3-154

3-154

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 16 MAART 2006 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het statuut van de psychotherapeuten» (nr. 3-1447)

Vraag om uitleg van mevrouw Jacinta De Roeck aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «zijn beleid inzake de erkenning van sommige geestelijkegezondheidsberoepen» (nr. 3-1454)

De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)

De heer Didier Donfut, staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Dat de psychosociale aspecten van ziekte en gezondheid steeds meer aandacht krijgen is een positief gegeven, maar jammer genoeg is er nog altijd geen garantie dat de geestelijke gezondheidszorg een optimale kwaliteit aanbiedt. Ons land beschikt terzake niet over een wettelijke regeling, noch over een erkenning van therapeuten, wat een voortdurende bron is van verkeerde informatie en mogelijke misbruiken.

We horen geregeld schrijnende verhalen over hoe mensen in een kwetsbare positie worden opgevangen door mensen met te weinig deskundigheid of gevoeligheid of over patiënt-therapeutrelaties waarin de patiënt enorm afhankelijk wordt en zich later zwaar misbruikt voelt. Begin februari nog lazen we in een krant het verhaal van een Vlaamse zogenaamde therapeut die een Belgische patiënt begeleidde naar een Zwitserse zelfmoordkliniek. Het voorval roept veel ethische vragen op, maar ook vragen over de deskundigheid van een therapeut die patiënten begeleidt naar hun dood.

Psychotherapie is zonder twijfel een effectieve behandelingsmethode in de gezondheidszorg. In de mate dat ze wetenschappelijk onderbouwd is, kan ze globaal genomen leiden tot tevredenheid voor de patiënten. Internationaal is er een toenemende maatschappelijke erkenning, die in steeds meer landen wordt geconsolideerd in een specifieke wettelijke regeling. Dergelijke wettelijke regeling is noodzakelijk om de gebruiker een kwaliteitsvolle toepassing van de psychotherapie te kunnen garanderen. De wettelijke regeling dient niet alleen betrekking te hebben op de bescherming van de titel van psychotherapeut, maar tevens een aantal eisen te stellen aan de beroepspraktijk.

Graag vernam ik van de minister wat de stand van zaken is in dit dossier. Wanneer denkt hij zijn visie in een ontwerp om te zetten? Acht hij het haalbaar om nog voor het einde van de legislatuur een wettelijke regeling klaar te krijgen?

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - De voorbije jaren is reeds heel wat gedebatteerd over een wettelijke regeling van bepaalde psychosociale gezondheidsberoepen. In de vorige regeerperiode sneuvelde een regeringsontwerp over die materie in de laatste rechte lijn.

Nu liggen er opnieuw meerdere voorstellen op tafel, waaronder een voorstel van de heer Lionel Vandenberghe, dat ikzelf en mevrouw De Schamphelaere mee hebben ondertekend. Ook de minister heeft een paar jaar geleden een wetsontwerp aangekondigd betreffende de geestelijke gezondheidsberoepen, met name betreffende de psychologen, de seksuologen en de orthopedagogen.

Op dat moment had de minister een overleg met de betrokken beroepsorganisaties opgestart. Op de vergadering van 26 oktober 2005 werden compromisteksten uitgewerkt, onder meer over de te hanteren definitie van de klinische psychologie. Rekening houdend met de geformuleerde opmerkingen zou de minister het ontwerp afwerken en indienen om aldus een erkenning van de genoemde disciplines tot stand te brengen. Op 28 november 2005 heeft de minister een ontwerptekst doorgestuurd naar de betrokken organisaties. Dat ontwerp bleek evenwel op cruciale punten ernstig af te wijken van de consensus die op 26 oktober 2005 was bereikt, en stuitte dan ook, vooral in Vlaanderen, op een stevig neen. Sindsdien hebben we weinig vooruitgang kunnen noteren en bereiken ons ontmoedigende berichten.

Op dinsdag 7 maart jongstleden organiseerde de VZW Uilenspiegel, die patiënten uit de geestelijke gezondheidszorg vertegenwoordigt, een studiedag onder de titel `Grensoverschrijdend gedrag van zorgverstrekkers'. Er kwamen schrijnende verhalen naar voren van patiënten die het slachtoffer waren geworden van misbruik door hun hulpverlener. Vooral in de geestelijke gezondheidszorg is de relatie patiënt-zorgverlener zeer delicaat, want voor de patiënten in psychische nood is de therapeut de redder in nood, aan wie ze zich mentaal vastklampen en van wie ze vaak afhankelijk worden. Het probleem is des te nijpender omdat iedereen zich in ons land `therapeut' kan noemen. Controle op bekwaamheid en goede praktijken wordt daardoor zo goed als onmogelijk. Een reglementering wordt meer en meer nodig.

Kan de minister ons een exacte stand van zaken geven over de vordering van het wetgevend werk in deze materie? Zijn de gesprekken afgerond? Zoniet, welke knelpunten blijven momenteel bestaan? Wanneer zal de minister zijn wetsontwerp indienen? Is deze materie een prioritair dossier voor de minister? Wenst hij het nog dit voorjaar af te ronden om kort nadien de nodige uitvoeringsbesluiten uit te vaardigen?

De heer Lionel Vandenberghe (SP.A-SPIRIT). - Op 13 mei 2004 heb ik over deze materie een wetsvoorstel ingediend. Toevallig stellen de twee medeondertekenaars van dit voorstel vanavond een vraag over dit onderwerp. Dat was niet afgesproken. Mijn wetsvoorstel had een vrij groot draagvlak, zowel langs Nederlandstalige als langs Franstalige zijde. Nochtans steunden niet alle Franstaligen mijn wetsvoorstel. Blijkbaar heeft een kleine fractie van Franstalige psychotherapeuten uit een bepaalde wetenschappelijke richting een zeer grote invloed in het kabinet van de minister. Ik heb gehoord dat de minister werkt aan een eigen ontwerp. Dat ontwerp is totaal onaanvaardbaar voor de Vlaamse en een gedeelte van de Franstalige beroepsbeoefenaars.

Ik heb nu een compromis uitgewerkt. Momenteel buigen de verschillende beroepsorganisaties zich erover. De Belgische vereniging van psychologen heeft het al besproken in aanwezigheid van Franstalige psychologen en professoren van de universiteit van Luik. Ik zou er willen op aandringen dat de minister rekening zou houden met advies 7.855 van de Hoge Gezondheidsraad, een hem welbekend adviesorgaan. Ik luister nu aandachtig naar het antwoord van de minister.

De heer Didier Donfut, staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken. - Ik lees het antwoord van minister Demotte.

Er vond inderdaad uitgebreid overleg plaats met de sectoren en de disciplines waarop de tekst betrekking heeft. Over verschillende punten werd een akkoord bereikt, maar er blijven nog vragen open. Het is niet altijd gemakkelijk om de gemene deler van alle standpunten te vinden. Vooral over het statuut en de opleiding van de psychotherapeuten blijven de meningen verdeeld.

Daarom organiseer ik na de Paasvakantie een conferentie waarop alle betrokken verenigingen en beroepsgroepen hun standpunt kunnen verdedigen. Ik zal uiteraard ook alle leden van de senaatscommissie op de conferentie uitnodigen. Onder voorbehoud kan ik u meedelen dat ze zal plaatsvinden op 26 april aanstaande.

Ik heb goede hoop dat ik na de conferentie een tekst aan de regering zal kunnen voorleggen. Voor het einde van het jaar kan de tekst dan bij het Parlement worden ingediend.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - De vraag is natuurlijk op het einde van welk jaar minister Demotte de tekst zal indienen. Dit antwoord vind ik opnieuw zeer ontgoochelend. We weten dat er een voorstel bestaat, want we hebben het met drie ondertekend, maar de Commissie voor de Sociale Aangelegenheden mag het niet bespreken, omdat de regering al drie jaar lang aan een eigen wetsontwerp werkt en omdat een fractie uit het Franstalige landsgedeelte de erkenning van de psychotherapeuten als beroepsgroep wil tegenhouden.

Een nieuwe conferentie beleggen waarop ook de senatoren worden uitgenodigd, dat is de omgekeerde wereld. De minister moet zijn wetsontwerp bij het Parlement indienen, ook al zijn er nog knelpunten. Waar ligt het zwaartepunt van de democratische besluitvorming? Het Parlement beslecht toch de politieke meningsverschillen! Ik zal een motie indienen om de regering te vragen dat ontwerp zo vlug mogelijk bij de Senaat in te dienen.

Mevrouw Jacinta De Roeck (SP.A-SPIRIT). - Het is spijtig minister Demotte niet zelf van repliek te kunnen dienen. Het dossier sleept al lang aan. Ik begrijp dat de minister nog een conferentie wil organiseren, maar ik hoop wel dat het de laatste vergadering is. Ik krijg het gevoel dat het dossier klem zit omdat Franstaligen en Nederlandstaligen het niet eens kunnen worden. In België moeten we zo'n knoop toch kunnen doorhakken.

Vandaag doen heel veel mensen een beroep op een psychotherapeut. Zij hopen dat het een goede psychotherapeut is, maar ze hebben daarvoor geen enkele garantie, want iedereen in België kan het plaatje psychotherapeut op zijn deur hangen. Dan zwijg ik nog over ADHD-patiënten die met psychotherapie geholpen kunnen worden, maar de volle pot moeten betalen omdat de behandeling niet erkend is. Zo krijgen we een gezondheidszorg met twee snelheden: welgestelde mensen kunnen zich een psychotherapeut veroorloven, arme niet, enkel en alleen omdat het statuut van psychotherapeut er maar niet komt.

Ik geef de minister nog tijd tot na de conferentie van 26 april, waaraan we trouwens zullen deelnemen, maar daarna moeten we het zo nodig hard spelen. Er moet een document op tafel liggen en het Parlement moet de overblijvende knopen doorhakken.