3-153 | 3-153 |
De voorzitter. - De heer Didier Donfut, staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken, antwoordt.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Het Belgische model voor de bestrijding van mensenhandel en de opvang van slachtoffers wordt als zeer vooruitstrevend beschouwd. In 1995 was België koploper met de wetgeving tot bestrijding van mensenhandel, mensensmokkel en kinderpornografie. Er werd toen ook een Interdepartementale Coördinatiecel opgericht die de spil vormt van een geïntegreerd beleid inzake mensenhandel en mensensmokkel. In 2004 ging dan het Informatie- en Analysecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel van start.
Op 10 augustus 2005 werd de wet tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen praktijken van huisjesmelkers aangenomen. Ook dat was een belangrijke stap vooruit. Voorts lezen we in de nota over de parameters en krachtlijnen van het Belgische voorzitterschap van de OVSE, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, die op 30 november 2005 voor de ministerraad werd opgesteld: `De strijd tegen mensenhandel is een belangrijk thema voor de OVSE, een thema dat reeds lang prioriteit is voor ons land.'
Het toont aan dat België de problematiek van mensenhandel en mensensmokkel ernstig neemt. Beide fenomenen evolueren echter voortdurend en inzichten die vandaag nog gelden, kunnen morgen door de concrete feiten op het terrein al achterhaald zijn. Het parlement moet een adequaat beleid helpen uitstippelen en volgen. Een kritische reflectie kan ons vooruit helpen.
In artikel 12 van de wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie lezen we volgende uitdrukkelijke bepaling: `De Regering brengt jaarlijks aan het Parlement verslag uit over de toepassing van deze wet en over de bestrijding van de mensenhandel in het algemeen. Dit jaarverslag bevat onder meer een stand van zaken met betrekking tot de gerechtelijke vervolgingen.'
Het is hier dat de regering het laat afweten. Het laatste verslag heeft betrekking op de periode 2002-2003 en werd pas op 13 oktober 2005 overgezonden naar de Senaat. Gelet op de duidelijke wetsbepaling en de noodzaak van reflectie door het parlement zou ik graag weten waarom de regering nalaat een jaarlijks verslag over te maken aan het parlement.
Wanneer komt er een verslag over de periode 2004-2005? Welke diensten zijn verantwoordelijk voor dat verslag? Welke conclusies heeft de regering getrokken uit het laatste verslag?
De heer Didier Donfut, staatssecretaris voor Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken. - Ik lees het antwoord van minister Onkelinx.
De strijd tegen de mensenhandel blijft een belangrijke bezorgdheid van de regering, die deze problematiek in de Kadernota Integrale Veiligheid trouwens omschrijft als een crimineel fenomeen dat prioriteit moet krijgen. De Belgische aanpak van de strijd tegen de mensenhandel - zowel de wetgeving als de opgezette structuren - wordt vaak als een model beschouwd, onder meer de slachtofferzorg.
De multidisciplinaire aanpak en de complementariteit die voortvloeit uit de samenwerking tussen de verschillende betrokken departementen, namelijk Justitie, Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Sociale Zaken, en uit de nauwe banden tussen de magistraten van het openbaar ministerie, de politiemensen op het terrein en de opvangcentra, hebben in ons land bijgedragen tot het reële besef dat deze problematiek steeds efficiënter moet worden bestreden.
Overeenkomstig artikel 12 van de wet van 13 april 1995 houdende bepaling tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie, moet de regering aan het parlement jaarlijks verslag uitbrengen over de toepassing van deze wet.
Het vorige verslag met betrekking tot de periode 2002-2003, werd op 10 augustus 2005 overhandigd aan de voorzitter van de Kamer, de voorzitster van de Senaat en de voorzitters van de commissies voor Justitie en Binnenlandse Zaken van Kamer en Senaat. Op 16 september 2004 werd hierover een parlementaire vraag gesteld, waarop de dienst voor het Strafrechtelijk Beleid, belast met het opstellen van het verslag, een antwoord heeft geformuleerd.
Le projet de rapport portant sur l'année 2004 est en cours d'élaboration et de traduction. Le service de politique criminelle s'y attelle. Les données nécessaires à la rédaction de ce rapport proviennent de sources très diverses. Le dépouillement et l'exploitation de ces nombreuses informations nécessitent beaucoup de temps. Bien que les questionnaires aient été adressés aux divers acteurs concernés par ce problème en mai 2005, certaines réponses ne sont parvenues au service de la politique criminelle que fin 2005. Ces réponses tardives et les relectures qui s'imposent expliquent pourquoi ce rapport n'a pu être clôturé qu'en février 2006. Ce rapport précise donc les activités menées et les initiatives prises par le gouvernement belge en 2004 pour lutter contre la traite des êtres humains et la pornographie enfantine.
La démarche du service de la politique criminelle a été d'utiliser le parcours des victimes de la traite des êtres humains comme fil conducteur afin de donner une structure plus cohérente à ce rapport et à le rendre plus dynamique.
Une note préparatoire a donc été rédigée en ce sens par l'unité traite des êtres humains dudit service à la fin du premier trimestre de l'année 2005. Cette note dressait un canevas type général et non exhaustif du parcours de ces personnes depuis leur pays d'origine jusqu'au pays de destination - en l'occurrence la Belgique - dans lequel elles sont exploitées de diverses manières. Le but était que chaque acteur impliqué dans la lutte contre la traite des êtres humains puisse, d'une part, cibler le moment auquel il est susceptible d'intervenir et, d'autre part, détailler, en fonction de leurs compétences, les initiatives prises et les activités menées dans ce domaine au cours de l'année 2004.
Cette note questionnaire servant de base à la rédaction du rapport a été adressée au mois de mai 2005 à une quarantaine d'acteurs impliqués dans la lutte contre la traite des êtres humains, tant au niveau fédéral - Justice, Intérieur, Affaires étrangères, Coopération au développement, Affaires sociales - que communautaire et régional. Elle a également été envoyée aux acteurs du monde policier et judiciaire concernés. Les rapports d'activité des trois centres chargés de l'assistance aux victimes de la traite des êtres humains, de Child Focus et du Centre pour l'égalité des chances et la lutte contre le racisme ont également été consultés.
Ce rapport permet de constater qu'en 2004, la Belgique a maintenu ses efforts dans la lutte qu'elle mène, depuis de nombreuses années, contre la traite des êtres humains tant au niveau national qu'au niveau européen et international. Les initiatives existantes ayant fait leurs preuves sur le terrain ont été poursuivies et de nouveaux projets ont vu le jour afin d'optimiser la lutte contre ce phénomène.
Sur le plan national, l'année 2004 aura été particulièrement riche en la matière. Les avancées les plus importantes au niveau national sont : l'entrée en vigueur de la directive de la ministre de la Justice relative à la politique de recherches et de poursuites en matière de traite des êtres humains. En vigueur depuis le 1er mai 2004, l'évaluation de la Col. 10/04, prévue en 2006, permettra de dresser un bilan de l'application de cette directive sur le terrain et de cibler son impact positif mais aussi de dégager les lacunes éventuelles et d'envisager les modifications nécessaires pour l'améliorer.
La loi du 10 août 2005 met, notamment, en conformité notre législation avec les dispositions internationales en vigueur. Elle opère également une nette distinction entre la traite et le trafic d'êtres humains.
La redynamisation de la Cellule interdépartementale de coordination de la lutte contre le trafic et la traite des êtres humains et les réunions mensuelles de son Bureau permettent de maintenir en éveil l'attention du Gouvernement et constituent un lieu d'échange d'informations privilégié entre les différents acteurs impliqués dans la problématique. Divers groupes de travail ont été mis sur pied au sein de la Cellule en 2005.
L'arrêté royal du 16 mai 2004 relatif à la lutte contre le trafic et la traite des êtres humains qui redynamise cette cellule crée aussi le Centre d'information et d'analyse sur la traite et le trafic d'êtres humains, lequel doit devenir un réseau informatisé composé à partir de données anonymes provenant des divers membres de la Cellule de coordination interdépartementale.
La lutte contre la traite des êtres humains, phénomène criminel d'envergure internationale, a en outre connu des progrès notables dans les enceintes européennes et internationales en 2004, progrès auxquels la Belgique a contribué de manière particulièrement active.
Au niveau européen, la Belgique a ainsi participé au débat relatif à la délivrance d'un titre de séjour octroyé aux victimes de la traite des êtres humains. On peut notamment citer les travaux du Conseil de l'Union européenne, relatifs à la directive concernant le titre de séjour délivré aux ressortissants de pays tiers qui sont victimes de la traite des êtres humains ou ont fait l'objet d'une aide à l'immigration clandestine et qui coopèrent avec les autorités compétentes.
La Belgique a également joué un rôle de premier ordre en assumant la présidence du Comité ad hoc contre la traite des êtres humains, chargé de la rédaction de la Convention européenne de lutte contre la traite des êtres humains, convention dans laquelle les victimes de tels agissements occupent une place centrale.
En conclusion, j'attire votre attention sur le fait que la loi du 10 août 2005 porte dorénavant la périodicité de ce rapport à deux ans. Le prochain rapport couvrira dès lors les années 2005 et 2006.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik dank de staatssecretaris voor het lezen van het antwoord, wat uiteraard niet betekent dat ik in debat kan gaan. Deze week hebben de mensen van het Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding ons duidelijk gezegd dat het IAM, het Informatie- en analysecentrum, niet werkt. Volgens het jaarverslag lijkt alles nochtans perfect te werken. Als dergelijke jaarverslagen wettelijk moeten worden gemaakt, moet wel aan de voorwaarden ervan worden voldaan. En als de diensten de cijfers laattijdig verstrekken, dan moet de overheid ervoor zorgen dat ze dat wel tijdig doen.
Ik hoop dat we het rapport zo snel mogelijk in de commissie kunnen bespreken, evenals de rapporten van 2004 en 2005, zodat we een totaaloverzicht krijgen. In de overeenkomst voor het voorzitterschap van de OVSE werd weliswaar vermeld dat mensenhandel voor België een prioriteit is, maar in de debatten in het Parlement vind ik daar niets van terug. Ik vind dat frustrerend temeer daar de VN de komende jaren de illegale immigratie en tewerkstelling hoog op de agenda zullen plaatsen. In België is er voor dat onderwerp blijkbaar weinig tijd. Ik doe daarom een oproep tot de minister om deze zaak in het Parlement op de agenda te brengen.