3-160

3-160

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 27 APRIL 2006 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Jurgen Ceder aan de vice-eerste minister en minister van Justitie over «de ophelderingsgraad van misdrijven» (nr. 3-1569)

De voorzitter. - De heer Didier Donfut, staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt.

De heer Jurgen Ceder (VL. BELANG). - Het federaal regeerakkoord van 1999 legde de klemtoon op het opstellen van een wetenschappelijk onderbouwd veiligheidsplan dat twee doelstellingen moest beogen, namelijk een daadwerkelijke daling van alle vormen van criminaliteit en een wezenlijke verhoging van de ophelderingsgraad van misdrijven.

Merkwaardig genoeg is er vier jaar later, in het regeerakkoord van 2003 noch in de regeringsverklaring, geen letter terug te vinden over het optrekken van die ophelderingsgraad die echt laag blijft.

Over die ophelderingsgraad is overigens bijzonder weinig bekend. Volgens het internetdossier over criminaliteit van Gazet van Antwerpen is Antwerpen zowat de enige stad die haar lokale ophelderingsgraad vrijgeeft, namelijk 20 procent, wat volgens de krant helemaal niet slecht is. De veiligheidsadviseur van de premier heeft het in een interview in De Standaard van 9 juni 2005 over een nationale ophelderingsgraad van 53 procent voor 2004. Volgens De Tijd van 16 juli 2005 zijn dan weer nergens cijfers over de ophelderingsgraad beschikbaar. Onduidelijkheid troef dus, zodat de cijfers van de ophelderingsgraad zelf om opheldering vragen.

In mijn schriftelijke vraag van 3 maart 2005 vroeg ik zowel de minister van Binnenlandse Zaken als de minister van Justitie informatie over de ophelderingsgraad van misdrijven voor de jaren 1999-2004. De minister van Binnenlandse Zaken verklaarde zich onbevoegd; op het antwoord van de minister van Justitie wacht ik nog steeds. Van daar deze vraag om uitleg.

Om welke redenen werd het streven naar een verhoging van ophelderingsgraad niet meer opgenomen in de beleidsdocumenten van de huidige regering?

Bestaan er officiële cijfers over de ophelderingsgraad van misdrijven? Zo ja, waarom worden die niet bekendgemaakt? Wat is de officiële ophelderingsgraad voor de jaren 2004 en 2005?

Zo neen, waar haalt de veiligheidsadviseur dan zijn cijfers? Op welke basis werd de doelstelling om de te lage ophelderingsgraad te verhogen in het regeerakkoord van 1999 nadien getoetst en wat waren de bevindingen? Acht de minister het wenselijk hierover een onderzoek te laten voeren en de ophelderingsgraad eventueel ook te vermelden bij de officiële criminaliteitscijfers?

(Voorzitter: de heer Staf Nimmegeers, eerste ondervoorzitter.)

De heer Didier Donfut, staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.

De ervaring leert dat cijfers omtrent de ophelderingsgraad eigenlijk geen zin hebben. Dat is zeker het geval wanneer men de effectiviteit van de repressie wil meten. In dat geval moet men trouwens een onderscheid maken tussen, enerzijds, feiten die via een klacht of een aangifte ter kennis komen van justitie en politie en waar noodzakelijkerwijs het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek tot een identificatie moet leiden en, anderzijds, feiten die reeds opgehelderd zijn op het ogenblik van de aankomst van de politie.

In het eerste geval gaat het vaak om eigendomsdelicten; in het tweede geval om feiten waarbij de dader dikwijls ter plaatse staande werd gehouden of om zogenaamde `haalcriminaliteit'. Dat zijn vormen van criminaliteit waarvoor geen klacht wordt ingediend of geen aangifte wordt gedaan en waarbij justitie en politie alleen door eigen actie delicten ontdekken. Dat is zeer vaak het geval voor de meeste vormen van georganiseerde misdaad. De ophelderingsgraad voor dat soort misdrijven ligt tegen de 100%.

Sommige delicten zijn dermate eenvoudig dat ze zelfs door een amateur kunnen worden opgehelderd. Voor andere delicten leidt zelfs doorgedreven en gespecialiseerd onderzoek niet tot een resultaat.

Vous vous rendez compte de la relativité des chiffres et des statistiques sur la résolution des infractions. Néanmoins, le groupe de travail « Statistiques » de la police fédérale examine la possibilité de développer un modèle statistique.

Il est très difficile de parvenir à une définition uniforme et utilisable de la notion d' « éclaircissement ». Quand un fait est-il élucidé ? Est-il suffisant d'identifier un auteur ou faut-il identifier tous les coauteurs et complices ? Doivent-ils être amenés ou arrêtés par un magistrat ou doivent-ils être condamnés ?

Sur le plan politique, de tels chiffres sont pour l'instant totalement inutiles.

De heer Jurgen Ceder (VL. BELANG). - Ik begrijp dat het moeilijk is om het begrip ophelderingsgraad te definiëren. Ik heb het woord niet uitgevonden. In de regeringsverklaring van 1999 staat wel letterlijk dat de regering de ophelderingsgraad wil optrekken. Het woord werd overigens ook recentelijk nog gebruikt door de veiligheidsadviseur van de premier. Hij sprak van een ophelderingsgraad van 50%. Ik herhaal dan nog eens mijn vraag. Wat bedoelt de regering met die ophelderingsgraad en waarom komt het onderwerp niet meer voor in het regeerakkoord?