3-1751/2 | 3-1751/2 |
24 OKTOBER 2006
I. INLEIDING
De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 24 oktober 2006.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE VERTEGENWOORDIGER VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
De onderhandelingen voor deze investeringsovereenkomst zijn begonnen in 2004 op basis van de oude investeringsovereenkomst die dateert uit 1984. Er is heel wat veranderd in de wereld wat betreft de overeenkomsten inzake bescherming van investeringen, en niet in het minst inzake internationale handelspolitiek. Sinds de toetreding van China tot de WTO moest deze grotere openheid vertaald worden in een investeringsovereenkomst waarin de notie van duurzame ontwikkeling onder de vorm van sociale en leefmilieuclausules wordt opgenomen. De Chinese onderhandelaars wilden deze themata enkel opnemen in Memoranda of Understanding tussen de ministeries van de beide landen. Deze twee akkoorden vormen samen met het investeringsovereenkomst een triptiek.
III. ALGEMENE BESPREKING
De heer Cornil wenst te weten of de sociale en leefmilieuclausules bindend zullen zijn voor de Chinese overheid.
Mevrouw Van de Casteele vraagt of de protocollen bij de overeenkomst die verwijzen naar sociale en leefmilieuclausules ook de instemming moeten hebben van de het federale parlement. Zal ons land dit type van overeenkomst ook voor andere landen met een vergelijkbare situatie, toepassen ?
Mevrouw de Bethune is van oordeel dat moet worden voldaan aan de vraag van de Raad van State (stuk Senaat, 3-1751/1, p. 20) om ook de officiële Engelse tekst van de Overeenkomst bij het Parlement in te dienen. Het protocol gevoegd bij de overeenkomst, moet ook ter instemming aan het Parlement worden voorgelegd.
Wordt dit type van overeenkomst, waarbij de sociale- en leefmilieuclausules buiten beschouwing worden gelaten, enkel voor China toegepast of op consequente wijze ook voor alle ontwikkelingslanden ?
De heer Nimmegeers vindt het goed dat dit wetsontwerp samen met het wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de regering van de Republiek Peru, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 12 oktober 2005 (stuk Senaat, 3-1752/1) en het wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, enerzijds, en de Republiek Madagaskar, anderzijds, inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Antananarivo op 29 september 2005 (Stuk, Senaat, nr. 3-1819/1) behandeld wordt.
Op deze manier kan worden nagegaan of ons land dezelfde criteria hanteert in de drie investeringsovereenkomsten dan wel een uitzondering maakt voor een land met groot economisch potentieel als China. Als dat het geval zou zijn, dan blijft het voorstel van resolutie inzake de arrestatie van de Chinese mensenrechtenactivist Gao Zhiseng (Stuk, Senaat, nr. 3-1876/2) dat door de commissie wordt aangenomen, dode letter.
De heer Roelants du Vivier meent dat bescherming van investeringen en verdediging van de mensenrechten geen onverenigbare doelstellingen zijn. Komt het compromis dat wij met China gesloten hebben onze nationale belangen ten goede ?
De vertegenwoordiger van de minister van de Buitenlandse Zaken legt uit dat België een voortrekkersrol speelt door sociale en leefmilieuclausules op te nemen in de modeltekst van internationale investeringsbeschermingsovereenkomsten (IBO). Momenteel doen alleen de Verenigde Staten dat ook. Enkele EU-landen vermelden de problematiek in de preambule. Onder Belgische impuls werd evenwel een beweging op gang gebracht en soms gebeurt het dat twee ontwikkelingslanden het milieuthema in een verdragsartikel ter sprake brengen.
Momenteel worden er in het EU Comité 133 onderhandelingen gevoerd tussen de Raad en de Commissie om investeringsbeschermingsclausules mét sociale en leefmilieuclausules op te nemen in de Free Trade Agreements (FTA), die de EU steeds meer zal onderhandelen wegens de labiele situatie van de Doha Development Agenda. In diverse onderhandelingen wordt aangedrongen op verregaande investeringsclausules, zowel met betrekking tot de pre-establishment als de post-establishment (voor ons land zijn dat de bilaterale akkoorden) fase, waardoor EU-bedrijven minstens dezelfde toegang zouden krijgen tot andere markten dan de VS-bedrijven. België en Oostenrijk waren echter de twee enige EU-leden die de clausule inzake leefmilieu- en sociale normen in de tekst van de overeenkomst zelf wensten te zetten. Ze bleven aldus in de minderheid. Men, ook de Commissie, wil deze clausule hoogstens in de preambule opnemen.
Bij de onderhandelingen met de ontwikkelingslanden moet België steeds opnieuw oplossingen zoeken om de sociale en leefmilieuclausules, in zoverre als mogelijk, te kunnen opnemen.
Er werden daarvoor een aantal duidelijke criteria opgesteld die een terugvalpositie bepalen omdat de onderhandelingen door ons land namens vijf ondertekenende partijen (België, de drie gewesten en Luxemburg) worden gevoerd.
Het minimum scenario hiervan werd bereikt voor de Verenigde Arabische Emiraten. Dit houdt in dat het land zijn geldende milieu- en sociale normen niet mag afzwakken ten einde investeringen aan te trekken. [Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Dubai op 8 maart 2004 (stuk Senaat, nr. 3-952/1)]. Het wetsontwerp is uiteindelijk aangenomen door het federaal parlement op 17 maart 2005.
Het is telkens een sterk beladen discussie met de ontwikkelingslanden. In Singapore (1997) werden de sociale normen buiten de WTO gehouden omdat de Aziatische en Afrikaanse landen zich geviseerd voelden. Deze laatsten wensen niet dat de voormalige Westerse koloniale mogendheden zich inlaten met de implementatie van hun sociale en leefmilieu wetgeving. De Aziatische landen vinden dat dit soort clausule een domper zet op hun economische ontwikkeling. Ook met Rusland en Iran mag verwacht worden dat zij, net als China, geen enkele verwijzing naar sociale of leefmilieunormen zullen willen aanvaarden.
China wilde zelfs het minimum dat ons land heeft bereikt voor de Verenigde Arabische Emiraten, niet aanvaarden. Een aantal landen willen de sociale en leefmilieunormen in deze investeringsovereenkomsten die overwegend van economische aard zijn, niet inschrijven. Als oplossing stelde de Belgische onderhandelaar, na ruggespraak met de regering, voor de thema's uit te diepen door middel van samenwerkingsakkoorden tussen de ministeriële departementen.
In 2002 heeft ons land met China een leefmilieuprotocol afgesloten wat als een Memorandum of Understanding (MOU) wordt beschouwd, dat geen enkele juridische of financiële verplichting meebrengt.
Voor sociale zaken werd een gelijkaardig protocol opgesteld. De Belgische regering wil aldus de leefmilieu en sociale normen in het land ingang doen vinden door het stimuleren van samenwerking en uitwisseling tussen de ministeries van beide landen. Ondanks het feit dat de twee akkoorden met China over leefmilieu en sociale normen niet in de eigenlijke investeringsovereenkomst zijn opgenomen, kunnen zij meer effect ressorteren dan indien de gekende clausules in de verdragstekst zouden prijken. Een verdragstekst kan immers dode letter blijven en komt pas tot leven als er zich een geschil voordoet. De MOU's zijn akkoorden die aanleiding geven tot actie op het terrein. Er zijn reeds diverse missies in het kader van deze overeenkomsten vertrokken naar China en de Chinese regering heeft grote interesse voor ons sociaal en leefmilieubeleid. Vooral onze know how op het vlak van het leefmilieu kan via deze weg China bereiken en kansen scheppen voor onze ondernemingen.
Betwistingen tussen bedrijven en een verdragssluitende overheid kunnen op grond van deze investeringsbeschermingsovereenkomst beslecht worden door internationale scheidsrechters. De leefmilieu en sociale clausules die traditioneel gehanteerd worden, zijn niet dusdanig sterk geformuleerd dat zij aanleiding kunnen geven tot sancties. Hoogstens zijn er consultaties voorzien tussen de verdragssluitende partijen. Mocht ons land verder gaan, dan zou er geen enkel investeringsbeschermingsverdrag meer gesloten kunnen worden, met alle gevolgen van dien voor ons bedrijfsleven.
België is, gezien de omstandigheden op internationaal niveau, zeer vooruitstrevend. Ons land moet wel blijven ijveren om haar standpunt ook binnen de Europese Unie te doen gelden zodat deze praktijk in een ruimere groep landen ingang kan beginnen vinden. Het feit dat langzamerhand deze methode bespreekbaar wordt en er al heel wat BLEU-verdragen, met wisselend succes weliswaar, deze clausules inhouden, toont aan dat er gestaag vooruitgang wordt geboekt.
België zal niet met elk land een IBO afsluiten. De regel is dat milieu- en sociale normen, al weze het via aparte MOU's maar liefst middels een volwaardig artikel in het verdrag, binnen de onderhandelingen aan bod moeten komen en een vertaling moeten krijgen in een akkoord vooraleer kan geparafeerd worden. De bedrijfswereld dringt aan op het afsluiten van een investeringsbeschermingsovereenkomst met Rusland en Iran. Zij hebben recht op een Equal Level Playing Field als de andere buitenlandse ondernemingen. Er worden moeizame onderhandelingen gevoerd met Rusland maar ons land wenst, omwille van allerlei redenen maar voornamelijk omdat Iran de sociale en milieuthemata niet wenst te bespreken, de onderhandelingen met dat land niet aan te vatten. De behandeling van China is dus niet fundamenteel verschillend als die van andere landen die problemen hebben met de clausules. Ze heeft aanleiding gegeven tot een pragmatische en in de praktijk vruchtbaarder oplossing waarbij beide thema's tussen beide landen verder worden ontwikkeld.
Het protocol is een onderdeel van het verdrag en dient goedgekeurd te worden door het Parlement. Een aantal delicate punten zijn op vraag van China hierin opgenomen, zoals de erkenning van indirecte investeringen, een BLEU-eis.
De twee bijkomende akkoorden zijn Memoranda of Understanding tussen de ministeries van de beide landen en dienen niet te worden goedgekeurd door het Parlement maar zullen ter informatie worden voorgelegd.
Voor de heer Roelants du Vivier wordt ons land een model inzake leefmilieu, wat onze bedrijven een steun in de rug kan geven om zich in het buitenland, meer bepaald in China, te vestigen.
De heer Cornil meent dat het aan de vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken toekomt om ervoor te zorgen dat het nastreven van behoorlijke praktijken inzake internationale handel in eerste instantie stoelt op de goede wil van de betrokken partijen. De procedure die ons land toepast in de onderhandelingen over de investeringsovereenkomsten, is in feite de enige die op termijn positieve gevolgen kan teweegbrengen. Niets waarborgt tot nu toe dat de behoorlijke praktijken daadwerkelijk uitgevoerd zullen worden.
Mevrouw Van de Casteele is van oordeel dat de concurrentiepositie van onze bedrijven niet in het gedrang mag gebracht worden door het hanteren van sociale en leefmilieunormen die niet door andere landen worden toegepast. Men zou deze clausules beter voorzien in het kader van de WTO zodat zij op internationaal vlak automatisch gelden.
De heer Nimmegeers vraagt of het optimisme van de vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken inzake de gelding van de sociale en leefmilieuclausules op termijn ook terecht zal zijn. Het economisch belang primeert duidelijk op het belang van de eerbied voor de mensenrechten. Bestaan er ook landen waarmee België geen investeringsovereenkomsten zou sluiten wegens een totaal gebrek aan eerbied voor de mensenrechten ?
De vertegenwoordiger van de minister van Buitenlandse Zaken antwoordt dat er inderdaad geen garantie is voor het naleven van de sociale en milieunormen. Er bestaan gedragscodes binnen de OESO die weliswaar niet afdwingbaar zijn, maar die binnen de bedrijven aanleiding kunnen geven tot de ontwikkeling van een Corporate Social Responsibility beleid.
Uiteindelijk zal alleen de markt een schifting teweegbrengen waarbij bepaalde producten, die de minimumnormen niet naleven, niet meer verkoopbaar zullen zijn omdat de consument ze niet meer wil, bijvoorbeeld door het toepassen van labelling. Op dit ogenblik kunnen de sociale en leefmilieunormen niet via de WTO opgelegd worden. China en andere Aziatische landen willen dat niet omdat zij zich dan blootstellen aan sancties via de procedure inzake geschillenregeling van de WTO.
Er is gerechtvaardigde reden tot optimisme. De wereld gaat erop vooruit maar het moet erkend worden dat het internationale, en vooral het multilaterale, proces soms tergend traag is. We staan echter al heel wat verder dan een tiental jaren geleden. Denk bijvoorbeeld aan de succesvolle aanpak van de bloeddiamantenproblematiek door het Kimberley-proces en de beweging die onder andere onder impuls van België op gang is gekomen voor het uitwerken van een internationale regeling inzake het tegengaan van de illegale exploitatie van grondstoffen.
IV. STEMMINGEN
De artikelen 1 en 2 alsook het geheel van het wetsontwerp nr. 3-1751/1 werden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Staf NIMMEGEERS. | François ROELANTS du VIVIER. |
De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (stuk Senaat, nr. 3-1751/1 - 2005/2006)