3-166 | 3-166 |
De voorzitter. - De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister, antwoordt.
Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BELANG). - Tot voor kort publiceerde de federale politie statistieken over de criminaliteit, gaande van het hoogste niveau tot op het laagste niveau, dus over heel België tot op het niveau van de steden en gemeenten. Ingevolge een beslissing van de minister rapporteert de federale politie sinds eind 2004 echter niet meer over de gemeentelijke en zonale niveaus, naar verluidt omdat die gegevens eigendom zouden zijn van de betrokken instanties en omdat die beter geplaatst zouden zijn om de criminaliteit te duiden.
Sindsdien wordt rapportering daarover dus overgelaten aan de politiezones, met alle gevolgen van dien. Het leidt tot volkomen willekeur, tot amateurisme, tot de grootste chaos in de rapportering over criminaliteit en tot onbetrouwbare cijfers.
Ik illustreer dat aan de hand van het voorbeeld van de politiezone Klein-Brabant.
Die zone is er zopas in geslaagd om voor het eerst een jaarverslag op te stellen, waarin wordt gerapporteerd over de criminaliteitsstatistieken in de betreffende zone voor de jaren 2002 tot en met 2005. Hier zien we al een eerste pijnpunt: er is absoluut geen regelmaat in de rapportering.
Ten tweede stellen we vast dat nergens in dat rapport een totaal overzicht van de criminaliteit wordt gegeven. Er worden wel voor 26 criminaliteitscategorieën, waaronder zonder twijfel de meest belangrijke, criminaliteitsgegevens verstrekt, maar nergens wordt een totaalcijfer gegeven. Er wordt zelfs uitdrukkelijk vermeld dat een aantal misdrijfcategorieën niet worden opgenomen. Tweede pijnpunt is dus de totale willekeur in de rapportering met onvolledigheid als gevolg. Wat is de waarde van een jaarverslag dat niet eens een volledig overzicht van de criminaliteitsevolutie geeft?
Ten derde stemmen de categorieën die worden gebruikt om de verschillende misdrijven in te delen voor een deel overeen met de categorieën die door de federale politie worden gebruikt, maar voor een deel vallen ze daar ogenschijnlijk niet mee samen en worden er alvast andersluidende rubriekbenamingen gebruikt zonder dat daarbij enige verklaring wordt gegeven waarvoor die rubrieken staan en welke misdrijfcategorieën ze precies bevatten. In mijn concreet voorbeeld is het onduidelijk wat we onder de rubriek `verdachte handelingen' of de rubriek `sociaal probleem' moeten verstaan. Vraag is dus welke lading al deze categorieën dekken en of ze vergelijkbaar zijn met overeenkomstige categorieën in de federale nomenclatuur.
Een vierde mankement is de zeer grote onduidelijkheid over de gevolgde methodologie. Daarover wordt vrijwel geen uitleg verstrekt. Het is dan ook onmogelijk om uit te maken welke lading de vlag dekt. De gegevens die worden verstrekt zijn in het beste geval dan ook slechts gedeeltelijk vergelijkbaar met de federale gegevens uit andere jaren, met hogere niveaus of met gegevens uit andere steden en gemeenten.
Dat brengt me bij een vijfde tekortkoming. De gegevens voor het jaar 2002 werden zowel door de politiezone, als destijds door de federale politie gepubliceerd totdat ze op last van de minister van het internet werden verwijderd. Voor de categorieën waarvan verondersteld mag worden dat ze vergelijkbaar zijn - dat wil zeggen dat ze exact dezelfde naamgeving dragen - stemt geen enkel cijfer van beide informatiebronnen overeen. We vergeleken acht categorieën. In zeven ervan lagen de federaal verstrekte cijfers hoger dan de lokaal verstrekte cijfers. In één geval lagen ze lager. Het betreft geen marginale afwijkingen, maar afwijkingen die oplopen tot een ordegrootte van 40%. De cijfers zijn dus nog onbetrouwbaar ook, al moet in het midden worden gelaten of dat voor de federaal verstrekte cijfers het geval is, dan wel voor de lokaal verstrekte cijfers.
Er valt zeker nog meer aan te merken op de cijfers verstrekt door deze politiezone. Ongetwijfeld zal ze niet de enige zijn die met een al dan niet groot amateurisme criminaliteitscijfers aan de openbaarheid prijsgeeft.
Deze gang van zaken was voorspelbaar, aangezien van hogerhand geen enkele standaard aan de politiezones wordt opgelegd voor de verwerking en de presentatie van hun criminaliteitsgegevens. Er wordt ook geen eenvormige methodologie opgelegd, noch is er sprake van een uniforme indeling en redactionele richtlijnen. Het gevolg is dan ook chaos in de zonale rapporten en onbetrouwbaarheid en desgevallend ook amateurisme, voor zover de rapporten al niet werden gemanipuleerd door de plaatselijke politieke overheden om aan desinformatie te doen.
Uit het antwoord van de minister op mijn vroegere vragen weet ik dat hierover aanbevelingen circuleren, onder meer vanuit CGL, maar dergelijke aanbevelingen volstaan absoluut niet om de chaos en het daarmee gepaard gaande amateurisme uit de wereld te helpen. Het is duidelijk dat de politiediensten zelf vragende partij zijn voor standaarden en richtlijnen. Hiervoor heeft onder meer het comité P gepleit in zijn jaarverslagen van 2003 en 2004.
Het lijkt ons dan ook dringend nodig om in deze chaos orde te brengen door het opleggen door de federale overheid van vaste standaarden voor de methodologie, de indeling en de inhoud met betrekking tot de voorstelling van het jaarverslag van de politiezones in het algemeen en voor de presentatie van de criminaliteitscijfers en de cijfers over de ophelderingsgraad in het bijzonder.
Welke richtlijnen worden op federaal niveau opgelegd voor de presentatie van de jaarverslagen van de politiezones, inzonderheid met betrekking tot de criminaliteitscijfers en de ophelderingsgraad? Kan de minister mij die richtlijnen bezorgen?
Acht de minister het niet dringend nodig verplichte richtlijnen inzake minimumnormen op te leggen voor de frequentie van de rapportering, de te volgen standaarden, de methodologie, de te presenteren inhoudelijke gegevens, de rubriekindeling, de redactionele vormgeving en dergelijke, zodat aan die chaos een einde kan worden gemaakt?
Hoe verklaart de minister de toch wel opmerkelijke verschillen tussen de federale en de lokale cijfers voor het jaar 2002?
De heer Vincent Van Quickenborne, staatssecretaris voor Administratieve Vereenvoudiging, toegevoegd aan de eerste minister. - Ik lees het antwoord van minister Dewael.
Reeds bij herhaling heeft de spreker me hierover ondervraagd, maar ter verduidelijking antwoord ik nogmaals het volgende.
Bij de reorganisatie van ons politielandschap werd gekozen voor een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee autonome niveaus, een federaal met een federale politie en een lokaal met een lokale politie. Dat impliceert dat niet de federale overheid moet communiceren over de lokale cijfers, maar de lokale overheid zelf.
Met betrekking tot de jaarverslagen verwijs ik allereerst naar een wetsvoorstel van de heer Vandenhove dat nog moet worden behandeld in de Kamer. In afwachting van de goedkeuring hiervan heeft de Directie relaties met de lokale politie van de federale politie - CGL - aanbevelingen uitgewerkt en verspreid. Ik ben dan ook niet van plan voor de rapportering inzake de criminaliteitscijfers dwingende richtlijnen op te leggen, te meer daar de wettelijke bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken in dat verband beperkt is tot aangelegenheden van operationele aard.
Het is dus de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van elk politiecollege en/of de burgemeester van de betrokken politiezone om hun communicatie met de burger, onder meer over de criminaliteitscijfers, te verzorgen. Zij kiezen de wijze waarop dat gebeurt, bijvoorbeeld via krantjes en wijkvergaderingen. Daarin hoort het federaal niveau zich niet te mengen. Dit is eigen aan onze geïntegreerde politie op twee niveaus, meer bepaald aan het subsidiariteitsbeginsel.
In mijn antwoord op de vorige vraag om uitleg van mevrouw Van dermeersch over de criminaliteitsstatistieken gaf ik al uitvoerig informatie over de inspanningen die ik voor de lokale politie lever, zonder afbreuk te willen doen aan hun verantwoordelijkheden. Zo heb ik begin 2006 elke korpschef een cd-rom met de criminaliteitsgegevens van de eigen politiezone voor de jaren 2000 tot 2005 toegestuurd.
Sinds 2005 beschikt elke politiezone over Datawarehouse waarmee ze zelf dagelijkse statistieken over de geregistreerde criminaliteit in de eigen zone kan produceren. Zowel voor de registratie als voor de statistische exploitatie beschikken alle politiezones dus over een uniform exploitatie-instrument.
Ik kom tot slot bij de vraag over de discrepantie tussen de federale en de lokale cijfers voor de specifieke zone waarnaar mevrouw Van dermeersch verwijst. Ik ben niet in het bezit van het desbetreffende jaarverslag. Ik kan verder enkel vaststellen dat vragen over diverse `mankementen' enkel door de lokale autoriteiten van de desbetreffende zone kunnen worden beantwoord en niet door de minister van Binnenlandse Zaken.
Om af te ronden wijs ik erop dat ik de lokale politie voldoende tools, zoals Datawarehouse, en middelen ter beschikking heb gesteld om op een adequate wijze in te staan voor criminaliteitsopvolging en dito statistieken. Of een zone dat al dan niet correct uitvoert, is de politieke verantwoordelijkheid van die zone. Het wetsvoorstel van de heer Vandenhove zou hierin uniformiteit kunnen brengen.
(Voorzitter: de heer Hugo Vandenberghe, ondervoorzitter.)
Mevrouw Anke Van dermeersch (VL. BELANG). - Ik dank de minister voor het antwoord, maar ik meen dat criminaliteitsstatistieken zeer belangrijk zijn. Ze moeten ook duidelijk zijn om een goed beleid te kunnen voeren.
Ik kan de minister het jaarverslag 2002 voor de politiezone Klein-Brabant bezorgen en dan nogmaals vragen waar de verschillen in de cijfers vandaan komen.
Ik zal ook het nodige doen om aan te dringen op een behandeling van het wetsvoorstel-Vandenhove in de Kamer. We hebben echt nood aan een uniformering van de criminaliteitsstatistieken.