwerp van wet.
Hieruit volgt dat het voorontwerp van wet uit dit oogpunt juridisch aanvaardbaar is (4) .
3. Artikel 190 van de Grondwet bepaalt dat alleen de wetgever bevoegd is om de vorm te bepalen waarin wetten en verordeningen moeten worden bekendgemaakt willen ze verbindend zijn. Volgens het Hof van Cassatie is die grondwetsbepaling naar analogie toepasselijk op internationale akten. Het Hof heeft immers beschikt dat bepaalde verdragen niet aan particulieren kunnen worden tegengeworpen zolang ze niet integraal in het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt.
De voorafgaande instemming met specifieke overeenkomsten, die zou voortvloeien uit de ontworpen wet, levert geen afwijking op van de verplichting die volgt uit artikel 190 van de Grondwet en uit artikel 8 van de wet van 31 mei 1961 betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen, te weten dat die specifieke overeenkomsten in het Belgisch Staatsblad moeten worden bekendgemaakt willen ze aan particulieren kunnen worden tegengeworpen (5) .
Authentieke tekst
Aangezien de Engelse tekst authentiek is, behoort hij aan de wetgevende kamers te worden bezorgd.
De kamer was samengesteld uit
De heer R. ANDERSEN, eerste voorzitter van de Raad van State,
De heren P. LIÉNARDY en P. VANDERNOOT, staatsraden,
Mevrouw C. GIGOT, griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. REGNIER, eerste auditeur-afdelingshoofd.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. LIÉNARDY.
De griffier, | De eerste voorzitter, |
C. GIGOT. | R. ANDERSEN. |
(1) Advies 35.915/VR, op 23 oktober 2003 verstrekt over het voorontwerp van decreet « inzake ontwikkelingseducatie » (Vl. parl., 2003-2004, nr. 2044/1, blz. 33 tot 41).
(2) In deze zin zie advies 38.734/2/V, van 28 juli 2005, over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Algemene Samenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk Cambodja, ondertekend te Brussel op 29 mei 2001 » (Gedr. St., Senaat, 2004-2005, 3-1353/1, blz. 19-21). Adde : Jan Velaers, « In foro interno et in foro externo » : de internationale bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten, in Frank Judo en Godfriend Geudens, Internationale betrekkingen en federalisme, Brussel, Larcier, 2006, blz. 74-76, nrs. 69-70.
(3) Zie inzonderheid advies 26.355/9, op 2 juli 1997 verstrekt over het voorontwerp dat de wet van 11 april 1999 is geworden, alsmede de geciteerde jurisprudentie (Gedr. Stuk Senaat, 1998-1999, 1-1168/1, blz. 13-14); advies 37.900/VR, op 25 januari 2005 verstrekt over een voorontwerp van wet houdende instemming met de wijzigingen aan de Overeenkomst inzake de Internationale Organisatie voor Satellietcommunicatie « INTELSAT », aangenomen te Washington op 17 november 2000 (Gedr. Stuk Senaat, 2004-2005, 3-1259/1, blz. 23-35); advies 37.954-37.970-37.977-37.978/AV, op 15 februari 2005 verstrekt over een voorontwerp van decreet « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa en de Slotakte, ondertekend in Rome op 29 oktober 2004 » (37.954/AV); een voorontwerp van ordonnantie « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, en met de Slotakte, gedaan te Rome op 29 oktober 2004 » (37.970/AV); een voorontwerp van ordonnantie « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, en met de Slotakte, gedaan te Rome op 29 oktober 2004 » (37.977/AV); een voorontwerp van wet « houdende instemming met het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, en met de Slotakte, gedaan te Rome op 29 oktober 2004 » (37.978/AV) (Gedr. Stuk Senaat, 2004-2005, 3-1091/1, blz. 526-546).
(4) Wat die kwestie in haar geheel betreft, zie het voormelde advies 38.734/2/V.
(5) Zie in die zin bijvoorbeeld het voornoemde advies 37.900/VR en de geciteerde jurisprudentie.