3-185 | 3-185 |
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BELANG). - Op 9 juni 2006 trad de nieuwe wapenwet in werking. Er volgde een rondzendbrief waarin de administratie alle wapenbezitters de mogelijkheid gaf om zich tegen 9 december met alles in orde te brengen. Aangezien voor elk wapen voortaan een vergunning vereist is, dient iedereen zich voor 9 december in regel te stellen. Wapenbezitters die na 9 december niet in orde zijn, worden bedreigd met strafrechtelijke vervolging, ook al gaat het om mensen die reeds over geldige vergunningen onder de oude wapenwet beschikten en/of van wie de jacht- en sportwapens keurig waren geregistreerd.
De wapenwet werd van kracht op de dag van publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad. Dat betekent dat de wet vanaf dat ogenblik voor alle rechtsonderhorigen gevolgen heeft.
De wet voorziet voor de registratieplicht evenwel in een overgangsregeling. Ik wil het hier vooral hebben over artikel 48, tweede lid, dat zegt: `De erkenningen en vergunningen afgegeven krachtens de wet bedoeld in artikel 47 blijven geldig gedurende 5 jaar vanaf hun afgifte of de laatste wijziging ervan waarvoor rechten en retributies werden geïnd, en mits ze niet in tegenstrijd zijn met deze wet.'
Derhalve worden alle vergunningen voor de vroegere verweer- en oorlogswapens die ouder zijn dan 5 jaar ongeldig op 9 juni 2006. Voor deze legale en vergunde wapens is zelfs geen overgangsbepaling uitgewerkt. Ongeveer 400.000 houders van wapenvergunningen worden dus door de nieuwe wet gecriminaliseerd.
In de wet staat dus - net zoals minister Onkelinx op 20 september laatsleden in commissie voor de Justitie van de Kamer antwoordde op een mondelinge vraag van Tony Van Parys, dat wapenbezitters zes maanden de tijd krijgen om bij de gouverneur aangifte te doen van hun wapens. Van die aangifte krijgt men dan een ontvangstbewijs, dat volstaat om het wapen verder in bezit te houden.
Volgens de minister is het echter nooit de bedoeling geweest om tegen 9 december voor elk wapen een nieuwe of eerste vergunning af te geven. Daarvoor zou niet genoeg personeel beschikbaar zijn.
Deze situatie schept evenwel een aantal problemen, zowel wettelijke als praktische. Allereerst is het zo dat er geen duidelijke wettelijke grondslag is voor het zogenaamde `attest' dat de aanvraag voor het reguliere bezit van een vuurwapen na 9 december moet bewijzen. Er is geen duidelijkheid over de vorm en de inhoud ervan. Het `attest' bewijst bovendien inhoudelijk geenszins dat het bezit van het wapen wettelijk is. In de circulaire wordt dit attest beschreven, maar eigenlijk is daar geen wettelijke basis voor.
Het attest zal de eigenaar van een vuurwapen wellicht niet toelaten om zijn wapen op enigerlei wettelijke wijze over te dragen. Aangezien men geen duidelijkheid of bewijs heeft over het al dan niet rechtmatige bezit van een vuurwapen, zal men met het attest - strikt wettelijk genomen - geen munitie kunnen aanschaffen, want dat valt dan weer onder artikel 22. In antwoord aan collega Van Parys, waaraan ik reeds refereerde, spreekt de minister immers alleen over het feit dat iemand die over een dergelijk attest beschikt het wapen in zijn bezit zal mogen houden.
Praktisch gezien blijft er dus heel wat rechtsonzekerheid voor de wapenbezitters. Ze hebben geen enkele garantie over de termijn die nodig zal zijn voor het afgeven van de eigenlijke nieuwe vergunning. Gelet op het aantal aanvragen voor nieuwe en te vernieuwen vergunningen, kan de afgifte maanden of zelfs jaren in beslag nemen mede omdat, zoals de minister al toegaf, er te weinig personeel is. De burgers die wachten op een vernieuwde vergunning, alsook de handelaars die wachten op afgifte van nieuwe vergunningen ten behoeve van de legale verkoop van vuurwapens, zullen in de praktijk maanden of zelfs jaren moeten wachten. Het spreekt vanzelf dat in zulke omstandigheden de legale wapenhandel bijzonder hard zal worden getroffen en dat ook de wereld van de sportschutterij ernstig wordt benadeeld. Mensen die er immers aan denken om met schietsport te beginnen zullen een eeuwigheid moeten wachten op een vergunning alvorens de sport te kunnen beoefenen.
Het moge steeds meer duidelijk zijn dat niet alleen de totstandkoming van de wet niet bepaald weloverwogen en doordacht was, doch dat ook de uitvoering ervan meer weg heeft van een `improvisatiecabaret' met bijzonder nefaste gevolgen voor allen die op legale wijze betrokken zijn bij de wapenhandel en de ongeveer 20.000 mensen die rechtstreeks en onrechtstreeks in de sector zijn tewerkgesteld.
Wat is de wettelijke grondslag voor het `attest van ontvangst'? Wat is de waarde ervan in de praktijk voor de wapenbezitters? Zal het hen mogelijk maken er zich munitie mee aan te schaffen? Geldt het als bewijs om het wapen te verkopen?
Zal de behandeling van nieuwe vergunningsaanvragen voor de aankoop van nieuwe wapens of occasiewapens gescheiden verlopen van de hernieuwingen van vergunningen, zodat in afwachting van de hernieuwing, sportschutters ook nog wapens kunnen kopen?
Zal de overgangstermijn van 6 maanden zoals bepaald in artikel 44, §2 van de wapenwet, worden verlengd zodat sportschutters de tijd krijgen om hun wapens te registreren zodra de gemeenschappen het statuut van de sportschutters bepaald hebben? Dit laatste moet immers ook nog gebeuren.
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van de minister van Justitie.
Het document waarvan sprake is een gewoon ontvangstbewijs dat alle personen die een aanvraag bij de gouverneur indienen, toegestuurd krijgen. Daarmee kunnen ze bewijzen dat ze voldaan hebben aan hun wettelijke plicht om vóór 9 december aanstaande een vergunning of de hernieuwing ervan aan te vragen. Door via een omzendbrief toe te laten dat ontvangstbewijs te gebruiken heeft de minister een lacune in de overgangsbepalingen van de wapenwet willen opvullen.
Met dat ontvangstbewijs kunnen personen die reeds houder waren van een vergunning voor een vuurwapen hun activiteit voortzetten tot de gouverneur een beslissing over hun aanvraag heeft genomen. Op voorlegging van het ontvangstbewijs en van hun vervallen vergunning kunnen ze munitie aankopen, mogen ze hun wapen thuis blijven bewaren en blijven deelnemen aan activiteiten in een schietstand.
Wie zijn wapen wenst te verkopen, maar dat niet kan doen vóór 9 december, moet tijdig de hernieuwing van zijn vergunning aanvragen. Het ontvangstbewijs kan dan samen met de vervallen vergunning gebruikt worden bij de verkoop van het wapen. Nadien moeten de documenten aan de gouverneur worden teruggestuurd en wordt de hernieuwingsprocedure stopgezet.
De nieuwe aanvragen worden in principe op dezelfde manier behandeld als de aanvragen tot hernieuwing van vergunningen. De voorwaarden zijn identiek, maar bij hernieuwing is de kans groter dat men van bepaalde voorwaarden wordt vrijgesteld. De diensten van de gouverneurs behandelen de dossiers parallel. De federale wapendienst heeft reeds verzocht de nieuwe aanvragen voorrang te geven gelet op de redenen die werden aangehaald.
Of er een verlenging van de overgangsperiode zal komen hangt af van de uitspraak van het Arbitragehof in hangende beroepen tegen sommige bepalingen van de wapenwet. Dit is niet het juiste moment voor wetgevende initiatieven, want nu is het woord aan de rechter. Dat de Gemeenschappen vóór 9 december klaar zouden moeten zijn met hun decreten over het statuut van de sportschutter, berust in ieder geval op een misverstand. Zolang er geen statuut bestaat, vallen sportschutters onder de algemene regels van de wet en kunnen ze hun activiteiten voorzetten, mits ze hun wapens laten registreren of de vergunning ervoor laten hernieuwen.