3-185

3-185

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 26 OKTOBER 2006 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van mevrouw Fauzaya Talhaoui aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken over «de lokpraktijken bij de Dienst Vreemdelingenzaken» (nr. 3-1255)

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT). - Naar aanleiding van de geplande repatriëring van een Albanees gezin hekelde de pers enkele dagen geleden de lokpraktijken van de dienst Vreemdelingenzaken. Het gezin is redelijk goed geïntegreerd, woont al zeven jaar in België en de kinderen gaan hier ook naar school. Uit vrees voor hun leven bij een gedwongen terugkeer naar Albanië hebben de ouders in de loop van de zomer een tweede asielaanvraag ingediend. Onder het mom van een interview over die tweede aanvraag had de dienst Vreemdelingenzaken de moeder naar Brussel uitgenodigd. Bij haar aankomst werd ze blijkbaar onmiddellijk aangehouden en opgesloten.

De minister had nochtans onder druk van de asielcentra een interne richtlijn uitgevaardigd om erop te wijzen dat gezinnen bij de repatriëringsprocedure niet uit elkaar mogen worden gerukt. In voorkomend geval werd de moeder echter opgesloten en werd de vader onder druk gezet om zich samen met de kinderen bij haar te voegen. Blijkbaar is dit geen alleenstaand geval en zijn dergelijke praktijken gebruikelijk.

Moeten we niet het Nederlandse voorbeeld volgen? De Nederlandse overheid speelt open kaart met de uitgeprocedeerde asielzoekers en dat lijkt me veel eerlijker.

Onder meer Vluchtelingenwerk Vlaanderen en VLOS hebben de lokpraktijken aan de kaak gesteld en voorgesteld om de repatriëring van gezinnen op een meer menselijke manier te laten verlopen.

Naar verluidt zou de minister opdracht hebben gegeven voor een studie over de problematiek; het resultaat ervan zou begin 2007 mogen worden verwacht.

Kan de minister het verhaal in de kranten bevestigen? Past de dienst Vreemdelingenzaken die lokpraktijken inderdaad toe om asielzoekers op te pakken en te repatriëren? Zal de studie alternatieve oplossingen voorstellen? Hoe denkt de minister in de toekomst te vermijden dat ouders voor dergelijke verscheurende keuzes worden gesteld? Zou de minister er niet goed aan doen om de vluchtelingenorganisaties te betrekken bij het zoeken naar alternatieven?

De heer Patrick Dewael, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken. - Ik wil in het algemeen verwijzen naar de geldende procedure. Ik kan immers moeilijk ingaan op concrete dossiers. Wij hadden trouwens juist voor het reces, bij de behandeling van wetsontwerpen ter zake, de gelegenheid deze materie uitvoerig te bespreken.

Als een gezin illegaal in ons land verblijft en weigert om vrijwillig gevolg te geven aan een rechtsgeldig bevel om het grondgebied te verlaten, dan heeft de dienst Vreemdelingenzaken de wettelijke verplichting om dat bevel uit te voeren. Ik persoonlijk zou het natuurlijk beter vinden mochten de betrokken personen vrijwillig gevolg geven aan het uitwijzingsbevel. Dan zouden mijn diensten van pijnlijke procedures gespaard blijven. In een rechtsstaat is gedwongen uitwijzing echter onvermijdelijk als niet vrijwillig gevolg wordt gegeven aan een bevel om het grondgebied te verlaten.

Mijn instructies over de gedwongen uitwijzing zijn duidelijk. Er moet altijd naar worden gestreefd gezinnen samen te houden en gezinsleden samen naar het land van herkomst te laten vertrekken. Dat is in de praktijk niet altijd mogelijk. Soms zijn er aanwijzingen dat de verspreiding opzettelijk wordt georganiseerd. Als het niet mogelijk is de gezinsleden samen aan te treffen, kan een meerderjarig gezinslid van zijn vrijheid worden beroofd en moeten de andere gezinsleden worden gecontacteerd en de mogelijkheid krijgen zich bij dat gezinslid te voegen. Indien ondanks alle inspanningen de andere gezinsleden niet meer in België kunnen worden aangetroffen of weigeren zich bij het in een centrum ondergebrachte gezinslid te voegen, kan die laatste alleen worden gerepatrieerd.

Als we dit beleid niet zouden volgen, zou het volstaan dat gezinnen zich systematisch verspreiden om niet meer uitwijsbaar te zijn. België zou dan voor vele gezinnen heel aantrekkelijk worden. De praktijk is in overeenstemming met de vigerende reglementering en heeft al meermaals een rechterlijke toetsing doorstaan.

Mijn diensten hebben dus geen fout gemaakt. Ik ben wel altijd bereid om samen met het parlement te zoeken naar alternatieven om die vrijheidsberoving zoveel mogelijk tegen te gaan. Ik heb daartoe ook een studieopdracht gegeven, zoals ik in het debat juist voor de vakantie al aankondigde. Ik verwacht de resultaten ervan in januari. We kunnen daarover dan verder in het parlement debatteren.

Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT). - Ik dank de minister voor zijn antwoord, dat ik evenwel niet bevredigend vind.

Uit de praktijk blijkt immers dat de dienst Vreemdelingenzaken niet altijd fair optreedt. Iemand uitnodigen bij de dienst in Brussel om zogezegd een tweede asielaanvraag te bespreken en dan vasthouden om de rest van de familie te chanteren, is volgens mij een arbitraire praktijk.

Ik dacht dat de algemene richtlijn erin bestond families samen te houden. Ik bestrijd ook niet dat het repatriëringsbeleid zo eerlijk mogelijk moet worden gevoerd. Als er wanpraktijken zijn, verwacht ik van de minister evenwel dat hij die aanpakt. Ik verwacht ook dat de dienst Vreemdelingenzaken tegenover alle families op dezelfde wijze optreedt. Ik pleit voor eerlijkheid en voor goed bestuur.

De heer Patrick Dewael, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken. - Ik nodig mevrouw Talhaoui uit mij de concrete gegevens over deze zaak te geven.