3-1618/1

3-1618/1

Belgische Senaat

ZITTING 2005-2006

13 MAART 2006


Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Japan betreffende de sociale zekerheid, ondertekend te Brussel op 23 februari 2005


INHOUD

  • Memorie van toelichting
  • Wetsontwerp
  • Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Japan betreffende de sociale zekerheid, ondertekend te Brussel op 23 februari 2005
  • Voorontwerp van wet
  • Advies van de Raad van State

  • MEMORIE VAN TOELICHTING


    De Overeenkomst die geen gemengd karakter heeft en tot de uitsluitende bevoegdheid behoort van de federale overheid regelt de toestand van de werknemers of zelfstandigen die tijdens hun loopbaan aan het Belgisch of Japanse sociale zekerheidsregime waren onderworpen of die van het ene naar het ander overschakelen. Hierbij worden in eerste instantie de rust -en overlevingspensioenen en de invaliditeitsuitkeringen geviseerd en wat betreft het aanduiden van de toepasselijke wetgeving worden alle takken van de sociale zekerheid geviseerd. Ze waarborgt de rechten van deze mensen, zij worden gelijk behandeld met de eigen onderdanen, verworven rechten worden behouden en de overgang van het ene naar het andere stelsel wordt vergemakkelijkt.

    Titel II bepaalt de toepasselijke sociale zekerheidswetgeving. Als algemeen principe wordt gesteld dat men onderworpen is aan de wetgeving van het land waar men effectief werkt. Op dit principe zijn er een aantal uitzonderingen voorzien. De zeevarenden en het vliegend personeel van de luchtvaartondernemingen zijn onderworpen aan de wetgeving van het land waar de werkgever gevestigd is.

    Gedetacheerde werknemers blijven samen met de hen vergezellende gezinsleden onder de wetgeving van de zendstaat, op voorwaarde dat de te verwachten duur geen vijf jaar overschrijdt. Ambtenaren blijven in principe steeds onderworpen aan de wetgeving van de staat voor wie ze werken.

    Op hoger vermelde regelen kunnen de bevoegde autoriteiten overeen komen om in het belang van bepaalde verzekerden of categorieën van verzekerden af te wijken van de basisregels. Dit is een clausule die in al de bi- en multilaterale verdragen inzake sociale zekerheid wordt opgenomen. De bedoeling van deze mogelijkheid tot afwijking is vooral bedoeld om te voorkomen dat de basisregels negatieve of ongewenste effecten hebben voor de betrokkenen.

    In Titel III worden de verschillende prestaties afzonderlijk behandeld. Er zijn specifieke Belgische en Japanse bepalingen. Eerst werden de Belgische uitgewerkt. Voor de berekening van het Belgisch rust- en overlevingspensioen worden de perioden die hiervoor in beide wetgevingen in aanmerking komen, en voor zover ze elkaar niet overlappen, getotaliseerd. Om beroep te kunnen doen op de bijzondere regelingen worden enkel de verzekeringstijdvakken in aanmerking genomen die in het andere land in hetzelfde beroep vervuld zijn. Residuair blijft er ook voor hen uiteraard de algemene werknemersregeling van toepassing.

    Na de samentelling wordt een theoretisch pensioen berekend. Dit bekomt men door een pensioen te berekenen op basis van een loopbaan die fictief volledig volbracht is onder de Belgische wetgeving. Vervolgens wordt geproratiseerd. Dit wordt gedaan door op het theoretische bedrag een breuk, de verhouding van het Belgische verzekeringstijdvak op het getotaliseerde, toe te passen. Dit is het verschuldigde bedrag.

    Soms is een samentelling niet nodig om een recht op een rust- of overlevingspensioen te doen ontstaan. Voldoet iemand aan de voorwaarden om een Belgisch pensioen te bekomen, dan wordt zijn recht berekend op basis van de interne Belgische wetgeving én volgens de bovenstaande techniek van samentelling en proratisering. Het hoogste bedrag is dan verschuldigd.

    Wat betreft de Belgische invaliditeitsverzekering worden wat betreft de totalisering van de verzekeringstijdvakken de vermelde principes herhaald. Zij zijn naar analogie toepasselijk. Het recht op dergelijke prestaties wordt ook toegekend aan hen die reeds een Japans invaliditeitspensioen genoten of onderworpen waren aan de Japanse pensioensverzekering op voorwaarde dat deze personen de vereiste verzekeringstijdvakken vervulden in België. Opnieuw worden de verzekeringstijdvakken samengeteld (op voorwaarde dat de Belgische in hun geheel minstens één jaar bedragen voor de realisatie van het risico), wordt een theoretisch bedrag bepaald en vervolgens geproratiseerd. Ook nu wordt in het geval iemand voldoet aan de voorwaarden om een Belgische invaliditeitsverzekering te bekomen, zijn recht berekend op basis van de interne Belgische wetgeving én volgens de techniek van samentelling en proratisering. Is dit eerste bedrag hoger, wordt er een supplement toegekend ter waarde van het verschil.

    De gerechtigde van een invaliditeitsuitkering moet vooraf steeds een toelating krijgen van het Belgisch orgaan, wil hij zijn woonplaats overbrengen naar Japan.

    De Japanse bepalingen in verband met de verzekering tegen ouderdom, overleving en invaliditeit zijn analoog aan de Belgische maar zijn vanzelfsprekend zodanig geformuleerd dat ze nauwer aansluiten bij hun wetgeving.

    In Titel IV worden enkele diverse bepalingen vermeld. Zo worden de verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten opgesomd, verder bepalingen in verband met de administratieve samenwerking; taksen en vrijstelling van geldigverklaring; vertrouwelijkheid van informatie; aanvragen, verklaringen en rechtsmiddelen; uitbetaling van prestaties en bijleggen van geschillen.

    Titel V ten slotte bevat een aantal overgangs- en slotbepalingen.

    Verzekeringstijdvakken voor het van kracht worden van de overeenkomst kunnen geen recht doen ontstaan op enige prestatie, er kan nochtans wel rekening mee worden gehouden bij de vaststelling of berekening ervan. Gebeurtenissen die zich voordeden in deze periode kunnen eveneens in aanmerking worden genomen.

    Werd een prestatie eerder geschorst of niet vereffend wegens de nationaliteit van de belanghebbende of wegens het feit dat hij zijn woonplaats had in het andere land dan die van zijn uitbetalingsinstelling, wordt aan deze situatie op verzoek van belanghebbende een einde gemaakt. Hetzelfde geldt wanneer de belanghebbende zijn recht op een pensioen of een rente wil doen herzien. Dit verzoek moet plaatshebben binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst opdat de rechten zouden terugwerken tot op het moment van de inwerkingtreding. Indien men later een verzoek indient, kan men zijn recht pas doen gelden vanaf het moment van het verzoek.

    De overeenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan worden opgezegd door een van de landen door middel van een kennisgeving aan het andere land, met een opzeggingstermijn van twaalf maanden. In dit geval blijven verworven rechten of rechten in wording gewaarborgd.

    Op 4 november 2005 heeft de Raad van State zijn advies gegeven met betrekking tot het voorontwerp van wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Japan betreffende de sociale zekerheid, (Advies nr. 39.319/1).

    Naar analogie met andere instemmingswetten met gelijkaardige bilaterale verdragen inzake sociale zekerheid zal het onderhavige wetsontwerp niet aangevuld worden met een bepaling betreffende de afwijkingen op basis van artikel 11 van de Overeenkomst.

    De minister van Buitenlandse Zaken,

    Karel DE GUCHT.

    De minister van Sociale Zaken,

    Rudy DEMOTTE.

    De minister van Middenstand,

    Sabine LARUELLE.

    De minister van Pensioenen,

    Bruno TOBBACK.


    WETSONTWERP


    ALBERT II,

    Koning der Belgen,

    Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,

    Onze Groet.

    Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken, van Onze minister van Sociale Zaken, van Onze minister van Middenstand en van Onze minister van Pensioenen,

    Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

    Onze minister van Buitenlandse Zaken, Onze minister van Sociale Zaken, Onze minister van Middenstand en Onze minister van Pensioenen zijn ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Japan betreffende de sociale zekerheid, ondertekend te Brussel op 23 februari 2005, zal volkomen gevolg hebben.

    Gegeven te Brussel, 9 maart 2006.

    ALBERT

    Van Koningswege :

    De minister van Buitenlandse Zaken,

    Karel DE GUCHT.

    De minister van Sociale Zaken,

    Rudy DEMOTTE.

    De minister van Middenstand,

    Sabine LARUELLE.

    De minister van Pensioenen,

    Bruno TOBBACK.


    VERTALING

    OVEREENKOMST

    tussen het Koninkrijk België en Japan betreffende de sociale zekerheid.

    Het Koninkrijk België en Japan,

    Verlangend hun wederzijdse betrekkingen op het gebied van de sociale zekerheid te regelen,

    Zijn het volgende overeengekomen :

    TITEL I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Definities

    1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst,

    (a) De term « België » betekent : het Koninkrijk België;

    (b) De term « onderdaan » betekent :

    voor Japan, een onderdaan van Japan in de zin van de Japanse nationaliteitswet;

    voor België, een persoon van Belgische nationaliteit;

    (c) De term « wetgeving » betekent :

    voor Japan, de Japanse wetten en verordeningen betreffende de Japanse pensioensystemen en de Japanse ziekteverzekeringssystemen bedoeld in paragraaf 2 van artikel 2, behalve deze afgekondigd voor de uitvoering van andere overeenkomsten betreffende de sociale zekerheid vergelijkbaar met deze Overeenkomst;

    voor België, de wetten en verordeningen bedoeld in paragraaf 1 van artikel 2;

    (d) De term « bevoegde autoriteit » betekent :,

    voor Japan, elk van de overheidsorganen bevoegd voor de Japanse pensioensystemen en de Japanse ziekteverzekeringssystemen bedoeld in paragraaf 2 van artikel 2;

    voor België, de ministers die, binnen hun bevoegdheid, belast zijn met de uitvoering van de wetten en verordeningen bedoeld in paragraaf 1 van artikel 2;

    (e) De term « bevoegde instelling » betekent :

    voor Japan, elk van de verzekeringsinstellingen, of elke vereniging daarvan, verantwoordelijk voor de werking van de Japanse pensioensystemen en de Japanse ziekteverzekeringssystemen bedoeld in paragraaf 2 van artikel 2;

    voor België, de instelling, het organisme of de autoriteit die ermee belast is de in paragraaf 1 van artikel 2 bedoelde wetten en verordeningen geheel of gedeeltelijk toe te passen;

    (f) De term « verzekeringstijdvak » betekent :

    voor Japan, een periode van bijdragen onder de Japanse wetgeving betreffende de Japanse pensioensystemen bedoeld in paragraaf 2 (a) (i) tot (v) van artikel 2, alsook elke andere periode die onder deze wetgeving in aanmerking wordt genomen voor het vaststellen van het recht op prestaties;

    voor België, elke periode die door de Belgische wetgeving wordt erkend als verzekeringstijdvak en elke periode die door deze wetgeving als gelijkgesteld verzekeringstijdvak wordt erkend;

    (g) De term « prestatie » betekent :een pensioen of iedere andere uitkering onder de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Staat.

    2. Voor de toepassing van de Overeenkomst heeft elke term die niet is gedefinieerd in deze Overeenkomst de betekenis die daaraan in de toepasselijke wetgeving wordt gegeven.

    Artikel 2

    Materieel toepassingsgebied

    Deze Overeenkomst is van toepassing,

    1. wat betreft België, op de wetten en verordeningen betreffende :

    (a) de rust- en overlevingspensioenen van werknemers en zelfstandigen;

    (b) de invaliditeitsverzekering van werknemers, zeelieden ter koopvaardij, mijnwerkers en zelfstandigen;

    (c) de sociale zekerheid voor werknemers; en

    (d) de sociale zekerheid voor zelfstandigen;

    deze Overeenkomst is ook van toepassing op de wetten en verordeningen die de bovenvernoemde wetten en verordeningen zullen wijzigen;

    echter, voor de toepassing van deze Overeenkomst zijn artikelen 5, 6, 14 tot 24, 29, 30, 33(met uitzondering van paragraaf 4), 34 and paragraaf 2 van artikel 36 enkel van toepassing op de wetten en verordeningen vermeld in subparagrafen (a) en (b); en

    2. wat betreft Japan,

    (a) op de volgende Japanse pensioensystemen :

    (i) het Nationaal Pensioen(met uitzondering van het Nationaal Pensioenfonds);

    (ii) de Pensioenverzekering voor Werknemers(met uitzondering van het Pensioenfonds voor Werknemers);

    (iii) het Onderling Bijstandspensioen voor Nationale Overheidsambtenaren;

    (iv) het Onderling Bijstandspensioen voor Plaatselijke Overheidsambtenaren en Personeel met een Gelijkaardig Statuut (met uitzondering van het pensioensysteem voor leden van plaatselijke besturen); en

    (v) het Onderling Bijstandspensioen voor het Personeel van Privé-scholen

    (de Japanse pensioensystemen bedoeld in (ii) tot (v) worden hierna « de Japanse pensioensystemen voor werknemers » genoemd);

    echter, voor de toepassing van deze Overeenkomst omvat het Nationaal Pensioen niet het Ouderdomswelzijnspensioen of enig ander pensioen op een voorlopige of aanvullende basis toegekend voor welzijnsdoeleinden en die geheel of hoofdzakelijk betaalbaar zijn uit nationale begrotingsmiddelen; en

    (b) op de Japanse ziekteverzekeringssystemen ingevoerd in het kader van de volgende wetten, zoals gewijzigd :

    (i) de Ziekteverzekeringswet (Wet Nr. 70, 1922);

    (ii) de Verzekeringswet voor zeelieden (met inbegrip van de bepalingen inzake de werkloosheidsverzekering en de verzekering voor arbeidsongevallenvergoedingen) (Wet Nr. 73, 1939);

    (iii) de Nationale Ziekteverzekeringswet (Wet Nr. 192, 1958);

    (iv) de Wet betreffende de Onderlinge Bijstandsvereniging voor Nationale Overheidsambtenaren (Wet Nr. 128, 1958);

    (v) de Wet betreffende de Onderlinge Bijstandsvereniging voor Plaatselijke Overheidsambtenaren en Personeel met een Gelijkaardig Statuut (Wet Nr. 152, 1962); en

    (vi) de Wet betreffende de Onderlinge Bijstand voor het Personeel van Privé-scholen (Wet Nr. 245, 1953);

    echter, voor de toepassing van deze Overeenkomst zijn artikelen 5, 6, 14 tot 24, 29, 30, 33(met uitzondering van paragraaf 4), 34 en paragraaf 2 van artikel 36 enkel van toepassing op de Japanse pensioensystemen vermeld in subparagraaf (a).

    Artikel 3

    Persoonlijke toepassingsgebied

    Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die onderworpen zijn of onderworpen geweest zijn aan de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Staat en op andere personen die rechten ontlenen aan deze personen.

    Artikel 4

    Gelijkheid van behandeling

    Tenzij in deze Overeenkomst anders bepaald is, worden de in artikel 3 bedoelde personen die gewoonlijk op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Staat wonen, gelijk behandeld als onderdanen van deze Overeenkomstsluitende Staat bij de toepassing van de wetgeving van deze Overeenkomstsluitende Staat.

    Artikel 5

    Uitbetaling van prestaties aan gerechtigden in het buitenland

    1. Tenzij in deze Overeenkomst anders bepaald is, zijn de wettelijke bepalingen van één Overeenkomstsluitende Staat die het recht op of de betaling van prestaties beperkt enkel op grond van het feit dat de persoon gewoonlijk niet op het grondgebied van deze Overeenkomstsluitende Staat woont of er niet aanwezig is, niet van toepassing op personen die gewoonlijk op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Staat wonen. Het voorgaande heeft echter geen invloed op de bepalingen van de Japanse wetgeving die vereisen dat een persoon die 60 jaar of ouder is maar nog geen 65 jaar oud is op de datum van het eerste medisch onderzoek of op de datum van overlijden, gewoonlijk op het grondgebied van Japan moet wonen om het recht op het Basisinvaliditeitspensioen of het Basisoverlevingspensioen te verwerven.

    2. De prestaties voor ouderdom en nagelaten betrekkingen die door één van de Overeenkomstsluitende Staten verschuldigd zijn, worden aan de onderdanen van de andere Overeenkomstsluitende Staat die gewoonlijk op het grondgebied van een derde land wonen, uitbetaald onder dezelfde voorwaarden als gold het onderdanen van de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Staat die gewoonlijk op het grondgebied van het derde land verblijven.

    Artikel 6

    Vermindering van het bedrag van de prestaties en schorsing van de uitbetaling van de prestaties

    De bepalingen inzake de vermindering van het bedrag van een prestatie of de schorsing van de uitbetaling van een prestatie waarin de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Staat voorziet in geval een prestatie, die ingevolge deze wetgeving verschuldigd is aan een gerechtigde, samenloopt met een prestatie die ingevolge de wetgeving van de andere Overeenkomstsluitende Staat verschuldigd is of in geval een gerechtigde op de prestatie verschuldigd ingevolge de wetgeving van deze Overeenkomstsluitende Staat werkt als werknemer of zelfstandige op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Staat, zijn van toepassing op deze gerechtigde. Dit artikel is evenwel niet van toepassing op de samenloop van twee gelijkaardige prestaties.

    TITEL II

    BEPALINGEN BETREFFENDE DE TOEPASSELIJKE WETGEVING

    Artikel 7

    Algemene regels

    1. Tenzij in deze Overeenkomst anders bepaald is, is op een persoon die loonarbeid of een zelfstandige beroepsbezigheid uitoefent op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Staat, met betrekking tot deze loonarbeid of zelfstandige beroepsbezigheid, enkel de wetgeving van deze Overeenkomstsluitende Staat van toepassing.

    2. In geval van gelijktijdige uitoefening van een zelfstandige beroepsbezigheid op het grondgebied van België en loonarbeid op het grondgebied van Japan, wordt de loonarbeid uitgeoefend op het grondgebied van Japan, voor de vaststelling van de verplichtingen voortvloeiend uit de Belgische wetgeving betreffende het sociaal statuut van de zelfstandigen, gelijkgesteld met loonarbeid uitgeoefend op het grondgebied van België.

    Artikel 8

    Bijzondere regels

    1. In geval een persoon, die gedekt is ingevolge de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Staat en die op het grondgebied van deze Overeenkomstsluitende Staat wordt tewerkgesteld door een werkgever die een vestiging heeft op dit grondgebied, door deze werkgever van dit grondgebied naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Staat wordt gestuurd om er te werken, is op deze werknemer enkel de wetgeving van de eerste Overeenkomstsluitende Staat van toepassing alsof deze werknemer werkzaam bleef op het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Staat, op voorwaarde dat de te verwachten duur van deze detachering geen vijf jaar overschrijdt.

    2. In geval de detachering bedoeld in paragraaf 1 van dit artikel langer duurt dan vijf jaar, kunnen de bevoegde autoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Staten of de bevoegde instellingen aangeduid door deze bevoegde autoriteiten overeenkomen dat enkel de wetgeving van de eerste Overeenkomstsluitende Staat van toepassing blijft op de werknemer.

    3. Paragraaf 1 van dit artikel is van toepassing wanneer een persoon, nadat hij door zijn werkgever van het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Staat naar het grondgebied van een derde land is gestuurd, door deze werkgever van het grondgebied van het derde land naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Staat wordt gestuurd.

    4. In geval een persoon, die gedekt is ingevolge de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Staat en die gewoonlijk als zelfstandige werkt op het grondgebied van deze Overeenkomstsluitende Staat, tijdelijk als zelfstandige enkel op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Staat werkt, is op deze persoon enkel de wetgeving van de eerste Overeenkomstsluitende Staat van toepassing, alsof deze persoon werkzaam bleef op het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Staat, op voorwaarde dat de te verwachten duur van de zelfstandige activiteit op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Staat geen vijf jaar overschrijdt.

    5. Wanneer de zelfstandige activiteit bedoeld in paragraaf 4 van dit artikel langer duurt dan vijf jaar, kunnen de bevoegde autoriteiten van beide Overeenkomstsluitende Staten of de bevoegde instellingen aangeduid door deze bevoegde autoriteiten overeenkomen dat enkel de wetgeving van de eerste Overeenkomstsluitende Staat van toepassing blijft op de werknemer.

    Artikel 9

    Werknemers aan boord van een zeeschip of een vliegtuig

    Op personen die als werknemer tewerkgesteld zijn aan boord van een zeeschip varend onder de vlag één van beide Overeenkomstsluitende Staten of een vliegtuig dat internationaal vervoer verricht, is, met betrekking tot deze tewerkstelling, enkel de wetgeving van toepassing van de Overeenkomstsluitende Staat op het grondgebied waarvan de werkgever gevestigd is.

    Artikel 10

    Ambtenaren, leden van diplomatieke missies en leden van consulaire posten

    1. In geval ambtenaren van een Overeenkomstsluitende Staat of personen die ermee gelijkgesteld zijn ingevolge de wetgeving van deze Overeenkomstsluitende Staat naar het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Staat worden gestuurd om er te werken, is, onverminderd het bepaalde in paragraaf 2, op deze personen enkel de wetgeving van de eerste Overeenkomstsluitende Staat van toepassing, alsof deze personen werkzaam bleven op het grondgebied van de eerste Overeenkomstsluitende Staat.

    2. Deze Overeenkomst heeft geen invloed op de bepalingen van de Conventie van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen van 18 april 1961 of de Conventie van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963.

    Artikel 11

    Uitzonderingen op artikelen 7 tot 10

    De bevoegde Japanse autoriteit of de bevoegde Japanse instelling en de bevoegde Belgische autoriteit kunnen in het belang van bepaalde personen of bepaalde categorieën van personen overeenkomen om een afwijking toe te staan op artikelen 7 tot 10, op voorwaarde dat deze personen of categorieën van personen onderworpen zijn aan de wetgeving van één van de Overeenkomstsluitende Staten.

    Artikel 12

    Vergezellende echtgenoot en kinderen

    Met betrekking tot de vergezellende echtgenoot of kinderen van een persoon die op het grondgebied van Japan werkzaam is en die onderworpen is aan de Belgische wetgeving overeenkomstig artikel 8, 9, paragraaf 1 van artikel 10 of artikel 11,

    (a) Wanneer de vergezellende echtgenoot of kinderen geen Japanse onderdanen zijn, is de Japanse wetgeving niet van toepassing op hen. Echter, wanneer de vergezellende echtgenoot of kinderen erom verzoeken, is het voorgaande niet van toepassing.

    (b) Wanneer de vergezellende echtgenoot of kinderen Japanse onderdanen zijn, wordt de uitsluiting van de Japanse wetgeving bepaald overeenkomstig de Japanse wetgeving.

    Artikel 13

    Verplichte dekking

    Paragraaf 1 van artikel 7, artikelen 8 en 9, paragraaf 1 van artikel 10 en artikel 12 zijn enkel van toepassing op de verplichte dekking onder de wetgeving van elk van de Overeenkomstsluitende Staten. Artikel 8 is niet van toepassing op personen die tewerkgesteld zijn op het grondgebied van Japan door een werkgever met een vestiging op dat grondgebied of die als zelfstandige werken op het grondgebied van Japan, wanneer deze personen niet gedekt zijn ingevolge de Japanse wetgeving betreffende de Japanse pensioensystemen bedoeld in paragraaf 2(a)(i) tot (v) van artikel 2.

    TITEL III

    BEPALINGEN BETREFFENDE DE PRESTATIES

    Hoofdstuk 1

    Bepalingen betreffende de Belgische prestaties

    Afdeling 1

    Rust- en overlevingsprestaties

    Artikel 14

    Samentelling

    1. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 2 van dit artikel worden, voor het verkrijgen van het recht op Belgische rust- en overlevingsprestaties door een persoon met verzekeringstijdvakken vervuld overeenkomstig de Belgische wetgeving, de verzekeringstijdvakken vervuld overeenkomstig de Japanse wetgeving betreffende de prestaties door de bevoegde Belgische instelling in de nodige mate samengeteld met de verzekeringstijdvakken vervuld overeenkomstig de Belgische wetgeving, voor zover ze niet samenvallen met verzekeringstijdvakken vervuld overeenkomstig de Belgische wetgeving.

    2. Wanneer de Belgische wetgeving het verkrijgen van het recht op bepaalde Belgische rust- of overlevingsprestaties afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de verzekeringstijdvakken vervuld moeten zijn in een bepaald beroep, worden om recht te hebben op deze prestaties enkel de verzekeringstijdvakken die vervuld zijn overeenkomstig de Japanse wetgeving en die door de bevoegde Belgische instelling worden beschouwd als zijnde vervuld in hetzelfde beroep samengeteld door de bevoegde Belgische instelling.

    3. Wanneer de Belgische wetgeving het verkrijgen van het recht op bepaalde Belgische rust- of overlevingsprestaties afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de verzekeringstijdvakken vervuld moeten zijn in een bepaald beroep en wanneer de verzekeringstijdvakken samengeteld overeenkomstig paragraaf 2 van dit artikel geen recht op de genoemde prestaties hebben doen ontstaan, worden deze samengetelde verzekeringstijdvakken door de bevoegde Belgische instelling beschouwd als geldig voor de vaststelling van de prestaties waarin is voorzien in de Belgische algemene regeling van de werknemers.

    Artikel 15

    Berekening van het bedrag van de prestaties

    1. Wanneer een persoon recht heeft op Belgische rust- of overlevingsprestaties zonder te moeten overgaan tot de samentelling, berekent de bevoegde Belgische instelling het bedrag van deze prestaties op basis van de verzekeringstijdvakken enkel vervuld ingevolge de Belgische wetgeving. De bevoegde Belgische instelling berekent ook het bedrag van deze prestaties dat zou bekomen worden na toepassing van de regelen voorzien in paragraaf 2 van dit artikel. Er wordt enkel rekening gehouden met het hoogste bedrag.

    2. Wanneer een persoon enkel recht heeft op Belgische rust- of overlevingsprestaties ingevolge de samentelling van de verzekeringstijdvakken vervuld overeenkomstig artikel 14, zijn de volgende regels van toepassing :

    (a) de bevoegde Belgische instelling berekent het theoretische bedrag van de prestatie die uitbetaald zou worden indien alle verzekeringstijdvakken vervuld overeenkomstig de wetgevingen van beide Overeenkomstsluitende Staten enkel zouden vervuld zijn geweest overeenkomstig de wetgeving die het toepast;

    (b) de bevoegde Belgische instelling berekent vervolgens het betaalbaar bedrag, op basis van het bedrag bedoeld in subparagraaf (a), naar verhouding van de duur van de verzekeringstijdvakken vervuld overeenkomstig de wetgeving die ze toepast tot de duur van alle verzekeringstijdvakken bedoeld in subparagraaf (a).

    Afdeling 2

    Invaliditeitsprestaties

    Artikel 16

    Samentelling

    Voor het verkrijgen van het recht op Belgische invaliditeitsprestaties door een persoon met verzekeringstijdvakken overeenkomstig de Belgische wetgeving, is artikel 14 mutatis mutandis toepasselijk.

    Artikel 17

    Berekening van het bedrag van de prestaties

    1. Indien het recht op Belgische invaliditeitsprestaties ontstaat enkel door samentelling van de verzekeringstijdvakken vervuld ingevolge de Belgische wetgeving en de verzekeringstijdvakken vervuld ingevolge de Japanse wetgeving overeenkomstig artikel 16, is paragraaf 2 van artikel 15 mutatis mutandis toepasselijk op de berekening van het bedrag van de betaalbare prestaties.

    2. Wanneer het recht op Belgische invaliditeitsprestaties ontstaat zonder dat een beroep moet worden gedaan op de bepalingen van artikel 16, en het bedrag opgeleverd door de samentelling van de Japanse invaliditeitsprestatie met de Belgische invaliditeitsprestatie berekend volgens paragraaf 1 van dit artikel kleiner is dan het bedrag van de prestatie verschuldigd op basis van enkel de Belgische wetgeving, kent de bevoegde Belgische instelling een supplement toe, dat gelijk is aan het verschil tussen het totale bedrag van deze beide prestaties en het bedrag verschuldigd krachtens enkel de Belgische wetgeving.

    Artikel 18

    Minimum verzekeringstijdvak

    In de gevallen bedoeld in paragraaf 1 van artikel 17, wordt er geen Belgische invaliditeitsprestatie uitbetaald door de bevoegde Belgische instelling wanneer de totale duur van de verzekeringstijdvakken vervuld overeenkomstig de Belgische wetgeving vóór de realisatie van het risico minder dan één jaar bedraagt.

    Artikel 19

    Bijzondere bepalingen betreffende invaliditeitsprestaties

    De rechthebbende op een Belgische invaliditeitsprestatie blijft verder genieten van deze prestatie tijdens een verblijf op het grondgebied van Japan wanneer dit verblijf vooraf werd toegestaan door de bevoegde Belgische instelling. Deze toelating kan evenwel enkel worden geweigerd door de bevoegde Belgische instelling wanneer het verblijf plaatsheeft in de periode tijdens dewelke de bevoegde Belgische instelling krachtens de Belgische wetgeving de invaliditeitstoestand moet evalueren of herzien.

    Afdeling 3

    Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de Belgische prestaties

    Artikel 20

    Herberekening van het bedrag van de prestaties

    1. Indien wegens de verhoging van de kosten voor levensonderhoud, de variatie van het loonpeil of om andere aanpassingsredenen het bedrag van de Japanse rust-, overlevings- of invaliditeitsprestaties worden gewijzigd met een bepaald percentage of bedrag, is de bevoegde Belgische instelling niet verplicht om over te gaan tot een nieuwe berekening van het bedrag van de Belgische rust-, overlevings- of invaliditeitsprestaties.

    2. Daarentegen, in geval van verandering van de wijze van vaststelling of de berekeningsregelen van de Japanse ouderdoms-, overlevings- of invaliditeitsprestaties, voert de Belgische bevoegde instelling een nieuwe berekening uit overeenkomstig artikel 15 of 17.

    Hoofdstuk 2

    Bepalingen betreffende de Japanse prestaties

    Artikel 21

    Samentelling

    1. Wanneer een persoon niet voldoende verzekeringstijdvakken heeft vervuld om te voldoen aan de vereiste om het recht op Japanse prestaties te doen ontstaan, houdt de bevoegde Japanse instelling, voor de vaststelling van het recht op de prestaties onder dit artikel, rekening met de verzekeringstijdvakken vervuld onder de Belgische wetgeving, voor zover ze niet samenvallen met de verzekeringstijdvakken vervuld onder de Japanse wetgeving. Deze paragraaf is evenwel niet van toepassing op het aanvullend pensioen voor bepaalde beroepen onder de onderlinge bijstandspensioenen en de forfaitaire uitkeringen die gelden als terugbetaling van bijdragen.

    2. Voor de toepassing van paragraaf 1 van dit artikel,

    (a) worden de verzekeringstijdvakken vervuld onder de Belgische wetgeving in aanmerking genomen als verzekeringstijdvakken vervuld onder de Japanse pensioensystemen voor werknemers en als overeenkomstige verzekeringstijdvakken onder het Nationaal pensioen.

    (b) worden de verzekeringstijdvakken die overeenkomstig de Belgische wetgeving erkend worden als één van de volgende periodes, in aanmerking genomen als een periode gelijkgesteld met een periode van werk onder de Pensioenverzekering voor Werknemers :

    (i) een periode gedurende dewelke een persoon permanent ondergronds in een mijn werkt; en

    (ii) een periode gedurende dewelke een persoon werkt als werknemer aan boord van een zeeschip.

    Artikel 22

    Bijzondere bepalingen betreffende invaliditeits- en overlevingsprestaties

    1. In geval de Japanse wetgeving voor de toekenning van het recht op invaliditeits- of overlevingsprestaties (met uitzondering van de forfaitaire uitkeringen die gelden als terugbetaling van bijdragen) vereist dat de datum van het eerste medisch onderzoek of de datum van overlijden binnen bepaalde verzekeringstijdvakken valt, wordt deze vereiste geacht vervuld te zijn voor het vaststellen van het recht op deze prestaties wanneer deze datum binnen verzekeringstijdvakken valt die vervuld zijn overeenkomstig de Belgische wetgeving.

    Echter, wanneer het recht op invaliditeits- of overlevingsprestaties (met uitzondering van de forfaitaire uitkeringen die gelden als terugbetaling van bijdragen) onder het Nationaal Pensioen wordt vastgesteld zonder toepassing van dit artikel, wordt dit artikel niet toegepast voor het vaststellen van het recht op invaliditeits- of overlevingsprestaties (met uitzondering van de forfaitaire uitkeringen die gelden als terugbetaling van bijdragen) op basis van hetzelfde verzekerde risico onder de Japanse pensioensystemen voor werknemers.

    2. Voor de toepassing van paragraaf 1 van dit artikel wordt, met betrekking tot personen die beschikken over verzekeringstijdvakken vervuld onder twee of meer Japanse pensioensystemen voor werknemers, de vereiste bedoeld in die paragraaf geacht vervuld te zijn voor één van deze pensioensystemen overeenkomstig de Japanse wetgeving.

    Artikel 23

    Berekening van het bedrag van de prestaties

    1. In geval het recht op een Japanse prestatie wordt vastgesteld krachtens paragraaf 1 van artikel 21 of paragraaf 1 van artikel 22, berekent de bevoegde Japanse instelling het bedrag van deze prestatie overeenkomstig de Japanse wetgeving, onder voorbehoud van paragrafen 2 tot 5 van dit artikel.

    2. Wanneer, met betrekking tot het Basisinvaliditeitspensioen en andere prestaties waarvan het bedrag een vaste som is die wordt toegekend ongeacht het verzekeringstijdvak, de vereisten voor het ontvangen van dergelijke prestaties vervuld zijn krachtens paragraaf 1 van artikel 21 of paragraaf 1 van artikel 22, wordt het toe te kennen bedrag berekend naar verhouding van de som van de tijdvakken waarvoor bijdragen zijn betaald en de van premies vrijgestelde tijdvakken onder het pensioensysteem waaruit dergelijke prestaties zullen betaald worden tot de som van deze tijdvakken waarvoor bijdragen zijn betaald, de van premies vrijgestelde tijdvakken en de verzekeringstijdvakken vervuld onder de Belgische wetgeving.

    3. Wanneer, met betrekking tot invaliditeits- en overlevingsprestaties onder de Japanse pensioensystemen voor werknemers, voor zover het toe te kennen bedrag van deze prestaties berekend wordt op basis van de gespecificeerde periode bepaald bij de Japanse wetgeving wanneer de verzekeringstijdvakken vervuld overeenkomstig deze systemen korter zijn dan deze gespecificeerde periode, de vereisten voor het ontvangen van dergelijke prestaties vervuld zijn krachtens paragraaf 1 van artikel 21 of paragraaf 1 van artikel 22, wordt het toe te kennen bedrag berekend naar verhouding van de verzekeringstijdvakken vervuld onder de Japanse pensioensystemen voor werknemers tot de som van deze verzekeringstijdvakken en de verzekeringstijdvakken vervuld onder de Belgische wetgeving. Wanneer de som van de verzekeringstijdvakken echter de gespecificeerde periode overschrijdt, wordt de som van de verzekeringstijdvakken als gelijk beschouwd aan de gespecificeerde periode.

    4. Wanneer, met betrekking tot de berekening van het bedrag van de prestaties onder de Japanse pensioensystemen voor werknemers overeenkomstig paragrafen 2 en 3 van dit artikel, de persoon die recht heeft op de prestaties over verzekeringstijdvakken beschikt vervuld onder twee of meer van dergelijke pensioensystemen, dan zijn de tijdvakken waarvoor bijdragen zijn betaald onder het pensioensysteem waaruit dergelijke prestaties zullen worden betaald zoals bedoeld in paragraaf 2 van dit artikel of de verzekeringstijdvakken vervuld onder de Japanse pensioensystemen voor werknemers zoals bedoeld in paragraaf 3 van dit artikel, gelijk aan de som van de verzekeringstijdvakken vervuld onder alle dergelijke pensioensystemen. Echter, wanneer de som van de verzekeringstijdvakken gelijk is aan of langer is dan de gespecificeerde periode bepaald bij de Japanse wetgeving in de zin van paragraaf 3 van dit artikel, dan is de berekeningswijze bepaald in paragraaf 3 van dit artikel en deze paragraaf niet van toepassing.

    5. Wanneer, met betrekking tot het Aanvullend Pensioen voor Echtgenoten, dat vervat is in het Rustpensioen voor Werknemers, en alle andere prestaties die kunnen worden toegekend onder de vorm van een vast bedrag in de gevallen waarin het verzekeringstijdvak vervuld onder de Japanse pensioensystemen voor werknemers gelijk is aan of langer is dan de gespecificeerde periode bepaald bij de Japanse wetgeving, de vereisten voor het ontvangen van dergelijke prestaties vervuld zijn krachtens paragraaf 1 van artikel 21, zal het toe te kennen bedrag berekend worden naar verhouding van de verzekeringstijdvakken vervuld onder het Japans pensioensysteem voor werknemers waaruit deze prestaties zullen worden betaal voor deze gespecificeerde periode.

    Artikel 24

    Uitzondering op artikel 4

    Artikel 4 laat onverlet de bepalingen betreffende aanvullende tijdvakken voor Japanse onderdanen op basis van gewoon verblijf buiten het grondgebied van Japan onder de Japanse wetgeving.

    TITEL IV

    DIVERSE BEPALINGEN

    Artikel 25

    Administratieve samenwerking

    1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst treffen de bevoegde autoriteiten van de beide Overeenkomstsluitende Staten in onderling overleg de nodige administratieve schikkingen en duiden ze de verbindingsinstellingen en de bevoegde instellingen aan.

    2. De bevoegde autoriteiten van de beide Overeenkomstsluitende Staten verstrekken elkaar rechtstreeks alle inlichtingen met betrekking tot de ter uitvoering van deze Overeenkomst getroffen maatregelen.

    3. De bevoegde autoriteiten van de beide Overeenkomstsluitende Staten verstrekken elkaar rechtstreeks en zo spoedig mogelijk alle inlichtingen met betrekking tot wijzigingen van hun respectievelijke wetgevingen voor zover deze wijzigingen een invloed hebben op de toepassing van deze Overeenkomst.

    4. Binnen hun respectievelijke bevoegdheden, bieden de bevoegde autoriteiten en de bevoegde instellingen van de beide Overeenkomstsluitende Staten elkaar alle nodige bemiddeling aan voor de toepassing van deze Overeenkomst. Deze bemiddeling is kosteloos.

    Artikel 26

    Kosten of vergoedingen en legalisatie

    1. Voor zover de wetgeving en andere relevante wetten en verordeningen van één Overeenkomstsluitende Staat bepalingen omvatten betreffende vrijstellingen of verminderingen van administratieve of consulaire kosten voor documenten die ingevolge de wetgeving van deze Overeenkomstsluitende Staat overgelegd dienen te worden, zijn deze bepalingen ook van toepassing op documenten die overgelegd dienen te worden bij toepassing van deze Overeenkomst of bij toepassing van de wetgeving van de andere Overeenkomstsluitende Staat.

    2. Documenten die overgelegd worden voor het doel van deze Overeenkomst en de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Staat vereisen geen legalisatie of enige andere gelijkaardige formaliteit van diplomatieke of consulaire autoriteiten.

    Artikel 27

    Communicatietalen

    1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst zijn de bevoegde autoriteiten en de bevoegde instellingen van de beide Overeenkomstsluitende Staten ertoe gemachtigd rechtstreeks, in het Japans voor Japan en in één van de officiële talen voor België, met elkaar alsmede met elke betrokken persoon te corresponderen, welke ook diens woonplaats is.

    2. Voor de toepassing van deze Overeenkomst mogen de bevoegde Japanse autoriteiten en instellingen aanvragen of andere documenten niet van de hand wijzen omdat ze opgesteld zijn in één van de officiële talen van België, evenmin mogen de bevoegde Belgische autoriteiten en instellingen aanvragen of andere documenten van de hand wijzen omdat ze opgesteld zijn in het Japans.

    Artikel 28

    Vertrouwelijkheid van de informatie

    1. De bevoegde autoriteiten of instellingen van één overeenkomstsluitende Staat sturen, overeenkomstig de wetten en verordeningen van deze Staat, informatie betreffende een persoon, verzameld onder de wetgeving van deze Staat, naar de bevoegde autoriteiten of instellingen van de andere overeenkomstsluitende Staat voor zover deze informatie nodig is voor de toepassing van deze Overeenkomst.

    2. Behoudens andersluidende bepalingen in de wetten en verordeningen van een Overeenkomstsluitende Staat, wordt de informatie betreffende een persoon, die wordt medegedeeld overeenkomstig deze Overeenkomst aan deze Overeenkomstsluitende Staat door de andere Overeenkomstsluitende Staat uitsluitend gebruikt voor de toepassing van deze Overeenkomst. Deze informatie medegedeeld aan een Overeenkomstsluitende Staat is onderworpen aan de toepassing van de wetten en verordeningen van deze Overeenkomstsluitende Staat betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de vertrouwelijkheid van persoonlijke gegevens.

    Artikel 29

    Aanvragen, rechtsmiddelen en verklaringen

    1. Wanneer schriftelijke aanvragen voor prestaties, rechtsmiddelen of andere verklaringen krachtens de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Staat worden ingediend bij een bevoegde autoriteit of een bevoegde instelling van de andere Overeenkomstsluitende Staat, bevoegd om dergelijke aanvragen, rechtsmiddelen of verklaringen te ontvangen krachtens de wetgeving van deze andere Overeenkomstsluitende Staat, worden deze aanvragen voor prestaties, rechtsmiddelen of verklaringen beschouwd als zijnde op dezelfde datum ingediend bij de bevoegde autoriteit of de bevoegde instelling van de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Staat en worden behandeld overeenkomstig de procedure en de wetgeving van de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Staat.

    2. De bevoegde autoriteit of de bevoegde instelling van een Overeenkomstsluitende Staat verzendt de aanvragen voor prestaties, rechtsmiddelen of andere verklaringen ingediend overeenkomstig paragraaf 1 van dit artikel onverwijld naar de bevoegde autoriteit of de bevoegde instelling van de andere Overeenkomstsluitende Staat.

    Artikel 30

    Uitbetaling van de prestaties

    Prestaties in het kader van deze Overeenkomst kunnen uitbetaald worden in de munt van één van beide Overeenkomstsluitende Staten. Wanneer één van beide Overeenkomstsluitende Staten maatregelen invoert ter beperking van de uitwisseling van valuta's of van stortingen, dan plegen de regeringen van de beide Overeenkomstsluitende Staten onmiddellijk overleg over de maatregelen die nodig zijn om de uitbetaling van de prestaties door de beide Overeenkomstsluitende Staten in het kader van deze Overeenkomst te garanderen.

    Artikel 31

    Bijleggen van geschillen

    Geschillen over de interpretatie en de toepassing van deze Overeenkomst zullen in gezamenlijk overleg door de betrokken autoriteiten van de beide Overeenkomstsluitende Staten worden bijgelegd.

    Artikel 32

    Titels

    De titels van de delen, hoofdstukken, afdelingen en artikelen van deze Overeenkomst zijn enkel aangebracht om het raadplegen te vergemakkelijken en hebben geen invloed op de interpretatie van deze Overeenkomst.

    TITEL V

    OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 33

    Gebeurtenissen voorafgaand aan de inwerkingtreding

    1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst worden ook de gebeurtenissen in aanmerking genomen die zich hebben voorgedaan vóór zij van kracht werd.

    2. Deze Overeenkomst doet geen enkel recht ontstaan op prestaties voor een tijdvak dat aan haar inwerkingtreding voorafgaat.

    3. Voor de toepassing van deze Overeenkomst worden verzekeringstijdvakken die werden vervuld vóór haar inwerkingtreding in aanmerking genomen voor het vaststellen van het recht op prestaties krachtens deze Overeenkomst.

    4. Voor de toepassing van paragraaf 1 of 4 van artikel 8 op personen van wie de detachering of de zelfstandige activiteit bedoeld in deze paragrafen is begonnen vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, wordt het tijdvak van dergelijke detachering of zelfstandige activiteit beschouwd als beginnend op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

    Artikel 34

    Herziening, verval en verjaring

    1. Elke prestatie die niet werd vereffend of die werd geschorst wegens de nationaliteit van de gerechtigde of wegens diens gebruikelijke woonplaats buiten het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Staat, wordt, op verzoek van deze gerechtigde, vereffend of hervat op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

    2. Het bedrag van de prestaties bepaald vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst wordt op verzoek van de gerechtigden herzien indien uit de toepassing van deze Overeenkomst een verhoging van het bedrag van de prestaties voortvloeit.

    3. De toepassing van deze Overeenkomst kan voor een gerechtigde niet leiden tot een vermindering van het bedrag van de prestaties verkregen vóór de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

    4. In geval het verzoek bedoeld in paragraaf 1 of 2 van dit artikel of de aanvraag van de prestatie door een gerechtigde op de leeftijd van de vaststelling van het recht op deze prestatie, verworven in het kader van deze Overeenkomst, wordt ingediend binnen een termijn van twee jaar ingaand op de datum waarop deze Overeenkomst van kracht wordt, zijn de overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst verkregen rechten verworven met ingang van deze datum. De wetgeving van de ene of van de andere Overeenkomstsluitende Staat betreffende het verval of de verjaring van rechten zijn niet van toepassing op dit verzoek of deze aanvraag.

    5. In het geval verzoek bedoeld in paragraaf 4 van dit artikel wordt ingediend na het verstrijken van een termijn van twee jaar ingaand op de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst, worden de rechten die vervallen noch verjaard zijn, vastgesteld volgens de wetgeving van elke Overeenkomstsluitende Staat.

    Artikel 35

    Inwerkingtreding

    Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand tijdens dewelke de Overeenkomstsluitende Staten diplomatieke nota's zullen hebben uitgewisseld waarin ze elkaar ervan op de hoogte brengen dat hun respectievelijke grondwettelijke vereisten nodig voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst vervuld zijn.

    Artikel 36

    Duur en opzegging

    1. Deze Overeenkomst blijft van kracht voor onbepaalde duur. Elk van beide Overeenkomstsluitende Staten kan via diplomatieke weg de Overeenkomst opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere Overeenkomstsluitende Staat. In dat geval blijft deze Overeenkomst van kracht tot de laatste dag van de twaalfde maand volgend op de maand tijdens dewelke de opzegging werd betekend.

    2. Indien deze overeenkomst wordt opgezegd overeenkomstig paragraaf 1 van dit Artikel, blijven rechten met betrekking tot het recht op en de betaling van prestaties verworven ingevolge deze Overeenkomst behouden.

    Ten blijke waarvan de behoorlijk daartoe gemachtigden deze Overeenkomst hebben ondertekend.

    Opgemaakt te Brussel op 23 februari 2005, in tweevoud, in de Engelse taal.


    VOORONTWERP VAN WET VOOR ADVIES VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


    Voorontwerp van wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Japan betreffende de sociale zekerheid, ondertekend te Brussel op 23 februari 2005.

    Artikel 1

    Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

    Art. 2

    De Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Japan betreffende de sociale zekerheid, ondertekend te Brussel op 23 februari 2005, zal volkomen gevolg hebben.


    ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

    39.319/1


    De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 28 oktober 2005 door de minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Japan betreffende de sociale zekerheid, ondertekend te Brussel op 23 februari 2005 », heeft op 4 november 2005 het volgende advies gegeven :

    Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2º, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

    In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd als volgt :

    « De ratificatie van de Overeenkomst tussen België en Japan betreffende de sociale zekerheid, heeft een dringend karakter om politieke en economische redenen.

    Tijdens een recent onderhoud met zijn Japanse ambtsgenoot, heeft de Belgische minister van Buitenlandse Zaken immers verzekerd aan zijn gesprekspartner dat de ratificatie van deze tekst een absolute prioriteit vormt voor de Belgische autoriteiten en dat deze alles in het werk gaan stellen opdat deze ratificatie binnen de kortst mogelijke termijn plaats zou kunnen vinden. Dit engagement zou nog bevestigd moeten worden door de eerste minister ter gelegenheid van het bezoek dat hij in het begin van de maand november aan Japan zal brengen. Het is derhalve van zeer groot belang dat deze engagementen van de hoogste politieke autoriteiten van ons land gerespecteerd zouden kunnen worden.

    Op economisch vlak moet er de aandacht op gevestigd worden dat de Japanse investeerders in België met ongeduld wachten op de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, die hun activiteiten zeker zal vergemakkelijken. Aangezien Japan op zijn beurt reeds overgegaan is tot de ratificatie van deze akte, ontbreekt er alleen nog de ratificatie van België opdat het in werking zou kunnen treden. Elke vertraging in deze procedure zou geïnterpreteerd kunnen worden als een negatief signaal door het Japanse zakenmilieu ».


    Overeenkomstig artikel 84, § 3, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich moeten beperken tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

    Onderzoek van de tekst

    Krachtens artikel 11 van de om instemming voorgelegde overeenkomst kunnen de bevoegde autoriteiten in het belang van bepaalde personen of bepaalde categorieën van personen overeenkomen om een afwijking toe te staan op de artikelen 7 tot 10 ervan.

    Er dient te worden opgemerkt dat de wetgevende kamers ook dienen in te stemmen met toekomstige wijzigingen aan een overeenkomst (1) . Weliswaar is het niet uitgesloten dat deze instemming vooraf wordt gegeven (2) , maar zulk een voorafgaande instemming is, om in overeenstemming te zijn met artikel 167, § 2, van de Grondwet, slechts aanvaardbaar voor zover de wetgevende kamers weten binnen welke grenzen ze wordt verleend (3) .

    In casu wordt in artikel 11 aangegeven van welke artikelen van de overeenkomst kan worden afgeweken, en wordt bepaald dat die afwijkingen in het belang van bepaalde personen of bepaalde categorieën van personen dienen te zijn « op voorwaarde dat deze personen of categorieën van personen onderworpen zijn aan de wetgeving van één van de Overeenkomstsluitende Staten ». Aldus kan worden aangenomen dat de grenzen van de afwijkingsmogelijkheid voldoende zijn aangegeven.

    Evenwel mag er geen onduidelijkheid over bestaan dat de wetgevende kamers vooraf hun instemming betuigen met eventuele afwijkingen in de zin van artikel 11 van de overeenkomst. Indien zulks effectief strookt met de bedoeling van de stellers van het ontwerp, wordt het ontwerp best aangevuld met een uitdrukkelijke bepaling in die zin.

    Teneinde de parlementaire controle te versterken, kan eventueel ook een artikel aan het ontwerp worden toegevoegd met een bepaling waarin wordt voorzien in de verplichting voor de regering om elke voorgenomen afwijking, althans van normatieve aard, van de artikelen 7 tot 10 van de overeenkomst, aan de wetgevende kamers mede te delen (4) .

    De kamer was samengesteld uit

    De heer M. VAN DAMME, kamervoorzitter,

    De heren J. BAERT en W. VAN VAERENBERGH, staatsraden,

    De heer M. RIGAUX, assessor van de afdeling wetgeving,

    Mevrouw G. VERBERCKMOES, griffier.

    Het verslag werd uitgebracht door de heer B. STEEN, adjunct-auditeur.

    De griffier, De voorzitter,
    G. VERBERCKMOES. M. VAN DAMME.

    (1) J. Velaers, De Grondwet en de Raad van State, afdeling Wetgeving, Antwerpen, Maklu, 1999, 549-550.

    (2) Cass., 19 maart 1981, Arr. Cass. 1980-81, 808 en J.T. 1982, 565, met noot J. Verhoeven; Cass., 2 mei 2002, Pas. 2002, 1, 1048.

    (3) Zie onder meer R.v.St., afd. wetg., advies 26.355/9 van 2 juli 1997 over het ontwerp dat geleid heeft tot de wet van 11 maart 1999 houdende instemming met het Memorandum van Overeenkomst over de Ontwikkelingssamenwerking tussen het Koninkrijk België en de Republiek Zuid-Afrika, ondertekend te Brussel op 16 maart 1995 (stuk Senaat, 1998-99, nr. 1-1168/1, (13), 14), en andere adviezen vermeld door J. Masquelin, Le droit des traités dans l'ordre juridique et dans la pratique diplomatique belges, Brussel, Bruylant, 1980, 214-215 en 276-277 en door J. Velaers, o.c., 550-551. Raadpleeg ook J. Verhoeven, Noot bij Cass., 19 maart 1981, J.T. 1982, 566.

    (4) Indien de wetgevende kamers hun afkeuring van een afwijking zouden laten blijken, zal de regering verplicht zijn die afwijking geen doorgang te laten vinden.