3-165 | 3-165 |
Mme la présidente. - M. Hervé Jamar, secrétaire d'État à la Modernisation des finances et à la Lutte contre la fraude fiscale, adjoint au ministre des Finances, répondra.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT). - Mijn vraag om uitleg is geïnspireerd door een pleidooi van Ivo Nicolay, voorzitter van UNIZO Antwerpen, om asielzoekers via een soort poolsysteem in het arbeidscircuit in te schakelen. Concreet denkt hij dan aan de fruitsector, waar het zwartwerk zeer welig tiert. Hij stelt een systeem voor zoals in de haven wordt gehanteerd, waar het werk ook vaak tijdelijk is. Geregistreerde arbeiders melden er zich 's ochtends aan en de werkgevers kunnen kiezen wie ze inschakelen.
Ook in de tomatenpluk bijvoorbeeld gaat het om tijdelijke jobs. Daarom stelt Nicolay voor een gelijkaardig poolsysteem in te voeren van mensen zonder papieren. Op die manier kan zwartwerk worden tegengegaan, neemt het aanbod aan werkkrachten toe, hebben de asielzoekers iets om handen én verwerven ze op geregelde tijdstippen een inkomen. Die mensen kunnen bijvoorbeeld ook worden ingezet om na braderieën de straten en pleinen schoon te maken. Dat gebeurt meestal op onmogelijke uren en vooral in het weekend en men vindt niet altijd mensen om dat te doen.
Met deze vraag wil ik zeker niet nog eens het debat openen over regularisatie, de criteria daarvoor of inburgering. We weten dat de ministerraad de nieuwe asielprocedure al heeft goedgekeurd. We moeten echter wel praktijkgerichte oplossingen zoeken in afwachting van de uitvoering van de nieuwe procedure, die waarschijnlijk niet voor morgen is.
Volgens de heer Nicolay gaat het om een win-winsituatie. De tijdelijke regeling is gunstig voor de fruitpluksector én voor de OCMW's en levert de federale overheid inkomsten op, omdat ze niet langer voor deze mensen hoeft in te staan.
Ik vond het een zeer interessant voorstel en vroeg me af wat de minister van Werk ervan denkt.
De heer Hervé Jamar, staatssecretaris voor Modernisering van de Financiën en de Strijd tegen de fiscale fraude, toegevoegd aan de minister van Financiën. - Ik lees het antwoord van minister Vanvelthoven.
Het idee van Ivo Nicolay is niet nieuw. Begin jaren negentig werd met een circulaire van de minister van Arbeid een systeem ontwikkeld waarbij de werkgevers een voorlopige arbeidsvergunning konden krijgen voor alle asielaanvragers, dus ook voor degenen die in het land verbleven nadat ze opschortend beroep hadden aangetekend tegen de afwijzing van hun aanvraag en het daarbij horende bevel om het land te verlaten.
Deze maatregel had evenwel ongewenste consequenties. Het bericht dat het volstond in België asiel aan te vragen om er te mogen werken, zelfs nadat die aanvraag in eerste aanleg was afgewezen, verspreidde zich razendsnel en lokte in korte tijd een groot aantal economische vluchtelingen. Daarom werd deze maatregel verfijnd: enkel voor asielaanvragers wier dossier ontvankelijk is verklaard, kan nog een voorlopige arbeidsvergunning worden bekomen.
De wijziging door het koninklijk besluit van 6 februari 2003 heeft onder meer de tewerkstelling van asielzoekers voor werkgevers eenvoudiger gemaakt. Ingevolge deze wijziging werd van 1 april 2003 af de arbeidskaart C in het leven geroepen. Deze arbeidskaart C wordt uitgereikt aan een aantal categorieën van vreemdelingen die een in de tijd beperkte toelating voor lang verblijf hebben, zoals bijvoorbeeld studenten, of wier toelating tot lang verblijf een precair karakter heeft omdat ze nog niet definitief is toegestaan, zoals asielzoekers wier aanvraag ontvankelijk is verklaard. De arbeidskaart C wordt door de betrokkene zelf aangevraagd, wordt uitgereikt voor een jaar en is hernieuwbaar. Ze is niet langer geldig op het ogenblik dat de houder zijn recht op of machtiging tot verblijf verliest.
De houder mag met deze kaart bij gelijk welke werkgever in loondienst werken. Werkgevers moeten dus zelf geen arbeidsvergunning meer aanvragen om een vreemdeling met een arbeidskaart C tewerk te stellen. Zij moeten enkel controleren of de buitenlandse werknemer nog steeds in het bezit is van een geldig verblijfsdocument van lange duur. In de praktijk komt dit erop neer dat zij moeten nagaan of de buitenlandse werknemer in het bezit is van een inschrijvingbewijs A of een BIVR waarvan de geldigheidsdatum niet is overschreden.
Bijkomende wijzigingen acht ik derhalve niet nodig.
Mevrouw Fauzaya Talhaoui (SP.A-SPIRIT). - Ik vond de vraag van UNIZO interessant omdat er nogal wat mensen zijn die hier strikt genomen niet meer mogen verblijven, maar die, omdat ze nog niet kunnen worden teruggestuurd of om humanitaire redenen, toch nog steeds op het grondgebied verblijven.