3-1877/4 | 3-1877/4 |
5 DECEMBER 2006
DE SENAAT,
A. stelt vast dat het Akkoord van Cotonou gesloten is om de economische, culturele en sociale ontwikkeling van de ACS-landen te bevorderen en te versnellen, om bij te dragen tot de vrede en de veiligheid en tot een politiek stabiele en democratische omgeving, en dat het EU-ACS-partnerschap erop gericht is om de armoede te verminderen en op termijn uit te roeien, in overeenstemming met de doelstellingen van de duurzame ontwikkeling en de geleidelijke integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie;
B. stelt vast dat de versteviging van het regionale integratieproces een sleutelaspect is van de Europese partnerschapsovereenkomsten (Economic Partnership Agreements — EPA) om de Noord-Zuid- en Zuid-Zuid-handel te bevorderen;
C. stelt vast dat de Europese Commissie in de EPA-onderhandelingen ook gemachtigd is om over de dienstensector te onderhandelen en over andere sectoren die met de handel verband houden, zoals de intellectuele eigendomsrechten en de zogenaamde « Singapore »-thema's (investeringen, mededinging, handel, openbare aanbestedingen);
D. stelt vast dat de ACS-landen tot de armste van de wereld behoren en dat 39 van de 75 landen die deelnemen aan de onderhandelingen tot de minst geavanceerde landen behoren;
E. stelt vast dat de ruilvoet voor landbouwproducten in de meeste ACS-landen, in het bijzonder de minst geavanceerde landen, sterk verslechterd is;
F. stelt vast dat de economieën van de ACS-landen gekenmerkt worden door een gebrek aan productiecapaciteit, infrastructuur en competitiviteit en dat hun instellingen gebrekkig functioneren;
G. stelt vast dat de regionale integratie een traag en veelzijdig proces is dat zich niet beperkt tot het wegnemen van handelsbelemmeringen, maar ook de oprichting van stevige nationale en regionale instellingen en van gemeenschappelijke ontwikkelingsstrategieën vereist, alsook een verbetering van de infrastructuur en aanzienlijke hulp en begeleidingsmaatregelen;
H. stelt vast dat er een kloof bestaat tussen de regionale ACS-groepen die over de EPA's onderhandelen en de regionale economische gemeenschappen (CER/REC) als bepaald door de Afrikaanse Unie;
I. stelt vast dat een voorbarige liberalisering op basis van wederkerigheid tussen de Unie en de ACS-landen een negatieve impact zou hebben op de kwetsbare economieën van laatstgenoemde landen, wat de inspanningen om de Millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling van deze landen op losse schroeven zou zetten; en dat België de Millenniumdoelstellingen heeft onderschreven als een aantal ontwikkelingsprioriteiten die op een welbepaalde termijn verwezenlijkt moeten worden;
J. stelt vast dat de oprichting van grotere markten in de economisch kwetsbaarste landen gepaard moet gaan met cohesiemaatregelen, zoals die bestaan in de Europese Unie;
K. stelt vast hoe belangrijk de investeringen zijn voor de economische ontwikkeling van de ACS-landen;
L. stelt vast hoe belangrijk de privésector is, in het bijzonder de KMO's, voor het scheppen van rijkdom in de ACS-landen;
M. stelt vast dat er geen sprake van duurzame ontwikkeling kan zijn zonder sociale vooruitgang; en dat er een nauwe samenhang is tussen de kwijtschelding van de buitenlandse schuld en het toekennen van omvangrijke middelen voor de sociale bescherming;
N. stelt vast dat de EPA's steun moeten bieden aan de bestaande initiatieven met het oog op regionale integratie, waarvan de uitvoering in het algemeen nog weinig gevorderd is en die in bepaalde gevallen, zoals de Afrikaanse Unie voorstelt, vereisen dat onderling onverenigbare verplichtingen worden geharmoniseerd en met elkaar in overeenstemming gebracht;
O. stelt vast dat de nodige transparantie in de EPA-onderhandelingen gewaarborgd moet zijn en dat de parlementaire en regeringsinstellingen van de ACS-landen, de privésector en het maatschappelijk middenveld moeten worden betrokken bij de voorbereiding van deze akkoorden;
P. stelt vast dat de ACS-onderhandelaars zich steeds meer zorgen maken over het gebrek aan vooruitgang in de EPA-onderhandelingen, en meer bepaald over de geringe aandacht voor het ontwikkelingsaspect;
Q. stelt vast dat de EPA-onderhandelingen de doelstellingen moeten steunen en volwaardig deel moeten uitmaken (mainstreaming) van de ontwikkelingsstrategieën van de ACS-landen;
R. stelt vast dat artikel 37, § 4, van de Overeenkomst van Cotonou bepaalt dat de partijen in 2006 een formele en volledige EPA-toetsing uitvoeren;
S. stelt vast dat artikel 37, § 6, van het Akkoord van Cotonou bepaalt dat de ACS-landen het recht hebben om alternatieven voor de EPA's in overweging te nemen; stelt vast dat artikel 37, § 6, van het Akkoord van Cotonou bepaalt dat ACS-landen die geen EPA willen sluiten alternatieven in overweging mogen nemen; dat tot nog toe geen enkel ACS-land te kennen heeft gegeven dat het geen EPA wil sluiten, maar dat de ACS-landen de Commissie desondanks hebben gevraagd om alternatieven uit te werken zodat ze een volwaardige keuze hebben;
T. stelt vast dat de Europese Unie vasthoudt aan de beginselen van asymmetrie en flexibiliteit in haar economische betrekkingen met de ACS-landen;
U. stelt vast dat er nood is aan een betere samenhang tussen het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het ontwikkelingsbeleid van de EU; dat het recht op voedselsoevereiniteit van de ACS-landen in het raam van de EPA-onderhandelingen versterkt moet worden;
V. stelt ten slotte vast dat handel geen doel op zich is, maar een middel om de sociale en economische ontwikkeling te bevorderen;
VRAAGT DE REGERING :
om in het raam van haar bilaterale hulp :
1. de eigen mogelijkheden op te voeren zodat zij zich actief kan inzetten voor de aan de gang zijnde EPA-onderhandelingen;
2. de inspanningen van de partnerlanden inzake regionale integratie te steunen in de loop van de EPA-onderhandelingen, in het bijzonder de inspanningen van de Democratische Republiek Congo die zich onlangs gevoegd heeft bij de onderhandelingsgroep van Midden-Afrika en tevens de CEPGL (1) nieuw leven tracht in te blazen;
om binnen de Ministerraad van de EU :
3. samen met de Europese partners voort te werken aan het afbouwen van de buitenlandse schuld van de ACS-landen, zodat zij de aldus vrijgekomen bedragen kunnen investeren in de economische en sociale ontwikkeling;
4. te pleiten voor het instellen van een beter controlemechanisme dat de vooruitgang meet die geboekt wordt bij het verwezenlijken van de ontwikkelingsdoelstellingen in het raam van de EPA's, conform de besluiten van de Raad van november 2005;
5. er tijdens de evaluatie van de EPA-onderhandeling, die moet plaatsvinden in 2006, voor te pleiten dat de Europese Unie de volgende punten aankaart tijdens de EPA-onderhandelingen :
a) de regionale integratieprocessen blijven steunen en de voortgang ervan evalueren aan de hand van de criteria die de ACS-landen zelf hebben vastgesteld, alvorens bindende beslissingen te nemen over het openstellen van de regionale ACS-markten voor de Europese concurrentie;
b) ondertussen de bevoorrechte toegang van de ACS-landen tot de Europese markt behouden, ofwel door een uitbreiding van de afwijking die de WHO heeft toegekend, ofwel door een verbetering van het Europees Algemeen Preferentieel Stelsel, of nog door een verbetering van het « Alles behalve wapens »-stelsel; deze mogelijkheden kunnen overwogen worden op grond van artikel 37.6 van het Akkoord van Cotonou;
c) geen doelstellingen nastreven die tijdens de EPA-onderhandelingen indruisen tegen het economisch integratieproces dat aan de gang is in ACS-landen, zoals de ministers van Handel van de Afrikaanse Unie gevraagd hebben (2) ;
d) bijkomende financiële middelen ter beschikking stellen en instrumenten of maatregelen voorstellen voor de noodzakelijke financiële coördinatie tussen de geldschieters teneinde de ACS-landen te helpen om enerzijds hun productie- en verwerkingscapaciteit te verbeteren en hun institutionele hervormingen en de regionale integratieprocessen tot een goed einde te brengen, en anderzijds de sociale gevolgen van de economische hervormingen ten gevolge van de EPA's te compenseren;
e) ervoor zorgen dat het vrijmaken van middelen om de EPA's te financieren niet ten koste gaat van de kredieten van het 10e EOF, die nu toegekend worden aan fundamentele sectoren die bijdragen tot het bereiken van de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, zoals onderwijs en gezondheidszorg;
f) gepaste maatregelen nemen zodat het tempo en de omvang van een mogelijke tariefafschaffing niet indruist tegen de noden en belangen van de ACS-landen, door zich ertoe te verbinden :
— iedere stap naar een liberalisering in het raam van de EPA's te verbinden aan de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen;
— vanaf het begin van de toepassing van de overeenkomsten, een controlemechanisme in te stellen aan de hand waarvan een verdere liberalisering uitgesteld kan worden indien een evaluatie, die wordt uitgevoerd door nationale en/of regionale instanties, aantoont dat de MDO-indicatoren en de economische indicatoren een knik vertonen;
— producten die door de ACS-regio's als « gevoelig » en door de WHO als « bijzonder » aangemerkt worden, niet in aanmerking te nemen voor een liberalisering;
— algemene programma's voor fiscale hervormingen te steunen alvorens over te gaan tot een geleidelijke opheffing van de tariefbarrières in de ACS-landen, er echter op lettend dat geen belastingstelsels worden aangemoedigd die de armen onevenredig zouden treffen wegens de degressieve aard ervan;
— in de EPA's beschermingsclausules op te nemen die de ACS-landen de mogelijkheid geven om de douanetarieven op te trekken tot een gepast niveau wanneer de liberalisering sterke schommelingen in de prijzen of de invoer teweegbrengt en een productiesector ernstig dreigt te verstoren;
g) steun verlenen aan het voorstel tot herziening van artikel XXIV van de GATT, dat op 28 april 2004 door de ACS-groep bij de WHO werd ingediend om de ontwikkelingslanden een bijzondere en gedifferentieerde behandeling toe te kennen;
h) het stelsel van de regel van oorsprong vereenvoudigen en de ACS-landen financieel steunen zodat zij kunnen voldoen aan de technische normen (TBT) en aan de sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS) van de EU;
i) pleiten voor veranderingen in de werking van de investeringsfaciliteit van de EIB zodat zij investeringen die de duurzame ontwikkeling ten goede komen, kan verhogen;
j) de oprichting, versteviging en diversificatie van privé-ondernemingen — KMO's in het bijzonder — in de ACS-landen aanmoedigen door hen tijdelijk technische bijstand te bieden;
k) de daadwerkelijke toepassing van de economische en sociale rechten in het raam van de EPA's aanmoedigen, door er onder meer voor te zorgen dat Europese bedrijven die in ACS-landen investeren en lokale capaciteit scheppen, de richtlijnen van de OESO voor multinationale bedrijven naleven, die op 27 juni 2000 (3) zijn aangenomen door de Raad van de organisatie;
l) een grotere deelname bewerkstelligen van de parlementen van de ACS-landen en van niet-staatsgebonden actoren, zoals de privésector (in het bijzonder de KMO's), boerenorganisaties, vakbonden, maatschappelijke bewegingen en NGO's, aan de onderhandelingen over de EPA's, onder meer door hen gepaste en regelmatige overlegmogelijkheden aan te bieden, alsook voldoende materiële middelen om de vergaderingen doeltreffend voor te bereiden;
m) technische en financiële bijstand verlenen voor de oprichting van regionale organisaties waarin de vertegenwoordigers van het maatschappelijke middenveld van de ACS-landen zijn opgenomen;
n) maatregelen treffen voor meer transparantie in het verloop en de inhoud van de EPA-onderhandelingen (4) ;
o) de onderhandelingen over de liberalisering van de dienstensector op een weloverwogen manier aanpakken, en er in het bijzonder op toezien dat :
— zij geen druk uitoefent op ACS-landen die hierover geen bilaterale onderhandelingen wensen aan te vatten;
— zij de ACS-landen niet aanzet tot het aangaan van verbintenissen inzake diensten die verder gaan dan wat zij in het raam van de GATS op multilateraal niveau hebben aanvaard;
— de sectoren water, gezondheidszorg, onderwijs, beroepsopleiding, cultuur en huisvesting, die de grondrechten belichamen en waarvan de emancipatie van de mens afhangt, niet in de onderhandelingen opneemt;
— een mogelijke liberalisering inzake vervoer, postdiensten, telecommunicatie en energie voor de ACS-landen gepaard gaat met waarborgen voor de oprichting van sterke overheidsregulatoren en met de mogelijkheid om deze diensten te financieren met openbare fondsen;
p) het aan de ACS-landen overlaten om al dan niet onderhandelingen te beginnen over de « Singapore »-thema's en de intellectuele eigendomsrechten;
q) rekening houden met de bezorgdheid van de ACS-Staten over de externe gevolgen van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU, door zich ertoe te verbinden :
— over te gaan tot een algemene evaluatie van de gevolgen van de huidige hervormingen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid, in het bijzonder de impact van de rechtstreekse hulp op de aantrekkelijkheid van de EU-markt voor de ACS-uitvoer en op de competitiviteit van de EU-producten;
— overlegmechanismen in te stellen om te onderzoeken hoe de schadelijke gevolgen voor de ACS-landen tot een minimum gereduceerd kunnen worden;
r) alternatieven voorstellen aan de ACS-landen die geen EPA's wensen te sluiten;
wat betreft de parlementaire controle :
6. verslag uit te brengen in het Parlement over de voortgang van de EPA-onderhandelingen en over de inspanningen die geleverd werden om deze resolutie uit te voeren, en dit binnen zes maanden na de aanneming van deze resolutie.
(1) Zie « La Communauté économique des Pays des Grands Lacs », verslag namens de commissie Buitenlandse Betrekkingen en Landsverdediging uitgebracht door de heer Galand en mevrouw Van de Casteele, 23 februari 2006 (stuk Senaat, nr. 3-1578/1).
(2) Verklaring van Nairobi betreffende de Economische Partnerschapsovereenkomsten (EPA), Conferentie van de ministers van Handel van de Afrikaanse Unie, 4e gewone zitting, 12-14 april 2006, Nairobi (Kenya).
(3) Deze richtlijnen betreffen onder meer de werkgelegenheid en de arbeidsverhoudingen, de wetenschap en technologie, het milieu, de informatieverstrekking, de mededinging, de financiering en de fiscaliteit.
(4) Verklaring van Nairobi betreffende de Economische Partnerschapsovereenkomsten (EPA), Conferentie van de ministers van Handel van de Afrikaanse Unie, 4e gewone zitting, 12-14 april 2006, Nairobi (Kenya).