3-171 | 3-171 |
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Recentelijk maakte de overheid de inhoud van het verkeersveiligheidsfonds voor 2006 bekend. Het fonds wordt gespijsd met de meeropbrengsten van verkeersboetes van 2005 in vergelijking met die van 2002. Het gaat over een bedrag van 90,3 miljoen euro, waarvan het grootste deel onder de lokale politiezones wordt verdeeld. Daarnaast gaat er 3,2 miljoen naar de federale politie en krijgt de FOD Justitie 4,5 miljoen in het raam van alternatieve maatregelen voor de verkeersveiligheid; 5,8 miljoen zou worden gereserveerd voor de aanpassing van software en hardware voor de politiezones.
De maximumbedragen waarop elke lokale politiezone en de federale politie aanspraak kunnen maken, moesten al op 8 februari bekend zijn, zoals bepaald in artikel 6, tweede lid van de wet van 6 december 2005 betreffende de opmaak en financiering van actieplannen inzake verkeersveiligheid. Nu, vier maanden later, zijn die bedragen wel bekend, maar nog steeds niet gepubliceerd. Naar verluidt heeft het kabinet van de minister deze week wel een mail verstuurd naar de politiezones waarin de maximumbedragen meegedeeld worden. Uit de berekeningen van de VVSG zou blijken dat de 196 zones 75,5 miljoen euro dienen te verdelen, een bedrag dat uiteraard moet worden aangewend voor de verkeersveiligheid.
Nu wordt het interessant, want uit de bedragen blijkt dat de 118 Vlaamse zones aanspraak kunnen maken op een maximumbedrag van 42,7 miljoen euro of 56,5%. De 78 Waalse politiezones daarentegen maken aanspraak op 29,5 miljoen euro of 39% en de 6 Brusselse zones op 3,3 miljoen euro of 4,3%.
Vroeger is reeds gewezen op de enorme scheeftrekking in de verdeling van de gelden, gezien meer dan 80% van de boetes in Vlaanderen zou worden geïnd en amper 5% in Wallonië. Vlaanderen zou nu 56% uit het fonds terugkrijgen, ongeveer 0,6% minder dan in 2005, terwijl geen enkele Waalse politiezone geld moet inboeten ten opzichte van het voorgaande jaar. Het overlegcomité heeft hierover al verschillende malen vergaderd en het heeft nu beslist om een werkgroep op te richten. Iedereen weet dat het dossier hiermee ad calendas graecas wordt verwezen.
Erkent de minister dat er een communautaire scheeftrekking is in de verdeling van de middelen van het fonds tussen Vlaanderen en Wallonië? Hoe beoordeelt hij de nieuwe cijfergegevens?
Hoe staat het met de werkgroep en wanneer wordt de analyse van de nieuwe maximumbedragen op de agenda geplaatst? Is er eventueel al gesproken over nieuwe criteria die tot een nieuwe verdeelsleutel kunnen leiden, zoals het bevolkingsaantal? Tot op heden werd vooral rekening gehouden met de grootte van de politiezone, het aantal kilometers wegen en de inspanningen om de verkeersveiligheid te verbeteren. Wanneer mogen we een nieuwe verdeelsleutel verwachten?
Hoe komt het dat de maximumbedragen nu pas kenbaar werden gemaakt en men zich niet heeft gehouden aan de termijnen die in de wet zijn vastgelegd?
Een recente rondzendbrief bepaalt dat de actieplannen `verkeersveiligheid' uiterlijk tegen 15 juli moeten worden verstuurd. Acht de minister die termijn van nu exact nog 1 maand haalbaar voor de zones of is hij bereid om eventueel uitstel te verlenen?
De heer Renaat Landuyt, minister van Mobiliteit. - Aangezien het niet om belastingbijdragen gaat, kan men in dit dossier moeilijk beweren dat de Vlamingen betalen en de Walen ontvangen. Misschien is de scheeftrekking nog erger en hebben de Vlamingen de overtredingen op Waals grondgebied begaan. Misschien hebben Walen te snel gereden op weg naar de kust. Evenmin weten we welk aandeel van de boetes voor rekening van het transitverkeer is. Pas als we die gegevens in handen hebben, zullen we een duidelijk beeld van de mogelijke scheeftrekking hebben. Laten we hopen dat de Vlamingen zeer weinig overtredingen hebben begaan, aangezien wordt beweerd dat voor de Vlamingen verkeersveiligheid een grotere prioriteit heeft.
De tweede kanttekening heeft betrekking op het maximale bedrag dat elke zone kan ontvangen. De criteria daarvoor zijn: de aard van de zone, het wegennet en vooral de dalende tendens van de ongevallen. Uit de gegevens hieromtrent blijkt dat niet alle zones hun trekkingsrechten volledig opvragen bij gebrek aan invulling met een verkeersveiligheidsplan, waardoor de cijfers van de communautaire verhoudingen niet helemaal aan de werkelijkheid beantwoorden. De dynamiek van de politiezone geeft dus de doorslag, en die is niet afhankelijk van taal of regio. Als er dus al sprake kan zijn van een communautaire scheeftrekking, dan is het met vele kanttekeningen.
De omzendbrief inzake de trekkingsrechten werd dit jaar pas opgesteld na ontvangst van de criteria en prioriteiten van de gewestregeringen. We waren dat niet verplicht maar zodoende hebben we het onderscheid in dynamiek van de politiezones laten bepalen door de gewesten zelf op basis van de criteria en de prioriteiten die ze zelf hebben vastgelegd.
Om de financiering meer te richten op de gemeenten, waar de gewesten voorstander van zijn, dan op de politiezones zijn meerdere wetgevende stappen nodig die, om institutionele problemen te vermijden, eerder thuishoren in een forum omtrent de staatshervorming. In afwachting daarvan zal de ondertussen opgerichte werkgroep nagaan hoe meer kan worden ingespeeld op eventuele regionale verschillen met betrekking tot de verkeershandhaving en -sensibilisering.
De hoofdsom van de trekkingsrechten wordt ook bepaald door heel wat afspraken omtrent de organisatie van gemeenschappelijke aankopen. Om dus het juiste bedrag te kennen moet ook rekening worden gehouden met wat andere departementen bijdragen.
Met betrekking tot de einddatum kan ik meedelen dat ik niet het onmogelijke kan vragen in gebieden waar de politieraad of de lokale veiligheidsraad niet meer bijeenkomt. We streven naar 15 juli als einddatum, maar ik beschouw die datum niet als een fetisj. Ik laat terzake ten volle mijn veeleer gemakkelijke karakter spelen.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - De minister maakt er zich inderdaad gemakkelijk van af, zeker met betrekking tot zijn antwoord op de eerste vraag en de daaraan gekoppelde kanttekeningen. Hij vraagt zich af hoe kan worden vastgesteld wie de overtredingen begaat: de Waal die naar de kust gaat of de Vlaming die naar de Ardennen reist. Feit is en blijft dat het innen van meer dan 80% van de boetes in een bepaald gewest met een return van slechts 56% een scheeftrekking inhoudt. Ik hoef het verhaal van de flitspalen toch niet te herhalen. In Vlaanderen is de pakkans nu eenmaal groter, wie ook van onze wegen gebruik maakt. Bij dit objectieve gegeven kanttekeningen plaatsen kan niet, want iedereen weet waar de klepel hangt.
De opmerking dat de trekkingsrechten verbonden zijn aan de opgestelde verkeersveiligheidsplannen en de daarmee gepaard gaande resultaten, is terecht. Wie resultaten boekt op het vlak van verkeersslachtoffers en vooral verkeersdoden wordt beloond.
In Vlaanderen daalt het aantal zware ongevallen en in Wallonië stijgt het. Dat verheugt me niet, laat dat zeer duidelijk zijn. De kanttekeningen van de minister zijn echter een gemakkelijke manier om de eigenlijke discussie uit de weg te gaan. Hij weet zeer goed dat de VVSG over de gebruikte verdeelsleutel bijzonder kritisch is. Nu zal er een werkgroep nog eens over een aantal maatregelen en voorstellen nadenken en ik vrees dat men rond de pot zal blijven draaien en de koe niet bij de horens wil vatten.
Ik ben tevreden met het antwoord op de andere vragen, maar wat bedoelde de minister met zijn aanhef dat de verkeersreglementering federaal moet blijven? Of heb ik dat verkeerd begrepen? Als de gewesten toch elk een ander beleid voeren, wat natuurlijk hun goede recht is, lijkt me de tegenovergestelde beweging aan te bevelen.
De heer Renaat Landuyt, minister van Mobiliteit. - Ik heb me blijkbaar zeer slecht uitgedrukt, want ik behoor tot de mensen die vinden dat verkeersrecht regionaal zou moeten zijn. Ik heb trouwens een boekje over het Vlaamse gerecht geschreven. Ik wil terzake dus, als het moet, zeer ver gaan.
Ik heb ook uitgelegd dat in het overlegcomité de tendens bestaat om het verkeersveiligheidsbeleid, binnen de huidige wettelijke marges, zo regionaal en zo specifiek mogelijk te laten toepassen. We spelen dus in op de wensen van de gewesten.
Uit de recente ongevallencijfers blijkt duidelijk dat de zware ongevallen en de meeste doden vallen op de autowegen en in Wallonië. Dit zal resulteren in uiteraard veel leed maar wellicht ook in andere cijferverhoudingen in de toekomst.
De heer Joris Van Hauthem (VL. BELANG). - Ik wil de uitleg van de minister wel geloven. Ik kan alleen voortgaan op de maximumbedragen. Als ik die bekijk moet ik vaststellen dat de communautaire verhoudingen al scheef waren en nu nog schever worden getrokken. De minister geeft nochtans zelf toe dat op de autowegen en in het zuiden van het land het aantal verkeersdoden, helaas, toeneemt.