(N.): Vraag gesteld in het Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in het Frans
Aansluitend op mijn mondelinge vraag nr. 3-1022 (Handelingen, Senaat, 2005-2006, nr. 3-152, blz. 9) kreeg ik graag een antwoord op de volgende vragen :
1. Hoeveel interne onderzoeken naar misbruiken in het Belgische diplomatieke milieu werden er sinds 1990 verricht ? Graag ontving ik een jaarlijks overzicht.
2. Welke feiten werden daarbij ten laste gelegd en welke graden of functies hadden de betrokkenen ?
3. In hoeveel gevallen leidde dit tot vaststelling van strafbare feiten en in hoeveel gevallen werden tuchtmaatregelen getroffen of werd klacht ingediend bij het parket ?
4. Welke tuchtmaatregelen werden genomen en welk gevolg werd gegeven aan de klachten die naar het parket gingen ?
5. Welke maatregelen werden er genomen naar aanleiding van vastgestelde misbruiken om die in de toekomst moeilijker of zelfs onmogelijk te maken ?
Antwoord : Graag zou ik van het geachte lid vernemen wat zij onder Belgisch diplomatiek milieu verstaat. Ik wil mij beperken tot mijn eigen federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Internationale Ontwikkelingssamenwerking waarbij in onze buitenlandse posten een zeer verscheiden gama van personeelsleden (uitgezonden of lokaal, Belg of niet-Belg, kader- of technische en administratief personeel) werkzaam is. Ere-Consuls en Adviseurs van de Buitenlandse handel behoren evenwel niet rechtstreeks tot het personeelsbestand van de FOD.
In het Departement heb ik een dienst « Inspectie van de diplomatieke en Consulaire posten » die op regelmatige basis de werking van onze posten in het buitenland aan een audit onderwerpt, waardoor er dus een permanente controle ontstaat en meestal de misbruiken tijdig kunnen vastgesteld worden. De Inspecteurs ondervragen iedereen die op de post werkzaam is van hoog tot laag in de hiërarchie. Deze Inspectiedienst kan ook op ad-hoc zending gestuurd worden indien er aanleiding is om te geloven dat ergens grove misbruiken zijn ontstaan of feiten worden gepleegd die eventueel strafbaar zouden zijn. Op basis van zulk Inspectieverslag kan dan het directiecomité van de FOD de minister aanbevelen bepaalde tuchtmaatregelen te nemen of klacht neer te leggen bij het parket. Gezien de gevolgen die zulke maatregelen kunnen hebben voor het persoonlijk leven en het loopbaanverloop van de betrokken personen en gezien de wetten op de privacy en de regel dat iemand onschuldig is totdat zijn schuld bewezen is, is het niet aangewezen dat mijn departement zich hierover uitspreekt.
Wat betreft de consulaire aspecten van het misbruik bij afgifte van paspoorten of visa verwijs ik naar mijn antwoord van 23 februari 2006, waar voldoende werd aangetoond dat de consulaire activiteiten op de posten aan een permanente controle onderworpen zijn in een speciale cel in het Directoraat-generaal Consulaire zaken.
Wat betreft de periode sinds mijn aantreden als minister van Buitenlandse Zaken werd er een tuchtprocedure opgestart en werd een klacht naar het parket gestuurd. Zoals het geacht Parlementslid kan vaststellen is dit een miniem aantal, omdat het merendeel van ons diplomatiek personeel plichtsbewust handelt.