3-191

3-191

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 30 NOVEMBER 2006 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Joris Van Hauthem aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken over «het gebruik der talen in de oproepingsbrieven voor de komende verkiezingen wat betreft de rand- en taalgrensgemeenten» (nr. 3-1310)

De voorzitter. - De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt.

De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - De vraag is eenvoudig. Naar aanleiding van de verkiezingen van 2003 werd met betrekking tot het gebruik van de taal van de oproepingsbrieven in de faciliteitengemeenten twee omzendbrieven verspreid. De eerste ging uit van federaal minister van Binnenlandse Zaken Duquesne, die oplegde dat de oproepingsbrieven moesten worden opgesteld in de taal van de aanhorige. De tweede omzendbrief ging uit van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, toen de heer Van Grembergen, die van oordeel was dat de omzendbrief-Peeters moest worden toegepast, en volgens welke de oproepingsbrieven in het Nederlands moesten worden verstuurd met een vertaling voor wie dat uitdrukkelijk wenste.

Naar aanleiding van de verkiezingen in 2004 liet de minister van Binnenlandse Zaken, de heer Dewael, die ik daarover op 4 maart 2004 ondervroeg, weten dat hij de Vaste Commissie voor Taaltoezicht volgt en dat zijn omzendbrief aan de gemeenten bijgevolg bepaalde dat in de faciliteitengemeenten voor de oproepingsbrieven de taal van de aanhorige moet worden gebruikt.

Inmiddels heeft de Raad van State zich op 23 december 2004 in vijf arresten over die aangelegenheid uitgesproken en de wettelijkheid en dus de geldigheid van de omzendbrief-Peeters bevestigd. Daarover mag op juridisch vlak dus geen betwisting meer bestaan. Vandaar mijn eenvoudige vraag. Zal in de omzendbrieven naar de gemeenten over de oproepingsbrieven voortaan het standpunt van de omzendbrief-Peeters worden gevolgd?

De heer Karel De Gucht, minister van Buitenlandse Zaken. - Ik lees het antwoord van minister Dewael.

Het antwoord is eveneens eenvoudig. Aangezien de geldigheid van de omzendbrief-Peeters bevestigd werd door de Raad van State in zijn arresten van 23 december 2004, moeten de oproepingsbrieven voor de verkiezingen in de zes Brusselse randgemeenten, evenals in de taalgrensgemeenten die in het Nederlandse taalgebied gelegen zijn, in het Nederlands worden opgesteld.

Uit die arresten blijkt ook dat de Franstalige kiezers van die gemeenten een oproepingsbrief in het Frans kunnen aanvragen, nadat ze die eerst in het Nederlands ontvangen hebben.

De onderrichtingen aan de gemeenten voor de volgende parlementsverkiezingen zullen in die zin worden opgesteld.