3-183 | 3-183 |
De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)
De heer Didier Donfut, staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het pensioenstelsel van de DOSZ was oorspronkelijk gebaseerd op het kapitalisatieprincipe. Tegelijkertijd werden de gestorte bijdragen aan de hand van een bepaalde coëfficiënt geherwaardeerd. Het uiteindelijk uitbetaalde pensioen varieert naargelang van een aantal criteria.
De conclusies van een audit van de overzeese sociale zekerheid door het Rekenhof zijn allesbehalve positief: de financiële toestand van het stelsel is precair. Het Rekenhof wijst ook de regering als verantwoordelijke aan: `Gedurende verscheidene jaren heeft de regering immers de DOSZ ertoe verplicht zijn kapitaal aan te spreken om de betaling van de sociale prestaties te financieren en heeft ze niet de subsidies gestort waartoe ze volgens de wet verplicht was.'
Om aan de bevindingen van het Rekenhof tegemoet te komen, heeft de regering in de programmawet van 20 juli 2006 een aantal maatregelen opgenomen die middels uitvoeringsbesluiten uiterlijk tegen einde december 2006 in werking zouden moeten treden.
De programmawet bevat een aantal evidenties zoals de gelijkschakeling man-vrouw en de stroomlijning van de pensioengerechtigde leeftijd. De jongste weken hebben de enkele tienduizenden toekomstige rechthebbenden echter heel wat kritiek geuit. Ze zijn ten zeerste verontrust over een aantal herzieningen per koninklijk besluit inzake revalorisering, rentevoetberekening en indexering. Die besluiten laten op zich wachten. Hierdoor zijn de rechthebbenden niet in staat om de oude en nieuwe schalen met elkaar te vergelijken zodat eenieder een weloverwogen keuze kan maken. Sowieso zullen de maatregelen een vermindering van de nog niet opgenomen pensioenrechten tot gevolg hebben. Daarom vraagt men om deze schalen zo snel mogelijk te publiceren en ook om de nodige overgangsmaatregelen te nemen, temeer omdat er op politiek niveau nog geen beslissing is genomen over de toekomst van de DOSZ.
De DOSZ werd oorspronkelijk opgericht als een instrument van het Belgische buitenlandse beleid en had als doel de bevordering van de Belgische Economische expansie. Uiteraard gaat het hoofdzakelijk om mensen die ontwikkelingswerk in het Zuiden verrichten zoals de coöperanten of economische opdrachten vervullen in overzeese gebieden. Om die reden ligt de bevoegdheid over de DOSZ bij verschillende ministers.
Welke lijn volgde de regering bij de uitwerking van de bepalingen van de programmawet van 20 juli 2006? Is de minister van Ontwikkelingssamenwerking bij de uitwerking van de wetsbepalingen betrokken geweest?
In de sector van de internationale samenwerking is heel wat beroering ontstaan. Het is opvallend dat de belanghebbenden op generlei wijze worden betrokken bij de uitwerking van een dergelijke ingrijpende hervorming. Nu werd de hervorming sluiks in een programmawet opgenomen.
Wanneer zullen de uitvoeringsbesluiten worden gepubliceerd? Zal hierover met de sector worden overlegd?
Blijven de in het verleden opgebouwde pensioenrechten integraal gevrijwaard, inclusief voor de DOSZ-aangeslotenen die pas op 65 jaar hun rechten opnemen?
Om welke reden is de regering gekant tegen een overgangsperiode? Welke houding neemt de minister van Ontwikkelingssamenwerking in deze aan?
Is de minister bereid om alle beslissingen over het DOSZ te nemen en de in het verleden aangegane verplichtingen te honoreren in nauw overleg met het parlement en de sociale partners?
Welke rol is in de toekomst nog weggelegd voor de DOSZ?
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De programmawet die op 28 juli jongstleden in het Belgisch Staatsblad verscheen, verandert grondig de wetgeving die de door de Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid uitgekeerde pensioenen regelt en dit vanaf 1 januari 2007.
Hierbij gaat het om de wet van 16 juni 1960 betreffende de prestaties geleverd tijdens de koloniale periode, maar vooral om de wet van 17 juli 1963 voor de prestaties geleverd door de ontwikkelingswerkers, zowel uitgestuurd door de Staat als door de NGO's, en van privéwerknemers na de onafhankelijkheid van Congo, Rwanda en Burundi.
Bovenvermelde wetswijzigingen gaan terug op een verslag van het Rekenhof van 15 februari 2006. Daarin lees ik onder meer: `Het stelsel is in de loop der jaren uitgegroeid tot een kapitalisatiesysteem, zonder dat echter activa voorhanden zijn voor het dekken van de wiskundige reserves. Gedurende verscheidene jaren heeft de regering immers de DOSZ ertoe verplicht zijn kapitaal aan te spreken om de betaling van de sociale prestaties te financieren en heeft ze niet de subsidies gestort waartoe ze volgens de wet verplicht was.'
Ook volgende passage is van belang: `Het Rekenhof stelt vast dat de huidige financieringswijze de zelfregulering niet in de hand werkt.'
De DOSZ werd opgericht als een instrument van het Belgische buitenlandse beleid en het bevorderen van de Belgische economische expansie. Het verslag van het Rekenhof bevestigt dit met evenveel woorden.
Wanneer de aanpassingen opgenomen in de programmawet evidenties bevatten, zoals de gelijkschakeling van man en vrouw en het stroomlijnen van de pensioengerechtigde leeftijd met wat gangbaar is in andere Belgische pensioenstelsels, is het verontrustend dat per koninklijk besluit ook herzieningen inzake revalorisering, rentevoetberekening en indexering in het vooruitzicht worden gesteld. Een en ander zal een vermindering van de nog niet opgenomen pensioenrechten tot gevolg hebben, niettegenstaande ze in het verleden werden opgebouwd.
De in het verleden opgebouwde pensioenrechten dienen als een uitgesteld loon te worden beschouwd en de dienvolgens in het vooruitzicht gestelde uitkeringen dienen onverkort gerespecteerd te blijven.
Een tewerkstelling in het buitenland bracht meestal mee dat, in tegenstelling tot de Belgische situatie, slechts één van de partners erin slaagde een beroepsactiviteit uit te oefenen, zodat het overgrote deel van de uitkeringstrekkers terugvalt op één pensioen.
Kan de minister mij mededelen of hij, in het licht van deze opmerkingen, een meer redelijke houding in het vooruitzicht kan stellen?
M. Didier Donfut, secrétaire d'État aux Affaires européennes, adjoint au ministre des Affaires étrangères. - Je répondrai tout d'abord à Mme de Bethune car cette réponse - dont je viens de recevoir le texte - est la plus complète et contient les éléments qui intéressent aussi M. Vandenberghe.
Met de wet van 20 juli 2006 wordt een grondige hervorming ingevoerd van de pensioenregeling in de overzeese sociale zekerheid. Deze hervorming was noodzakelijk om juridisch-sociale redenen, zoals de gelijkheid van man en vrouw en loopbaanvereisten die gelijk moeten lopen met deze die gangbaar zijn in België, evenals om markteconomische redenen.
Met deze wet heeft de wetgever de Koning de bevoegdheid gegeven om dit laatste aspect te realiseren. Wel moet de wetgever deze besluiten binnen het jaar bekrachtigen.
Voor ik nader inga op de vragen, wens ik te benadrukken dat het niet om een besparingsoperatie gaat. De reglementaire wijzigingen komen tegemoet aan de aanbevelingen in de audit van het Rekenhof, maar worden ook afgestemd op de geest van het vorig jaar gesloten Generatiepact. Daarbij wordt gedacht aan overgangsmaatregelen, die rekening houden met bepaalde verworven rechten.
Op het ogenblik wordt besproken welke maatregelen moeten worden genomen en hoe ze in koninklijke besluiten zullen worden omgezet.
Aangezien we ons nog in de voorbereidende fase bevinden, is het nog niet mogelijk details te geven. De leidraad voor de maatregelen kan, met het nodige voorbehoud, als volgt worden samengevat.
De verworven rechten inzake verworven kapitaal en herwaardering blijven gewaarborgd. `Verworven rechten' moeten we in de eerste plaats begrijpen als de rechten van de verzekerden die reeds een pensioen krijgen.
Daarbij zullen ook verworven rechten gelden voor de verzekerden ouder dan 55 jaar die bijdragen hebben gestort vóór 1 januari 2007. Voor hen zal de huidige berekeningswijze worden voortgezet voor de berekening van het pensioen op basis van de bijdragen die vóór deze datum werden gestort. Voor de berekening van het pensioen op basis van de bijdragen gestort na deze datum zullen de nieuwe reglementaire bepalingen worden toegepast.
Voor wie jonger is dan 55 zijn de verworven rechten op datum van 31 december 2006 eveneens gegarandeerd, maar zal de volledige toekomstige pensioenopbouw, zowel voor de nieuwe als voor de toekomstige evolutie van de op 31 december 2006 verworven rechten, verlopen volgens de nieuwe regels.
In dit verband vestig ik er wel de aandacht op dat er in geen geval zal worden afgeweken van de nieuwe pensioenleeftijd die met ingang van 1 januari 2007 op 65 jaar is vastgelegd. Een vervroegd pensioen opnemen blijft vanaf 1 januari 2007 dus enkel mogelijk vanaf de leeftijd van 60 jaar.
Wat de nieuwe berekeningswijze van het pensioen betreft, zullen voor de bijdragen gestort vanaf 1 januari 2007 nieuwe mortaliteitstabellen en een nieuwe rentevoet worden gehanteerd. Afhankelijk van deze rentevoet moet nog worden bepaald of er al dan niet een herwaardering komt.
Het begrip `uitgesteld loon' kan in deze materie geen betekenis hebben, omdat de pensioenrechten zijn opgebouwd op basis van forfaitaire rechten, vastgesteld door de wet, die geen enkele binding hebben met het verdiende loon.
Voor alle duidelijkheid voeg ik er nog aan toe dat dit een voorstel is waarover we overleg zullen plegen met de sociale partners en de NGO's. Over dit alles hebben we overigens al contact gehad met de sociale partners en vertegenwoordigers van de NGO's. Bij de verdere uitvoering zullen we dit ook blijven doen.
Evenwel zal, zoals zowel in de bijlage bij het auditrapport van het Rekenhof als in de gemeenschappelijke brief van de minister van Sociale Zaken wordt aangegeven, eerlang een regeringscommissaris bij de DOSZ worden aangesteld. Hij zal een analyse maken van het reglementaire kader en de economische en sociale context waarbinnen de DOSZ actief is. Daarbij zal hij voorstellen uitwerken met betrekking tot de toekomstige positionering, taakinvullingen en de werkwijze van de DOSZ. Hij zal ook een raming moeten maken van mogelijke budgettaire, sociale en organisatorische gevolgen van deze voorstellen. De arbeidsvoorwaarden van het personeel en de instelling zullen in geen geval worden aangetast. Ten slotte zal de commissaris in voorkomend geval de implementatie leiden van de in aanmerking genomen voorstellen.
Ik hoop de hervorming tegen nieuwjaar 2007 rond te krijgen. De DOSZ zal in de loop van de maand november een communicatiecampagne opzetten voor de betrokkenen.
Het is niet mijn bedoeling om ook het indexeringmechanisme, bedoeld in de wet van 16 juni 1960 betreffende de koloniale sociale zekerheid, te wijzigen.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik zal het debat niet ten gronde voeren, want ik stel vast dat de bevoegde minister hier niet durft te verschijnen.
Dat men dergelijke maatregelen in de programmawet heeft opgenomen, vind ik onbehoorlijk. Nooit werd bij de artikelen in kwestie toegelicht dat het de bedoeling was een dergelijke maatregel te nemen. Men heeft geen overleg gepleegd met de sector. Op die manier is een paniekgolf ontstaan in de NGO-sector, de privésector, de sector van de internationale ambtenaren en missionarissen. Een bijkomend element is dat de meeste mensen in het buitenland verblijven en moeite hebben om de juiste informatie te krijgen.
Er kan onmogelijk aan de opgebouwde pensioenrechten worden geraakt.
Bij de berekeningen moet men rekening houden met de menselijke factor en de specifieke context. Vele mensen hebben voor een internationale loopbaan gekozen. Vaak gaat het om een lucratieve carrière, maar dikwijls zijn het ook risicovolle loopbanen, een speciaal engagement of een roeping om zich solidair met anderen in een ander deel van de wereld in te zetten. Bij het maken van die keuze hebben deze mensen zekerheid gevonden in een stabiel pensioenstelsel. Bij velen was dit trouwens determinerend voor hun loopbaankeuze. Vaak heeft de partner ook de eigen loopbaan moeten onderbreken. Wanneer men de komende weken en maanden de bepalingen gaat concretiseren, moet men rekening houden met de specificiteit en de risico's van de sector.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Jammer genoeg kunnen we over deze kwestie niet met de minister in debat gaan. Louter voor het verslag wil ik toch het volgende zeggen. Ik kan het volstrekt niet eens zijn met de bewering van de minister dat een pensioen geen uitgesteld loon is voor personen met een dergelijke loopbaan. We zullen aan de sociale organisaties in België meedelen dat de regering pensioenrechten beschouwt als giften en dat degene die ze geeft, ze op ieder ogenblik weer kan terugnemen. In het oude recht gold altijd: `donner et retenir ne vaut'. Nochtans is dat wat de regering hier komt zeggen.