3-171 | 3-171 |
De voorzitter. - De heer Hervé Jamar, staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën, antwoordt.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Eind 2003 werd door de regering de beslissing genomen om het aantal partnerlanden terug te brengen van 25 naar 18 landen. Uiteraard kan en moet iedere poging om de Belgische gouvernementele ontwikkelingsinspanningen meer te concentreren met het oog op efficiënt en transparant beheer worden toegejuicht.
De keuze van de 18 prioritaire landen gebeurde op basis van de criteria zoals die bepaald zijn in de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking en op basis van een evaluatie van de samenwerking met de 25 partnerlanden door de diensten van het DGOS.
Enkele eerder subjectieve criteria werden in aanmerking genomen, zoals de impact en zichtbaarheid van de samenwerking, de kwaliteit van de projecten, de kwaliteit van de beleidsdialoog en de kwaliteit van de dialoog met andere donoren. Tengevolge van deze beslissing werd de gouvernementele samenwerking met Bangladesh, Ethiopië, Ivoorkust, Burkina Faso, Cambodja, Laos en SADC stopgezet. Dat is een op het eerste zicht opmerkelijke keuze, aangezien enkele van de armste landen werden geschrapt. De regering engageerde zich om alle aangegane verbintenissen met deze landen te respecteren.
Welke evaluatiegegevens hebben voor elk van de genoemde landen tot de schrapping als Belgisch partnerland geleid? Werden deze evaluatiegegevens opgenomen in een officieel evaluatierapport dat publiek consulteerbaar is en aan het parlement werd bezorgd? Welke waren eind 2003 de financiële verbintenissen met de genoemde landen? Welke financiële verbintenissen en projecten waren eind 2005 nog lopende? Wat is de te verwachten einddatum van deze projecten? Continuïteit is immers belangrijk op het gebied van samenwerking. In welke mate zijn de verbintenissen nagekomen?
De heer Hervé Jamar, staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën. - Ik antwoord namens minister De Decker.
Het antwoord op de eerste vraag kan de senator terugvinden in Bulletin B011, vraag 0034 van de 51ste zittingsperiode: de selectiecriteria van de prioritaire partnerlanden van de directe bilaterale samenwerking werden vastgelegd in het koninklijk besluit van 31 augustus 2000 tot uitvoering van artikel 6, §1, van de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking. Dat artikel van de wet bevat zeven criteria op basis waarvan de selectie van de partnerlanden van de directe bilaterale samenwerking moet gebeuren.
De wetgever preciseert evenwel niet of er aan alle dan wel aan een minimum aantal criteria moet worden voldaan. Het is evident dat bij de uitvoering van het regeerakkoord, waarin is bepaald dat `het aantal concentratielanden teruggebracht zal worden van 25 tot hoogstens 18' deze criteria werden gerespecteerd.
Aangezien deze criteria redelijk vaag en derhalve ook moeilijk meetbaar zijn, werd een bijkomende lijst aan deze criteria toegevoegd om tot de keuze van de 18 partnerlanden te komen. Deze bijkomende criteria zijn: de lijst van de 25 partnerlanden; de absolute prioriteit die in het regeerakkoord wordt gegeven aan Centraal-Afrika, meer bepaald RDC, Rwanda en Burundi; de wenselijkheid om in elk continent waar onze ontwikkelingssamenwerking momenteel actief is aanwezig te blijven; de wenselijkheid te komen tot een reële concentratie van de beschikbare middelen.
Daarnaast werd een doorlichting van onze samenwerking met de 25 partnerlanden over de laatste vijf jaar uitgevoerd. Bij deze doorlichting werden volgende aspecten in overweging genomen: de omvang van onze samenwerking met het betrokken land; ons aandeel in de totale bilaterale hulp aan dat land; de ervaring bij de bepaling, de formulering en de uitvoering van projecten; de impact en de zichtbaarheid van de Belgische samenwerking; de kwaliteit van het geheel van ontwikkelingsprojecten; de kwaliteit van de dialoog met het betrokken land; de kwaliteit van de coördinatie met de andere donoren.
Bij de selectieprocedure van de 18 landen werden wettelijk vastgelegde criteria gecombineerd met cijfergegevens en objectieve beoordelingen. Zes landen werden niet behouden: Bangladesh, Burkina Faso, Ivoorkust, Ethiopië, Laos en Cambodja. De samenwerking met de regionale organisatie SADC zal evenmin worden voortgezet.
Op de tweede vraag moet ik ontkennend antwoorden. In uitvoering van het regeerakkoord heeft de ministerraad van 7 november 2003 besloten om de 6 landen en de SADC niet langer als partnerlanden te behouden. Daartoe zal het koninklijk besluit van 26 juni tot uitvoering van artikel 6, §1, van de wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking bij koninklijk besluit worden gewijzigd.
Bij de evaluatie van de samenwerking met de 25 partnerlanden werd aan een aantal factoren bijzondere aandacht geschonken. Die factoren werden opgenomen in een persbericht van 12 november 2003 dat op de DGOS-website staat.
Aangezien de derde en vierde vraag een heel gedetailleerd antwoord vergen dat moeilijk mondeling kan worden gegeven, stel ik de senator voor die opnieuw schriftelijk te stellen.